De kinderen van Kapitein Grant, eerste Deel (of 3)
r van de hu
tegen den avond aan; de Duncan slingerde vreeselijk; de dames kwamen dan ook n
bij het krieken van den dag lord Glenarvan, den majoor en den kapitein op het dek opzoeken. De opgaande zon leverde een prachtig gezigt op. De fakkel van den dag, gelijk aan een op de manier van Ruolz vergulde metalen schijf, verre
iers van het jagt deze verschijning
"Het voorspelt een schoonen dag. Ik hoop, dat de wind gu
!" antwoordde lord Glenarvan, "en wij hebben ge
lang duren, l
en," sprak lord Glenarvan. "Vorderen wij g
machine van eenig vaartuig beter met elkaar in verband; gij ziet ook, hoe effen het zog van het jagt is en hoe gemakkelijk het de golven klieft. Wij vorderen zeventie
r wij vijf weken verder
"ik hoor het, en mijn hart heeft gek
n de zee, miss Mary?"
et veel hinder van. Overigens z
jonge R
achine is, dan zit hij op den kloot van den mast. Dat is eer
zagen daar Robert hangen aan de toppenanten van het klein voorboven bramzeil,
in en beloof u kapitein Grant spoedig een wakkeren knaap te zullen
mijnheer John!" an
niet, wij worden geleid. En sla dan eens even het oog op al die moedige mannen in dienst van zulk eene schoone zaak. Wij zullen niet alleen in onze ondernemi
este man, Edward!" z
e bemanning op het allerbeste schip. Bewo
het meisje, "ik bewonder haa
inde
oor de zeedienst moeten opleiden, en in geval van nood zou ik misschien
, miss!" riep
et kapitein John; want hij kan maar niet toegeven, dat er een schooner beroe
ik, dat miss Grant beter op haar plaats is op de kampanje dan in den mast o
j de Duncan bewondert
lle verdient,"
k lust krijg om het eens tot het onderste scheepsruim toe te bezigtig
e John; "zij zijn daar
Caledoni?! Het is een losgerukt stuk van het graafschap Dumbarton, dat door een bijzondere gunst blijft drijve
houd dan de eer van uw kastee
de Glenarvan; "maar sta mij toe, dat
an gewigt, dat hij, hoewel een Schot, verdiend zou hebben een Franschman te zijn; overigens
arvan, alsof er sprake was van een uitstapje naar Tarbet of het meer
kte een deft
, majoor?" vro
eveelt," antwo
an zijn sigaar; stoor hem daarin niet, want ik zeg u, hij is een
eweging, en lord Glenarvan en zijn
bleef stokstijf staan en keek op het achterschip naar het zog van het jagt. Na zoo eenige minuten uitgezien te hebben, keerde hij zich om en zag nu een ander persoon voor
nszins dat terugstootend voorkomen van die deftige personen, die uit beginsel nooit lagchen, en die hun onbeduidendheid onder een ernstig masker verbergen. Verre van daar. De zorgeloosheid en de beminnelijke eenvoudigheid van dien onbekende bewezen duidelijk, dat hij gewoon was menschen en zaken van den besten kant te bezien. Maar eer hij nog gesproken had, gevoelde men, dat hij een prater en vooral zeer afgetrokken was, zooals degenen, die het voorwerp niet zien
agere man was misschie
ep om Mac Nabbs heen en zag hem vragend aan, zonder dat deze moeite deed om te weten t
n, zoodat hij wel een wegwijzer op den grooten weg geleek, rigtte hij het werktuig op de lijn, waar lucht en water ineenliepen; na zoo vijf minuten gekeken te hebben, liet hij den kijker zakken en hem op het dek nederzettende,
imlacht hebben. Maar de majoor vertrok geen spier van zi
een tongval, die duidelij
te vergeefs: er
p hij nog eens, m
juist voorbij. Men kan denken, hoe verwonderd hij was, toen hij zi
j bij zich zelven. "Een vriend van
e kampanje en nade
hofmeester?"
rdde Olbinett; "maar i
sagier uit de
herhaalde de
En gij h
bin
n geen zes en dertig uren heb ik iets gegeten, of liever, ik heb zes en dertig uren achtereen geslapen, hetgeen wel te vergeven i
antwoordde Olbine
, maar daarmede ging heel wat tijd weg, da
n, Olbinett! geef mij dan intusschen een beschuit en
nbekende maar onophoudelijk door en sprong met buiten
! En de eerste stuurman? wat doet de eerste stuurman? Slaapt hij ook nog?
rscheen John Mangles aan
kapitein," z
nnis met u te mogen maken, kapi
r John Mangles, niet minder, omdat hij zich "kapitein Burton" h
babbelde
d niet gedaan heb, komt, omdat ik op het oogenblik van het vertrek niemand wi
n op, en zag nu eens Olbinett
hij, en zijn wij oude vrienden. Laten wij nu zamen wat pra
de Scotia?" zeide J
dan het karakter van zijn gezagvoerder, den braven kapitein Burton. Zijt gij misschien verwant aan den
evenmin een bloedverwant van den reiziger
dan op dit oogenblik met den eersten s
een gek of met een losbol te doen had. Hij wilde juist een kort en bondig antwoord geven, toen lord Glena
t goed. Ik hoop, dat gij mij zul
omst van John Mangles af te wachten, sprak hij miss Grant aan als "mev
van," zeide
men alle vormen zoo niet in acht nemen; ik hoop, dat wij spoedig kennis zullen maken, en dat d
gen moesten. Zij begrepen niets van de tegenwoordi
spreken, mijnheer?" vroeg
ipzig, Londen, Petersburg en New-York, honorair lid van het koninklijk instituut voor de land- en volkenkunde van Oost-Indi?, die, na twintig jaren doorgebragt te hebben met de
inrigting van het oog, waardoor me