Cesar Cascabel, Deel 1
door C
at zijn zwervend gelukzoekersleven hem niet derwaarts gevoerd had in eenen tijd, toen de bodem met goud als bedekt lag en de menschen het slechts hadden opte
ader, zeide Jan. Maar misschie
n van, was Cesar's antwoord. Is het
na. Toch geen verscheurend di
dat zoo genoemd wordt, en wel het goudland, Columbisch Eldorado. Hoevee
dood-arm werden, viel z
ok mijnwerkersvereenigingen die een gewicht van een paar duizend marken aan goud iederen dag uit den gr
rd het leven er uiterst bezwaarlijk en de prijs van alles verbazend hoog. Eten en drinken waren bijna niet te betalen, een pond brood kostte een dollar. Te midden der dichte menschenmassa ontstonden allerlvader, zeide Napoleona, zoo'n
daar meê d
et aan haar moedertje geven, die er wel een zak moo
ide Kruidnagel, dan vinden wij s
el Jan hem in de rede. Dat is het juist wat er gebeuren zal, want
nder nog, men kan
ei! Laat ons snel maken dat wij voortkomen en ons niet ophouden om eene klomp opterapen, al was zij zoo groot als Kruidnagel zijn hoofd! Eenmaal aan de grens, kinderen, al staa
goede man had ditmaal mooi praten, want er bestond heel weinig
den grond gekeken werd. Er lag geen keisteen langs den weg af Napoleona, maar vooral Sander, dacht dat het een brok goud was. Waarom zou drbij of het stortregende. Natuurlijk werden de wegen daar ni
droog loopen, tengevolge van den regen ondoorwaadbaar zouden worden. Gebeurde dit, hoe moesten zij er dan over komen? Er bestond in dat geval veel kans dat de Schoone Zwerfster
en waren, niets meer te vreezen. Dit was eene reden tot gerustheid, maar daarentegen waren er nog wilde beesten, onder anderen beren, die in
nheid, toen hij bijna het slachtoffer werd
n een riviertje dat zij bijna droogvoets waren overgekomen. Het lag tusschen hooge oevers ingesloten en zou dus
en te blijven, maar hij stoorde zich daar niet aan, ging de beek weder over zonder dat iemand het merkte en wandelde den kant op dien
en zitten. Dien wilde hij weder trachten te vinden om zijn nest uittehalen. Het touw had hij
tzag. Donkere wolken kwamen van alle kanten opzetten en er was blijkbaar een onwede
aan den linkeroever der beek stonden. Hij had zijnen vogel weder in het oog gekregen, maar het die
tig minuten nadat hij het riviertje overgegaan was, bevond hij zich reeds een goede halve mijl in het bosch. Hier was g
na zoo hard hij kon, springende als een jonge kat. Het baatte echter nie
ziende dat het nutteloos was
re wolken overdekt was geworden. Reeds lichtte he
ksemstralen, die spoedig door het ge
kom; dacht de knaap; maar
en van zonderlingen vorm, zoo groot ongeveer als een pijnappehadden laten liggen. Met eenen kreet van vreugde raapte hij den steen op, bekeek hem van alle kan
zeggen zullen, dacht hij, als ik er klin
e in volle hevigheid los. Op eens liet zich tusschen het rommelen der donderslag
den eenen tak naar de
buiten een kreupelboschje een groote beer, van de s
Gelukte het den knaap bijtijds aan de beek te komen en den anderen oever te halen, dan was hij in veiligheid. De anderen zouden den bee
zijne doorweekte kleederen maakten het loopen hem moeielijk, ieder oogenblik dreigde hij op den glibberigen grond uitteglijden, en indien hij vie
n oeverrand gerezen, rotsblokken, boomtakken, heele stammen werden in woeste vaart er in medegesleurd. I
elen. De reizigers en de Schoone Zwerfster, die hij tusschen
r er over te denken, het eenige middel aangrij
een groote cederboom, waarvan de ond
aar boven en kwam zoodoende tot het punt waar de stam zich splitste. Vandaar klom hij tusschen de takken verder naar boven. Een aap zou het hem nie
maar maakte zich nu ook gereed er in te klimmen. Hem te ontkomen was moeielijk, want eenm
Sander af, vertoonde zich ee
iet voor niets was hij de zoon van den vermaarden Casca
bij stroomen neervallen, ieder oogenblik wies het water, reeds stond het hooger dan d
den. Bovendien, wanneer Cascabel, Jan of Kruidnagel op de gedachten mochten zijn gekomen om den afwezige te gaan zoeken, dan moesten zij den ande
aar hij kwam toch vooruit. Reeds was hij bijna aan de splits
e beek. Haastig rolde hij het touw los dat hij om zijn middel gebonden had, maakte daar eene lus in en wierp die om het uite
inige oogenblikken, behe
e beer boven de benedenste takken, reeds kl
n veer was. Als een steen, die uit een katapult geslingerd wordt, vloog hij over de beek heen. Hij maakte nog eenen luchtsprong
straa
chtigen knaap in alle richtingen tevergeefs gezocht had en juist
hij, wat een angst h
slaag verdiend, antwoord
aag. Hij pakte den jongen op en
et niet weer doe
en! zei Sander, terwijl hij zelf
ns ri
taat te kijken of hij van L
ar er viel niet aan te denken om het te vervolgen. Het water bleef steeds wassen, zij hadden niets
Romance
Romance
Romance
Romance
Romance
Romance