Andersens Sproken en vertellingen
be
ijn oogen gitzwart; hij was een knappe jongen en twintig jaar oud. Het ijskoude water hinderde hem niet, als hij zwom; als een visch kon hij zich in het water wenden en keeren, en klauteren kon hij als een aap, zich aan den rotswand vastklemmen als een slak; goede spieren en zenuwen had hij, en dat toonde hij ook door den sprong, dien hij eerst van den kater en later van de gems geleerd had. Rudy was de beste gids, waaraan men zich ko
iet tegen haar beste vriendin. Het gaat niet gemakkelijk, zulke dingen geheim te houden; het is als zand in een zeef, het loopt er doorheen; en spoedig was
Annette gekust; hij is met A begonnen
dusverre tegen hem wisten in te brengen; hij had Annette wel
tjes stond een windwijzer, een pijl, die een appel doorboord had: dat moest aan het schot van Tell herinneren. De molen zag er netjes en welvarend uit; deze liet zich ook uitteekenen en beschrijven, maar de dochter van den molenaar liet zich niet uitteekenen en beschrijven: zoo zou Rudy ten minste gezegd hebben, en toch stond zij in zijn
as; maar niets zit zoo hoog, of men kan het wel bereiken; men moet maar klauteren; vallen zal me
voortstroomt, terwijl zij alles in haar vaart meesleept. Tusschen de stadjes Sion en Saint-Maurice maakt het dal een kromming, buigt zich als een elleboog, en wordt achter Saint-Maurice zoo smal, dat er slechts plaats voor de rivier en voor den smallen weg is. Een oude toren staat hier als schildwacht voor het kanton Walliserland, dat hier eindigt, en ziet over de gemetselde brug naar het
n had, en keek eens in de stad rond; maar geen molena
d, die door het stille dal gelegd is, rustte; tegen een dier palen leunde een voorwerp, zoo onbeweeglijk, dat men het best voor een boomstam had kunnen houden; het was Rudy, die hier even stil stond, als op dit oogenblik de geheele omgeving; hij sliep niet, nog minder was hij dood, maar evenals er dikwijls groote wereldgebeurtenissen langs den telegraafdraad vliegen,-levensmomenten van gewicht voor den enkele, zonder dat de draad dit door sidderen of door een geluid verraadt,-zoo doortrilden Rudy machtige, overweldigende gedachten: het
ar! Goeden avond, Babette! Men valt niet naar beneden, als men het zich maar n
iep naar den molen toe; hij wist, wa
den hingen over de snelvlietende wateren heen; Rudy liep het pad op
d was e
atjen en
geweest was, dan zou hij die taal wel verstaan en begrepen hebben, dat de kat zeide: ?Hier is niemand thuis!? Maar nu moest hij naar den molen toe, om te vragen, en daar kreeg hij het bericht, dat de molenaar op reis
en dat deed hij dan ook en begaf zich over Saint-Maurice en Sion naar zijn dal, naar zijn bergen toe, maar wanhopen dee
als men over de bergen klimt, en dat is juist een weg voor een gemzenjager! Dien weg ben ik vroeger ook al eens gegaan, daarboven is mijn vaderland, waar ik als kind bij mijn gro
rij lang was, maar het schuttersfeest was eerst op dezen dag begonnen en zou de geheele week en nog langer duren; gedurende dezen geheelen tijd bleven de
ieper en dieper, zijn gezichtskring verruimde zich; hier een sneeuwtop, daar weer eer, en al spoedig de schemerend witte Alpen
l waren vol bloemen en groen, zijn hart was vol jeugdig gevoel, waarbij geen ouderdom en geen dood te pas komen: leven, heerschen, genieten! Vrij als een vogel, luchtig al
sneeuw, zag in de diepe kloven, zag den bovensten en ook den ondersten gletscher. De kerkklokken klonken hem in de ooren, als wilden zij hem een welkom in het land, waar hij zijn jeugd doo
nden nu daarin. Kinderen kwamen hem op den weg te gemoet loopen, zij wilden handel drijven, een bood hem een Alpenroos aan. Rudy nam deze roos als een gunstig voorteeken aan en dacht aan Babette. Al spoedig was hij over de brug, waar de b
et ware uit den grond opgerezen, sedert Rudy hier als knaap geweest was; het scheen hem toe, alsof zij ontstaan was uit al de lieve huisjes, die zijn grootvader gesneden had en waarmee de kast te huis opgevuld was, alsof deze zich daar neergezet hadden en krachtig opgegroeid waren, evenals de oude kastanjeboomen. Ieder huis was een hotel, zooals het genoemd werd, met uitgesneden houtwerk om de ramen en den gevel, met een vooruitspringend dak, keurig en sierlijk, en voor ieder huis was een bloemtuin aan d
d. Hier was muziek en gezang, lieren, trompetten, geschreeuw en rumoer. Huizen en bruggen waren met zinnebeelden en verzen versierd; er wapperden vaandels en vlaggen, de buksen deden haar g
y stond al spoedig onder hen en was de behendigste,
Walliserland spreken.?-?Hij weet zich ook heel goed in ons Duitsch te doen verstaan,? zeiden enkelen.-
en moed had Rudy immers altijd. Al spoedig had hij hier een kring van vrienden om zich verzameld, men eerde hem, ja, men bewees hem hulde,-Ba
het kanton
chter al spoedig te voorschijn kwam kijken met haar fonkelende, donkere oogen. Het had den rijken molenaar gestreeld, dat het een jager uit zijn kanton was, die de beste sc
schuttersfeest, gelijk de molenaar te Bex de eerste door zijn geld en zijn goeden molen was. Zoo drukten de beide mannen elkaar de hand, hetgeen zij vroeger nooit
vele groote steden, die zij hadden gezien; zij hadden naar zijn meening een verre rei
dy. ?Ik ben over de bergen gekomen; geen w
ij ziet er mij juist naar uit, alsof ge den nek n
eden, als men het zich maa
hen af te leggen: hij was immers uit hetzelfde kanton als de molenaar. Dat was voor Rudy een gewenscht aanbod, het geluk was hem gunsti
familie behoorde, en een glas werd er leeggedronken op het welzijn van de
on weerhouden, hem daarvoor de hand te drukken. Zij liepen naast elkaar, als waren zij oude kennissen; zij sprak en vertelde, en het ging haar heel goed af, meende Rudy, zooals zij het belachelijke en overdrevene in de kleeding en den gang der vreemde dames deed uitkomen; zij deed dit volstrekt niet om te spotten, want er konden rechtschapen, ja, lieve, goede menschen onder zijn, dat wist Babette wel, zij had immers zelf een petemoei,
j te Bex geweest was, hoe goed hij den molen kende en hoe dikwijls hij Babette gezien had, terwijl zij hem waarschijnlijk nooit had opgemerkt; en onlangs, toen hij in den molen geweest was en we
aag hij haar mocht lijden,-en dat hij ter wille van ha
es; het was haar, alsof h
daar in pracht en glans, omgeven door den boschrijken krans der naburige bergen. Alle menschen
schooner dan hie
i Rudy en kee
uis terug!? zei hij ee
!? fluisterde Babette. ?Het z