Andersens Sproken en vertellingen / Morgenrood
de kamerkat wi
, die er overheen lag, oplichtte. Twee gele oogen met zwarte randen kwamen er uitkijken, fonkelend en wild, als wilden zij zich vastb
een luiden gil en deinsde terug; maar zij kon toch h
t door iets afschrikk
rd!? zei Rudy. ?Ieder he
den nek niet gebroke
ordde Rudy, ?en dat doe ik
? zei de molenaar en lachte; en dat w
om razend te worden, zooals hij ons aanki
, en de molenaar zette
an je wel drie vrouwen ond
u!? riep
de molenaar en klopte den jongen A
il. Zij hebben elkander een kus gegeven en hebben het den ouden molenaar laten zien. Dat is zoo goed als een verloving. De oude man was goed gemutst; hij hield zijn kl
r zijn watersluier laat waaien; ijsguirlandes, uit phantastische ijskristallen samengesteld, hingen fonkelend aan de met sneeuw bepoederde dennen. De ijsjonkvrouw reed op den suizenden wind over de diepste dalen heen. Het sneeuwdek strekte zich heelemaal tot aan Bex uit, de ijsjonkvrouw kwam ook daarheen en zag Rudy in den molen zitten, hij zat dezen winter meer in hui
r en steken hun hoofden bij elkaar!? zei de