Het leven van Rozeke van Dalen, deel 1
p. Zij had er niets van aan Alfons durven vertellen; zij vreesde zijn gramschap en verwi
huis zitten, en natuurlijk alles zien. Maar van een anderen kant hoopte zij haast dat het wèl mocht regenen, omdat er dan min
chte. Zij dacht er even aan het meisje met een boodschap weg te sturen, ergens verre, naar moeder of in 't dorp, zoodat zij vrij lang weg kon blijven; maar zij bedacht zich dat het weinig bate
landweg, een werkmanshuisje met een deurtje en twee kleingeruite vensterraampjes. Van boer Lauwe's hofstede zag zij niets dan een langen, lagen rood-steenen muur met één enkel, heel klein, haast onmerkbaar kijkgat in het achterhuis en van dien kant voelde Rozeke zich vrijwel gerustgesteld; maar 't werkmanshuisje vlak daarover zag er zoo akelig brutaal-vrijpostig en nieuwsgierig uit, in heel lic
ess veuren kwam!" schrikte Rozeke. Zij kende
mer aan de pomp gevuld en was al weer binnen in 't huisje. 't Was 't
s een gewone wandelaar of zakenman, vlak langs de heg voorbij het huisje,
j loerde door het raam of niemand hem zag. Neen, niemand, gelukkig! Met ka
?" hoorde z
t ou!" antwoordde zij met
l toen zij hem zag, zóó groot, dat de lage, zwartgerookte balken
t zijn, niewaar?" vroeg hij belee
n de koamer," hijgde zij, hem
uit 't achterhuis. Hij aarze
e, 't es 't meisken," z
ing hij in zijn zak en gaf het Ge
voor u,
an de onverwachte, milde gift. Zij werd rood tot in haar gele haren en
totterde zij, het blinke
," glimlachte hij. En hij verdween met Rozeke in de bi
n lei haar streng 't stilzwijgen op. Het Geluw Meuleken knikte gewichtig-toestemmend; met groote ronde ooge
ging eigenlijk veel eenvoudiger en gemakkelijker dan zij verwacht en gevreesd had. Boer Lauwe's hoeve en 't onrustwekkend werkmanshuisje stonden net zoo kalm en zoo gewoon als altijd; niemand
ver in 't land, tusschen de olmendreef die van 't kaste
en hebben, en die niets hadden dan droefheid, omdat hun liefde werd gedwarsboomd. Zij voelde zichzelve eensklaps veel rijker en gelukkiger in haar kalm, werkzaam en nederig leven met Alfon
ekleed met een zwart stroohoedje, den boomgaard opgetreden. Haastig, met groote, donkere oogen van emotie en
daar,
hoast ou, hij zit op ou
ven na haar in de keuken kwam, was zij
toch geiren!" murmelde Roz
den drempel van het achterhuis staan, zwijge
t dat er niemand in huis 'n kan, en da ge Fons of Vaprijske
n, bezinne" antwoor
troopte mouwen neer
aan het groene tafeltje naast
as op haar hoede, klaar om den vijand, wie 't ook zijn mocht, af te weren. Zij was niet b
een kleur van jeugd en frischheid fleurde op haar wangen. Het huisje ginder met zijn fel-brutaal kijkende ruitjes-oogen mocht nu wel nieuwsgierig op haar loeren: niets zou het zien noch weten; en ook boer Lauwe's achterraam
de lippen. Maar zij hoorde niets daarbinnen, geen woord, geen zoen. Zou hij haar zelfs niet eens een zoen geven? Zij dacht daa
kte zij hevig op. Het Geluw Meuleken s
reet zij dof, van
antwoordde kalm het Geluw Meulek
t bedwingend. En meteen voelde zij hoe bedriegelijk en oppervlakkig ha
aam te zitten, maar het hart tikte en popelde van onrust. "Het is niet goed voor mijn kind," dacht zij; en die geda
pend open. Een aarzelende voetstap ble
fluisterde Roz
het eerst te voorschijn. Schoorvoetend volgde jonkvrouw Anna. Haar wangen waren hoogge
g?" vroeg
e," zei Rozeke naar
leken, vroeg haar in st
" knikte fluist
mejonkvreiwe," h
erhaalde zij nog, vurig Rozeke's beide handen drukkend;
aar over den boomgaard stappen, het achterhekje openen, onopgeme
naar de binnendeur
til een stem
amer staan, knap en slank, met lange blonde snor en
og 'n beetse wachten, meni
meteen wenkte hij haar bij zich, de ge
geven wilde en trok zich instinc
'k 'n doe ik dat
hij aan; en met geweld bijna stopte hij haa
rood van schaamte, met een plotseling gevoel van z
ging in zijn zak en stak opnieuw de h
knecht niewaar?
t en es oprecht nie neu
n; en hij dwong haar ook een twintigf
ij hem het goudstukje poogde terug te geven, "'t es veel beter da
m dan de stuk als gij 't mo
en haastt
nkte naar het Geluw Meuleken, die nu in de
" riep 't meisje halfluid. "De k
knikkers, over den landweg. Zij huppelden telkens een eindje vooruit, hurkten ne
euleken, toen de kinderen in de richting
naar binnen en duw
gaan?"
niere, all
even zijn rond hoedje op en stapte gewoon weg,
ke; en zij had moeit
zij naar 't raampje
sgierig werkmanshuisje stond vrijpostig door al z
Geluw Meuleken, daar bij de wagenschuur, even zijn hoed a
uw Meuleken uit de wagenloods komen, en, achter den gevel h
en?" vroeg an
insch," antwoordd
!" zucht
der ramen open. Alfons mocht dat niet ruiken: hij zou vragen waar 't vandaan kwam. Toen keek ze rondom in de kamer of er niets verdachts te bespeuren was. Niets.-Alleen twee naast elkaar gesc
andde haar als 't ware in de handen; zij had het bijna liever niet gekregen. Zij zou aan jonkvrouw Anna zeggen dat hij 't niet meer doen mocht. Het maakte haar klein, en laag, en schuldig! Het was geen
en en dan zou hij 't haar zoo kwalijk nemen! Die gedachte kwelde haar, liet haar, den ganschen verderen middag, geen ru
nden om de gemeenschappelijke avondtafel, twee die het groot geheim kenden en het diep en stil in hun binnenste verborgen hielden; twee die er niets van wisten noch vermoedden en aan heel andere dingen dachten. En Rozeke vond het nu weer hard en wreed hem in zijn welverdiende
ar in de diepte van haar hart gedrukt en wr