Stanley's tocht ter opsporing van Livingstone / De Aarde en haar Volken, 1873
n eene zeer gezonde luchtstreek gelegen. Hooge, vierkante, van leem opgetrokken muren omringden eene menigte kegelvormige hutten met spits toeloopende daken, waarin ongeveer een duizendta
lei van de Makata, met hare heldere, snelvlietende wateren, als zilveren snoeren door de vlakte kronkelend; hare palmbosschen, hare heuvelen en bergen, in grootsche lijnen zich aansluitende aan de bergen va
ijn Farquhar hebben herkend in dien bleeken man, met vreeselijk gezwollen beenen, die zich met groote moeite voortsleepte. Ik liet ons kamp op een luchtigen, frisschen heuvel opslaan, en den zieke daarheen brengen. Verder wist ik niets te doen, want ik kon zelfs niet gissen wat hem eigenlijk scheelde. Hij was zeer gelukkig dat ik hem ge
voorttrekken, tot wij eindelijk den noordelijken oever van het meer Oegombo bereikten, in de nabijheid van de berg van gelijken naam. De oever van dit meer bestaat, over eene breedte van minstens zestien ellen, uit een ongenaakbaar moeras, geheel met rietbosschen en waterplanten bedekt, waartusschen het rivierpaard zich met zijn log lichaam een weg baant. Hier komen giraffen, buffels, zebra's, wilde zwijnen en kudden van antilopen, tegen het vallen v
as geweest. Hij had zijne tent opgeslagen onder een reusachtigen, wilden vijgeboom, en onthaalde zich sedert twee dagen op schapen- en ossenvleesch en melkspijs. Hij scheen nog niet van voornemen om spoedig de moeielijke reis te aanvaarden, die wij zoo pas hadden afgelegd, en deed zijn best om ook mij over te halen, hier te toeven en mijn manschappen en mijn beesten een paar dagen te laten uitrusten. Het was aanvankelijk mijn plan geweest, zoo spoedig mogelijk Oegogo te bereiken, dat mij als het
zorgen. Ik vond voor hem eene zeer geschikte verblijfplaats in een der vele dorpen van deze liefelijke landstreek. Leucolé, het opperhoofd van dat dorp, een man, wiens gunstig uiterlijk mij dadelijk v
en bergpassen schieten; maar het water is hier afschuwelijk. Aan deze omstandigheid ontleent de vlakte, die Oesagara van Oegogo scheidt, haren naam van Marenga-Mkali, dat wil zeggen, bitter water. Ondanks den afschuwelijken smaak, drinken de Arabieren en de inboorlingen dit water, zonder daarvan eenigen hinder te ondervin
al geweren, vlaggen, trommen en trompetten. Onder luid gerucht van muziek en gezang en geschreeuw, toog men op weg. Die opwekking was we
Wij naderden een dorp; een man van zekeren leeftijd hoedde in het veld eene kudde runderen, maar zag plotseling verbaasd op, toen hij mij gewaar werd. Hij staarde mij een oogenblik aan, en riep toen met eene luide stem, die ver in het ronde weerklonk: "Yambo moussoungou, yambo bana, bana!" Nauwelijks was dit woord moussoungou vernomen, of van alle kanten kwamen mannen, vrouwen en kinderen a
gewest uitgaat, ten volle verdiend is. Melk, ma?s, sorgho, gerst, boonen, boter, vruchten: alles werd ons in overvloed aangeboden, zonder dat wij noodig hadden ons eenige moe
edachten. "Ik moet toegeven," zoo sprak hij, "anders zal de oorlog uitbarsten, uwe pagazis zullen wegloopen, en u en uwe bagage in de macht laten der Vouagogo. Geloof mij: laat ons den sultan niet verbitteren."-De slaven vertrokken weder, en namen honderd-twintig el mede. Een uur later kwamen zij terug: het geschenk was ditmaal aangenomen, maar nog niet voldoende geoordeeld: het opperhoofd verlangde bovendien twee-en-zeventig el calicot en twaalf snoeren zwarte kralen. Zij werden hem gezonden. De sultan nam ze aan, maar merkte toe
ngen van
ation, te Matamboeroe, gekomen, vonden wij daar denzelfden toevloed van nieuwsgierigen, en dezelfde verbazende begeerte om ons te zien. Het opperhoofd, een man van eene herkulische gestalte, toonde z
erlijk voor. Blijkbaar behoefde het hun niet de minste moeite te kosten, om ons te berooven van alles wat wij hadden. Ik begon zekeren eerbied te gevoelen voor een volk, dat, zich zijner kracht b
eid en opvliegendheid, die hem, eenmaal in drift ontstoken, tot alles in staat doet zijn, maakt de Mgogo een gunstigen indruk op ons. Hij is trotsch op zijn opperhoofd, trotsch op zijn land, trotsch op zich zelf, op zijne heldendaden, op zijne wapenen, op alles wat hem toebehoort. Hij is ijdel, pralend, zelfzuchtig, heerschzuchtig, maar ook tot groote liefde en toewijding bekwaam. Hij zal geen moeite ontzien, om iemand, dien hij bemint, een dien
ng van O
en; uit een lans, waarvan de meer dan twee voet lange punt op het lemmer van een sabel gelijkt; uit een bijl en een kleinen knots, roungou
ofd is versierd met struis-, arend- of valkenvederen; van zijne schouders golft een lange roode mantel naar beneden. Aan zijn linkerarm hangt een schild van olifants-, rhinoceros- of buffelhuid, met zwarte en witte figuren beschilderd; in de eene hand houdt hij zijne lans, in de andere zijne werpspiesen. Zijn lichaam is met rood
an den landbouw. In den buitenmuur zijn kleine openingen aangebracht, die tegelijk tot kijk- en schietgaten dienen. In Oegogo is deze muur slechts van klei en aarde opgetrokken, met drie of vier palen, waarop de balken rusten, die het platte dak schragen. Een geweerkogel dringt zonder moeite door deze zwakke muren heen, die daarentegen in Ochyanzi veel steviger zijn en inderdaad eene soort van vesting mogen heeten
rd der inwoners, zich niet recht op hun gemak hadden gevoeld. Te negen uur hielden wij halt aan den oever van de Maboengoeroe, nu eene ui
ne buitengewone levendigheid en bewegelijkheid. Hij had nooit rust; zelfs in het kamp was hij onophoudelijk op de been, heen en weder loopende, alles nasnuffelende, zich met alles bemoeiende en allen voortdurend last en moeite veroorzakende. Wij hadden dien dag twintig mijlen afgelegd, en verlangden dus hartelijk naar rust. Om één uur na middernacht, bij helder
et volgende station vonden wij hem weder driftiger en onrustiger dan ooit. Zijne geliefkoosde slavin was gestorven, en drie zijner dragers waren weggeloopen, hunne bagage medenemende, waartoe ook de fraaie staatsiekleederen behoorden, die sheik Hamed in Oenyanyembi hoopte aan te trekken, om behoorlijk voor den
sche nederzettingen. Al mijne manschappen hebben hunne beste kleederen aangetrokken; met ontplooide vaandels, slaande trom e