icon 0
icon TOP UP
rightIcon
icon Reading History
rightIcon
icon Log out
rightIcon
icon Get the APP
rightIcon

De verliefde ezel

Chapter 3 No.3

Word Count: 2170    |    Released on: 04/12/2017

had gehangen, slipte zij weg door het eene portier van mijn reiswagen en verdween als een schim in

s! Gij, die in purpe

voorhang op en

er, De

had, dat Fotis, die minne herbergmeid,

, zeide ik; voor de he

u hebben willen waarschuwen voor die zelfde heksen en u een filter

t het terrein is nu vrij.... en door jou laa

agen, met twee ronkende slaven in elkanders rug, voór op den bok, geef ik mijn filter u niet. De woestijn was de kamer, waar mijn moeder mij baa

en aan een tirade uit Seneca, den treurspeldichter en ik ben bereid je te volgen waar

meê! lonk

de kussens, wipte ui

rhee

weêrstaanbare verleiding, en o

die met de teenen richtte en af trok haar pijl. Zij was zoo vluchtig als een vizioen voor mij. Zij voerde mij, ter zijde van de herberg, oogenblikkelijk in een verwilderd woud. De wind ruischte klagelijk door de

en je al een heks, al ben

En een heks zal ik worden als zij, wa

en schemer, schitteren hare kole-oogen en soms leek het mij, zag ik schitteren haar glimlach als om een bloemmond van roode

wij? riep i

e mij en rie

k dien maar met mijn voeten. Eenmaal zat hièr-zij wees mij in het midden een ronde, steenen plek-de Pythia op haar drievoet, dronken van

e en grauwe en blanke sluiers en zij was als een spiraal van geurwalm uit een geurvat. Zij wirrelde als een ijle, dunne wolk, die verijlde in d

p ik en ope

n te regenen in een vloed van vuur over de ru?ne van den Tempel en uit de maan vloot een zilveren zee en over

zeide zij; di

ld? vroeg ik e

Geef mij purper voor een keurs

lde als wraakgodinnen achter in mijn rug, om de heiligschennis geple

j; de voerman i

zien, zeide ik

wagen, in twee,

per van Thiatyra, allereerste kwaliteit. Maar h

enoeg voor een k

en parel, heel groot, gev

wat,

ls. Deze parels zijn de monsters slechts van de echte

cht in zich, want is demonischer en bedriegelij

parel en plotselin

i? is een land vervloekt, zeggen allen! Heer, ik ben bang. Spaar mij! Dat ik niet vluchtte, was, omdat ik u hoedde van klei

avus. Ik moèt n

oeden ons! En behoeden mij, die u mennen z

, dat ik niet goèd leefde.... Dit vermoeden was dan heel vaag, als een doortrekkende lijn van weemoed, door mijn brein heen, waarna mijn ziel in mij zwaar woog van een matte ontevredenheid en dàn verlangde ik ingewijd te worden in de mysteri?n van Eleuzis.... Maar nu sliep ik en ik dàcht niet meer aan Fotis en Demea, aan de

stbuffels voor. Hij zo? mijn menner zijn want e

r behekst! Hoeveel reizigers komen hier niet, die uit Thessali? komen en wie nièt is gebeurd, wat Crito, Chremes en Aristomenes meenen, da

ur werd de middag somberder en de regenvlagen, schuin, striemden wel eens de altijd straf trekkende buffels. Ontmoetingen hadden wij niet dan de gewone, langs den heirweg.... Een centuria lichte cavalerie, die zich naar Amfissa begaf, haalde ons in. Uit mijn wagen wisselde ik eenige woorden van begroeting met den centurio. Maar wij spraken niet van heksen. Bedelpriesters van de Groote Godin, Rheia Kubele, geleidden hun ezel, op wiens rug gesnoerd, in een kastje, het heilige bee

verde toen ik den wagen besteeg. Maar te blijven in dit kleine gehucht.... Het was ondoenlijk. De verveling grijnsde er mij tegen. Wij gingen. Davus

nd valt: wij moeten spoe

e niets dan den weg zic

echts in te slaan, bij

jlpaal ben ik rechts ingeslagen: ge

an maar

alenden horizon met verre dalen en heuvelende hellingen. In de veerte streepten zwart de regenstralen schuinende tegen de duistere kim. De wind loeide uit het Westen aan met een huilende woede over den weg, waarin telkens de wagen bleef steken, in de diepe moddervoren, w

en driesprong van wegen meer ontmoeten en ik zie.... ginds, v

en was zwart en zwaar van dreiging en onheil.... Dikke wolken dreven en woelden dooreen als met draaikolken en de wind scheen er dreigend door heen te joelen en er boven in het rond te wirrelen. En midden op den driesprong rees, op een korte zuil, een beeld. Ik herkende het

us

rschrikkelijke beeld! De godin, heer, der Toovermaan en der heksen! Help mij,

n de modder. Ik zag op. Boven mijn hoofd, in de zwarte draaikolk der wirrelende wolken, warrelden allerlei wilde gedrochten. Het waren vleêrmuizen met vrouwegezichten om een reusachtigen vampyr, die met vale fosforoogen loenschte. Het waren vleugel

Claim Your Bonus at the APP

Open