De Koran
e dag,
oordeel,
chs vader,
kenis van dat woord,
veroordeel
an den profe
n des profeets
God, V, 1
istenen, zie
zie
en, I
Bed
r menschen
er beteekenis onbekend, is II, III, VII, X, XI, XII, XIII, XIV, XV, XXVII, XXIX,
anvang
innen omtren
er wereld
XIV, bl.
en, I
zie Vrou
bl. 441, n.;
e zaak van den godsdie
js, XL
6, VII, 7
, 160 en volg.; XXVII, 55 en volg.; XXIX, 25 en vo
broeder
al gered wor
ered, XX
8; XV, 6;
n, zie Ges
paal van het par
ht, zie
eken van den jongs
rblijfplaatse
ieren, Aantal da
IX, 71; XI 85, 98; XV, 78; XXII, 43; XXVI, 176;
ten, zie
(De),
zie M
gewoonte bij het
, IV, 49, n.;
, 80 en volg.; LIII, 1
zondaar te zij
eletterd profee
Schriften aang
Mozes voors
Jezus voors
gel der profet
oor de bemiddeling van den en
abri?l duidelijk gezie
laster en spotternijen,
e, noch een waarzegger, VII, 183–188; XXI,
roombeelden,
bestraft,
ienstigheid,
ersoonlijk zijn gedaan.
gedurende zijn aposte
oek, A?sha. Zijne nach
m verschuldigd is, X
van eene plaats niet t
het lange uitblijven der hemel
kindsheid, of toen hij naar
berg Jafa,
jk de huizen zijner
zoon Abtar (kinderloo
l met een bli
de namen bij de Muz
en, zich aan hem te o
lgelingen, X
I, 20, n.; VII,
buit onder de Mo
acht graven,
nd dat hij vredelievende bedoeling
de aan tachtig on
j de expeditie van
om te Med
passie niet a
iden zijner mansc
tegen zijne vija
voor zijne prediking all
et ongeduldig te
Pro
enomen zoo
rouw, zi
al vrouwen verwe
odslastering ui
orouders,
de droefheid van zi
adigden
d omtrent geva
aad door deze ver
XVII, 82
oden van den Egyptenaar d
voortbrenging van ee
ner vrouwen
n den Kora
cht, V,
en Gods ondersteu
, VI,
, XXII
gedood, X
de zending van pr
en hemel, XV
xpeditie van Al Hod
te Medina,
en van den stam Kore
ragen om rijkere
, XVII
omtrent vrouw
n dat hij moch
etgezellen,
en, VI,
, zie A
enst, z
, XVII
de spelonk
ijk de persoon die Jozef
ij de folteringen
gel die met het opzicht der
lders, z
kwakels, II, 54;
e G
g (De)
, zie Al
II, 31, n., 37–42; IV, 169; V, 79; X
e Isra?lieten bel
praak moeder Gods
ehoeften en gebreken als de overi
e G
st, Zie
naar een palmb
der X
engel, II, 9
XXIII, 23, n.
en (Valsche) ver
-XXXIII, 13.-XLVII, bl. 5
e M
vlu
luchte
Yat
ar langs de engelen ten
elals,
an de kuil
riesterlijken dienst
l. 400, n.; XXVIII 419, n.; XXIX, bl. 429, n.; XXXIX, bl. 491, n.; XLII, bl. 510, n.; XLIII, bl. 515, n.; XLIV, bl. 520, n.; XLVIII, 24; LV bl. 555, n.; LVII, bl. 562, n.; LX
Med
willen een engel
zie E
II, 5; XXIII, 12 en volg.; XXXII, 6 en volg.; XXXVI,
XVII, 12: XX
ak geschap
van klei, X, 23
standvasti
, n.; XVII, 69, 85; XXIX,
stig van aa
allen uit een eenli
et de bewaring van h
en zij slechts éé
echts een enkel
ing brengen
ft reeds vóór de schepping God
ij Mekka, II,
IV, 156, 170;
vernietigen als het
van Aboe Bekr
bedekte, LXXI
De engel)
ebed, I
, zie
n; straffen op hen nederg
XXVII, bl.
, zie
e), II
i, beteekenis da
n vallei
an Pharao,
tusschen een man en
, zie M
en, XII
, zie
aad,
openbaar
n, Sodomie of Ped
n; overspel
straffing da
d in de spelonk ze
Gods, z
twee der heers
IX, 101; buitver
d, zie
ispelijk gedrag; straf van
?sme, z
, 95; V,
g op Mahome
r, zie On
, VI,
ij wettelijk kan huwen
en plaats maken voor den profeet en de me
die zich bij den slag van
d, zie Z
t. Zie P
83; XI, 99; XVII, 103; XIX, 5; XXI, 49; XXII, 43; XXIII, 47; XXV, 37; XXIX, 38; XXXII, 23
water uit de
I, 101; met God, 139; XXVI, 9
or Pharao, XX, 60
nis, XX, 8 en vo
en avonturen, X
envloeiing der beide
zijn dienaar, XV
A?ron, XX, 94; zie Is
ant en prof
beschuldigd
s voorbeeld get
n met een brande
nderd, 18 en volg. Hij vat de
brek, ontstaan
jne moeder te vond
wordt zijne zo
een Egypten
roeder,
ing der
edurende de eerste twintig da
roefd tot zijn
erd, XX
s vrijdags God te a
r ware geloov
en voor vrouw
taf, 30
ngeloovigen, bedrieger
rao, II
e tusschen zijne oogen v
schoonh
kens te toone
nnen bestijgen d
men omtrent zijn doodvonni
ng, XVII
voor hij zijne zendin
er de Egypten
wdvader, z
oeder, z
dood,
w, XVII
n, II,
lofrede op hen, II
ri?n,
hel, zie
plichten omtren
n, IV,
arlijks de gebeurtenissen voor het daarop
ebed,
van Abrahams z
ouders en bloed
n knaap,
e vrouw,
van een kinder
r van een kind
vriend,
pen, IV, 8,
s aan sommige kameelen en
omet, zi
g, CIII
g-gebed
der Kebla,
n na het avon
n, XLV, bl.
God, I
rpen, I
ding, zi
ijd met Abraham o
straf, X
3, 18; XXI, 76; XXII, 43; XXIII, 23 en volg.; XXV, 39; XXVI, 105; XXIX, 13; XXXVII, 73;
ot, X
n paar dieren van iedere
Heer hem te wr
edverwanten
huis,
gezonden werd om te
m in het geloof en de ha
amech; Moeder
, zie
nis daarvan,
XIX, 67 n.; XX
ver de opstand
gebed,
lans, XC
n te Mekk
ngen,
. Van Adams
, zie
bi Moait,
, CV, bl
den berg Sina
ring, zie K
der rechte
Rec
én godsdienst bel
Khalf, XV
en, zijnde Sodom e
Penta
n de spelon
profeet,
n beteekenis daa
van den mensc
ge doode
rtrouwde goeder
heiding
laars, zie
sschen de prof
r dooden in het
ijs II
n het graf,
na, zi
zaamheid
rofeet, II
gezant (Mahom
of, IV
ge (Eblis
Arabieren,
.; XVIII, 84, n.; XXXII, 30, 40 en volg; LXXIII, 11–1
toekomstige leven, VI
III, 8, 11
id, VI, 109–111;
trent de geloovigen
s meeningen, geene
len, III, 187; VIII, 40;
eloovig ster
n naam verdi
s over, dan zich op
omtrent Jezus
s één hoofdstuk des Koran
n Gods weg
Huich
vrouwen, L
nder de mensch
n een moorden
an zware las
van den oor
e dingen,
endienst onder Salomo'
enis, X
van den Sab
den, VI
he Arabieren
dheid,
d van den duiv
, VI,
homet, zie
ugens leen
ekt het uit, volgens de heilige bo
X, 67 en volg.; XLIV, 9 en volg.; L, 16 en volg.; LIV, 6 en volg.; LV, 35 en volg.; LXVIII, 42; LXIX, 13 en volg.; LXX, 8 en volg.; LXXVII, 7
hen, XVII,
eken, V
t vee afsnij
9 en volg.; IX, 123, 124; XLV
schoond is, IX,
muzelmansche
Ontho
ijdrage,
oor de geloov
vuur, z
Gods zaak,
lijk boek,
bedekken het aang
eekwoord, zie
ing, II
een gedeelte d
93; VIII, 65,
r der), X
bij, z
ozef,
rans, z
s, I
boek,
ing van huichela
ringen
e G
r spelonk,
weg,
n men in 't Arabisch een t
g van plaa
ofd, zi
om den Koran te on
profeet,
n vrouwen, zi
nd, I
ng, XXXV
X, 69, n.; XXII, 5; XXIII, 37, 82; XXVII, 65 en volg.; XXX, 49; XXXII, 9 en volg.; XXXIV, 7, 8; XXXV, 10; XXXVI, 77 en volg.; XXXVI
bba Eb
ingsdag
ij het geb
an dooden,
n, diens bekeer
Abraham bij Izaaks
Zacha
30; XVII, 34; XXIV
ligen,
e S
r kinderen Isr
r namen van den jongsten
g, XLII,
te Bedr, X
of Esdras; diens lotgeval
en, I
–24; XIX, 61–64; XXXV, 30; XXXVI, 55 en volg.; XXXVII, 39 en volg.; XXXVIII, 48 en volg.; XXXIX, 2
door Mahomet verw
, IX, 3; XXII
I, 153, 192, 193; III, 91;
worpen steden (Al Motakifat
chus, II
oordeels niet met schrik zulle
uit den put trok,
XVII, 12; XXVIII, 2 en volg.; XXIX, 38. XXXVIII, 11 en volg.; XL, 25 en volg.; XLIII, 45 en volg.; XLIV, 16 en volg.
emel bereiken,
er staken,
wen, om den God van Mozes
dieren bewaa
loovige in zij
vrouw z
tvaardige hand
ver Mozes' antwoo
ijne onderdanen aang
k, I
j zijn uite
Gods troon,
roeping
g der ar
schrift voorb
XLIII,
gyptenaren
zie J
huwelijk daarvan,
n hem geloofden, vergaderden
rachting,
rent de vrouwen na de e
erwanten, zie
nde binneng
r, XII,
ouw, zie
ot zoon aann
en die hij gebr
homet (De),
geloovigen jegens hem, XXIV, 63:
bedriegt ni
a verdrev
t eener expeditie naa
e Dhu' Lkefl,
Hoed, Lot, N
Omwik
Verma
elingen of apost
ijn, XXI.
enbaring van een eenigen
chillende graden,
geen onderscheid tu
n hen geloo
, XXXIII,
lsche),
bl.
e G
Onder
), XVII, 57
XII,
voornaamste bewon
er of heer,
zie Zo
a, I
Al), XV
waarin de Koran wer
), XXV,
ndslag of bas
Arkbewoner
God zendt di
len, dat zij dien aan sommige ster
p de achterbli
zie Schei
mkoopen, I
eg verlat
hapen,
ardigen
id, II
, zuivering
gebrek aan wa
eten door de woe
vier maan
hemel, z
die des nachts haar dagwe
zee, XVII,
s (De) X
t opmaken daar
de of profe
en,
j het gebed
bij het gebe
zie Be
Kau
n, zie
Caaba bij een pelgr
verdrinken da
LIV, bl
meeningen daa
, 10 en vo
, zie
keeren,
aats,
gebruik daar
Isra?
XVIII
I, 22 en volg.;
van dat lan
en van Aboe-Bekr, een
van den), II, 6
n apen en varkens
chending
ven, zullen beloond worde
e E
n berg,
n der vrouwen van den
demon, XXX
I, 64; XXVI, 142 en volg.;
e P
II, 96;
wijsheid en zijne m
den, XXI, 81, 82; XXVII, 17 en
eschiedde, XX
ds erfgenaam
als pelgrim na
van paarden,
ies van de
s, XXV
ingin van Saba tot v
raak, XX
XXXIV
maakt het gouden kalf voor d
der ongeloovi
XVIII
hutspatroon k
de dade
nigde),
e E
verle
bedrog,
zie Th
(De),
XXXIX, bl
etaling daar
ommigen, welke het voornemen daartoe h
het niet houden
t wegzenden der
odsdienst
rechter
an het verb
, 68 en volg;
r, zie
wereld, XVI, 67 en
d daarvan, XIII
en der aard
ensch heeft ge
h heeft geschapen, XVI,
XX, 5; XCVI,
rde, zi
en hoofden der pel
gebeurteniss
zaak, zie
is verboden die t
t, II,
ers, zie A
, zie Ver
sching, zie B
r de Joden en de Christene
Joden en Christenen, XXIX, 45; zij zij
des hemels
zie Schuld
men die moet beh
ing en Schul
troon, z
, zie
of bron in het p
kwijls, in het oosten, in zand
die het denkbeeld van het para
er van Noach,
van Mozes, VII, 83, n.; XI: 85 en volg.; XV
XXXIII, 7
153; VII, 170; XX, 82; XXVI
zie Vri
en deel der
n der spelonkbew
n van den jongsten
van Hone
van diere
te Bedr, X
I, 104, z
, 32, 33, zi
nnen,
daden,
t leger van Abraha Ebn a
teekenis daarv
n wind vernie
Bew
kenis daarva
, zie
ucht van),
en,
XVIII, bl
n slapers
nden iemand naar d
e s
XXIX, bl.
ers,
der Oosterli
, zie V
igen, Jericho of J
àz. Zie
e A
er Gods,
homet en zijne expeditie
oor ongeoorloofd dat de me
ie
Tha
e voorstellingen van
angen verand
oest IX, 71
n in Sodo
raf daarvo
ken op den dag des oord
, LI
. Wat zij zijn, XV, 16 en volg.;
daarvan is ve
ouwen van kooien
56; VI, 6
vragen God te
van God en zijn
n des duivel
enaars, XV
des oordeels
l, VII,
n Eva, VII,
ndienaars,
oordenaar,
lmoezen niet stipt
rspelige
s volk, XL,
ngeloovige
aartoe in staat gel
ovigen, XVIII, 5
e G
God, II, 133
oor Gods z
en beslist
ondsgesternte
vogels, X
en mond gel
ing, zie
ing, zie
ing van), IX
l. 152,
en hemel geko
II, 142,
fgod, II, 257 en volg;
ut,
banaan,
, zie
Saul, II,
n kleine heest
in in het paradijs
n, VI
den dag des oordee
het aannemen en ver
, XXIV,
n Coba, I
e C
ot God, II,
, 176 en volg.
ervals
X, bl.
et, zi
t, zie
63, zie Tagh
t, zie
d, XXI
ie tot den afgodendien
hunne kameelen beurten in h
an, VII, 71, n. Zie verde
d, zi
V, 80; XXII, 43; XXV, 40; XXVI, 141 en volg.; XXVII, 46; XXIX, 39; XXXVIII, 12; XL 3
LXXXIII,
47 en volg.; 70, 72, 110; VII, 156; IX, 112; X
elukzaligheid,
ekere Arabische vors
zie Ham
VI, 32; XLII, 19
tsoord,
, zie
t, I
van deugd, L
De), II
(De), VII,
volg.; XX, 53 en vol
, V, 110
tot Mozes sprak, XX,
vijandeli
n den jongsten dag, XXXIII, 103; XXXVI, 49, 51,
e K
van vrouw
, II
hunne hardvochtigheid
radijs. Men vindt dit me
zie Opgev
oofsgeschill
ens Jezus
Maria,
geldstukken,
braham,
Joden over de een
laars,
Mahomedanen,
deren dezer we
erboden valsche te
er Arabieren,
van den dood der of
h in de ark
in de spelon
schen twee prof
uk des Korans samen te s
den goede,
n zonda
n het boek, V
, die Jozef uit den
ng, XXI,
onder verlof de kamer n
middaggebe
nachtgebe
chtendgebe
el is aan geen twijfel onderh
ot God die te late