Van Orenburg naar Samarkand
or zij u aan Kazan denken doet. Hare torens, hare minarets, eenige moskee?n geven haar iets eigenaardigs. Reeds zoodra ge de straten van Oren
ild; daar een Kozak van den Oeral, die tucht noch wet kent. Ginds, een man uit Bokhara, met een langen baard, een statig en ernstig voorkomen
ek, die hier van alle kanten samenkomen, somwijlen vanzeer ver, te paard of op kameelen, meestal alleen, maar soms ook met hunne gezinnen. Zij brengen koeien, ossen, schapen, allerlei soo
looft, men kijft en klapt in de handen: dit alles veroorzaakt een rumoer, waarvan een vreemdeling zich bezwaarlijk een denkbeeld vormen kan. Deze Beurs of bazar is een zeer groot vierkant gebouw, met eene ruime binnenplaats in het midden; langs de vier zijden bevinden zich de winkels, die
, die op een hoop liggen. Deze waren zijn van verschillenden aard: vooreerst allerlei soorten van kleedingstukken, wollen en andere stoffen, en vooral tsjapans of kamerjaponnen van allerlei grootte, kleur en prijs. Dit kleedingstuk heeft langs de grenzen ontzaglijken opgang gemaakt; iedere russische werkman of kleinhandelaar draagt hekende, wilde ik hem proeven. Hij was veel minder sterk dan ik gedacht had, maar daarentegen zeer zuur. Echter moet ik er bijvoegen dat de koumis, waarin deze dam
ilderd; nog verder verdringt zich eene kudde runderen of schapen, en om de dieren krioelen koopers, verkoopers en toeschouwers bont dooreen. Daar, verder op, ziet ge ontzaglijke hoopen wol:-de koopman is bezig, de natte wol uit te zoeken en van de droge af te zonderen; dan, nogmaals schapen, koeien, paarden; da
ment hem geene tegemoetkoming van acht roebels per dag, dat is ongeveer zestien gulden, had toegelegd. Zijne excellentie leefde nu zeer zuinigjes, en verteerde voor zich en zijn gevolg niet meer dan twee roebels per dag: hetgeen hem eene zuivere winst opleverde van zes roebels in een etmaal. Ik moet echter daarbij voegen, dat het gezantschap voor rekening van de russis
ar waarschijnlijk was ik wel de eerste, die met dit brooze rijtuig een tocht ging ondernemen van twee duizend wersten over meestal onbegaanbare wegen. Nadat ik mijn mand had volgepakt met alle voorwerpen, die een kunstminnend toerist onmisbaar zijn-papier, portefeuil
n en moeilijkheden van allerlei aard, die u telkens uw geduld doen verliezen. Bij iedere halt is het eene nieuwe ruzie met den chef van het station; onderweg ligt ge voortdu
op uw weg ontmoet, worden half door Kozakken, half door Tartaren bewoond: goede, brave lieden, met wie de rei
ing van de rivieren de Oeral en de Or, de eerste van het noorden, de andere van het zuiden komende. Evenals aan de andere stations, bestaat er wel eenige kans dat gij een
og eens en luider: geen antwoord. Wat te doen? Wachten. Zoo wacht ge dan. Eindelijk ve
ang? Paarden
zijn hier g
ke antwoord. Echter laat
r kan ik ze
rge
at ziet er
burgerman, dan schiet er niet anders over, dan in den zak te tasten. De ontbrekende paarden komen dan ook weldra voor den dag. Meen echter niet, dat ge nu uwe reis kunt vervolgen. Niet zoo haastig! Er ontbreekt of hapert altijd iets, hetzij aan de teugels, hetzij
ringen ter zijde; zij breken de touwen en slaan den boom tot splinters! Dan begint alles weder van voren af aan. Ten langen laatste zijt ge toch op weg; nu gaat het voort, in vliegenden ren; maar telkens moet ge halt houden, zonder dat ge met mogelijkheid bevroeden kunt waarom: dit is het geheim van den koetsier, die geheel zijne eigene luimen volgt. Al de iamtshiks, Russen zoowel als Kirghisen, schijnen er bovendien vermaak in te vinden, hun zweep te laten valle
sen, want deze nomaden hebben bereids hunne zomerkampementen verlaten. Die halve wilden zijn niet allen herders; velen onder hen houden zich in deze streek met graanbouw bezig; het brood is hier dan ook buite
, en ondanks mijn pels van schapenvacht zit ik dan te rillen van koude. Op den middag daarentegen druppelt
blikken. Men weet hoe schuw deze voortreffelijke dieren zijn. Het gebeurt wel eens, dat wij hen te dicht naderen: dan vluchten zij in galop, naar alle kanten, met den staart in de lucht, als verschrikte koeien. Niets is grappiger, dan zulk een tooneel. Met zijne korter voor- dan achterpooten, maakt de kameel, als hij draaft of galoppeert, een allerzotst figuur. In de vlakten van Orenburg ziet men meer tweebultige kameelen dan dromedarissen; de reden hiervan moet gezocht worden in de meerdere
en een stokje in de opening, waaraan het touw wordt vastgemaakt, dat als toom dient. Dit touw wordt dan doorgaans gehecht aan den zadel van den ruiter, die aan de spits der karavaan rijdt; het arme dier kan dus geen misstap doen, of ook zijn tred een weinig vertragen, zonder dat zijn neus wordt opengereten, en het bloed hem langs den bek vloeit. Somwijlen gebeurt het, dat door het voortdurend trekken en rukken, het koord breekt, of de neusvleugels worden afgescheurd. In elke karavaan zag ik verscheidene kameelen, die hevig uit den neus bloedden; bij sommigen was een gedeelte van de bovenlip afgescheurd of hing er bloede
moskee te
l. Deze beide vestingen zijn tusschen 1840 en 1850 gebouwd, en worden door Kozakken-famili?n bewoond. Het oprichten van deze en nog vele andere forten was een zeer verstandige maatregel, waardoor een einde werd gemaakt aan de telkens herhaalde strooptochten der roofbenden uit Khiwa, die ieder jaar tusschen de twee- en driehonderd Russen als krijg
Turkestan (van de
nemen in eene kibitka, zoogoed mogelijk door een veld van biezen tegen den wind gedekt. Gelukkig heeft men tegenwoordig althans niets meer te maken met de Khirgisen. Kozakken, tot de bezetting der forten behoorende, zijn belast met de
n bestaat uit een plompen zwaren koepel, rustende op een vierkanten onderbouw, van omstreeks vier el hoogte. Het geheele gebouw is uit leem opgetrokken, zonder dat daarbij een enkele steen is gebruikt. Eene smalle en lage deur geeft toegang tot het inwendige, da
nde de
wij hadden den oever van het meer Aral bereikt, op vijf-en-tachtig kilometer afstand van het fort Kazali. De heirbaan volgt slechts even den zoom van dit groote meer. Op den oever zaten en stonden groote vogels, zwa
zer binnenzee werd overdekt, die steeds in omvang afneemt, en ongetwijfeld spoedig geheel zou zijn uitgedroogd, indien