Andersens Sproken en vertellingen / Morgenrood
sjonk
een geweldige vaart voortstroomt van haar bron onder den groenen gletscher, het ijspaleis, waarin de ijsjonkvrouw woont, en vanwaar zij zich door den scherpen wind laat opstuwen tot op het hoogste sneeuwveld, o
teden zijn verpletterd en verdwenen!? Hooger verhief zij haar trotsch hoofd en keek wijd en zijd met oogen, die van dood en verderf straalden. M
der de aarde, van daar dat geknal als van geweerschoten. Als ik mijn ka
en wuivende pluim der locomotief, die op den nog pas geopenden spoorweg zijn stoet voorttrok,
ten!? zei de ijsjonkvrouw. ?De macht der natuurkrachten is toc
ine naar beneden!?
eerscheres der natuurkrachten is. Omstreeks dezen tijd trok over het sneeuwveld, waar de ijsjonkvrouw zat, een gezelschap van reizigers; de menschen hadden
achten!? En zij wendde den blik van het gezelschap af en keek
trotsch als een koning alleen! Ginds zitten zij op een hoop! Daar slaapt de eene helft! En als de stoomdraak stilho
n lawine!? zei men
den stoomdraak zaten; ?twee harten en één slag,? zooals het
?Ik ben er bij als he
, millioenen Alpenrozen heb ik geknakt en gebroken, zelfs de wortels spaarde
n lawine!? zei men