De Kerels van Vlaanderen
n graaf de verwoesting van zijnen burcht en den wreeden moord zijner zuster en
poogden de verontwaardiging des vorsten tot het uiterste aan te vuren en hem over te halen om onmiddellijk met een sterk gedeelte des legers verdelgend in de vrije Ambachten te vallen. De gelegenheid was nu gunst
enig gewichtig besluit te nemen, had hun laten denken dat hij, ditm
af en Rambold Tancmar beschuldigde den bloedigen twist te hebben begonnen door het vermoorden van Burchards gezellen. De proost, in zijnen brief, betreurde diep wat er voorgevallen wa
door het Vlaamsche volk als rechtvaardig te worden geacht. Ook kwam hij allengs tot het besluit Rambold Tancmar en Burchard Knap voor het hoog
Rambolds
te maken. Het was list en veinzerij van hunnentwege; want zij wisten dat zij, door zulke eerbiedige tegenstreving, den vorst in zijn genomen besluit konden bevestigen. Zij waren wel overtuigd dat een rechtban
fgekondigd werd dat, vijf dagen later, het hooge ridderhof onder het voorzitterschap des vorsten te Yperen zo
en namiddag zou te Yperen, in de zaal op den
ter vierschaar vergezellen, hetzij om hen desnoods voor het gerecht te verdedigen, hetzij om, door hunne teg
embalds van Brugge, ten getalle van wel dertig, om
Yperen aan te komen. Bertulf, de proost van St-Donaas, had het dus goedgevonden om reden dat hij het oploopend gemo
lechtige vrede was gebannen, dien men op de doodstraf moest eerbiedigen; maar Burchard had reeds zoovele blijken van o
was geweest en Burchard eene wettige wraak had uitgeoefend, beschuldigde hij niettemin zijnen neef van onvoorzichtigheid
ren zij sedert een uur opnieuw daarover in een hevig gesprek met Burchard, wier onverduldigheid zo
g en betuigde in toornige woorden het inzicht voortaan op eenigen afstand achter
lijks den stap van zijn paard totdat hij zich terzijde van Burchard bevond. Dan zei
e ginder spreken! Ha, mher Burchard, de Erembalds, behalve
en in de stad, het genot van hooge ambachten heeft hen bedorven. Zij
te bedreigen. Ik heb hier niet veel te zeggen, dewijl ik geen Erembald ben en slechts naar Yperen ga uit ac
ugd omtrent mij toch eenen Kerel te vinden die zich no
heen eene wij
zou mij niet verwonderen indien sommige Erembalds u op het oogenblik van ge
iet!" kreet Burchard, "
cht den gramstorigen Kerel tegen zijne magen aanhitste. "Bemerkt gij dan n
jn?" vroeg Burc
Sneloghe niet in
moest blijven om eene gewichtige zaak af te doen; maa
hoofd met eenen scherpe
iend van Robrecht waart, en gij beticht hem van ontrouw
drevene heuschheid en door verfijnde spreekwijze zelfs aan de leenheeren te gelijken? Hij snakt om tusschen de Isegrims als een hun
e veel naar zijn oom; maar, wees zeker, het Kerlenhart klopt hem op de goede plaats. Waren al de Erembalds hem gelijk, er kwame spoedig een einde aan den overmoed onzer vijanden. Het is mher S
ht had de wreedheid zelf mij zijn huwelijk met Dakerlia aan te kondigen, ofscho
j insgelijks bemin
r dan mij
bij eene vrouw op mher Sneloghe te winn
iet het slachtoffer eener hatelijke kuiperij mij mag noemen. Het is reeds lang dat ik jonkver Wulf bemin. Zeker, zij hadde mijne hulde aanvaard indien Robrecht mij
e Burchard. "Men trouwt niet
Dakerlia te pleiten. Nu breekt hij, als een valschaard, zijne plechtige belofte en verniet
mt, dunkt mij. Dakerlia Wulf is geen kind meer, en ik ken haar genoeg om te weten dat zij, minder nog dan een man misschien, in de beschikking over h
laffelijk bedrogen; ik zal mij wreken!" ri
ht is sterker dan gij en wordt geroemd om zijne bedrevenheid in het behandelen der wapenen. Hij zal geenen hoon verdragen. Ten tweede, hij wordt zoo algemeen geacht en bemind dat, indi
mij wreken!" g
doet. Overweeg toch: wie ter wereld die eene vrouw bemint en zich door haar bemint weet zal deze vrouw verzake
andere zijde der baan Bur
zuchtte Disdir Vos beve
astelein, die vooruit waren, hunne groetenissen te brengen. Na eene lange wijl de
s gunt hij u eenen korten groet, en vervord
ken Robrecht beter ... Daar keert hij
vaste hoop uit dat Rambold Tancmar zou veroordeeld worden; want, volgens zijn gevoelen, had Burchard niets gedaan dan eene wettige wraak uitgeoefend. Wel w
g dat de ridders hem zouden veroordeelen. Welke rechtvaardigheid mocht een Kerel toch verwachten in eene vierschaar die slechts samengeste
ten verslonden en bemoeide
ooruit te laten stappen Deze omstandigheid waarnemende, zeide Robrecht tot Disdir: " Ik wenschte w
als gij wilt",
om verschooning, zeggende dat hij met Disdir eene wijl acht
hebt", zeide Burchard glimlachend. "Liefde
r Disdir u daar
hij wel gaarne in u
spreken, en gij moogt het wel hooren, Burchard
ijn aanstaande huwelijk met jonkver Wulf aangekondigd. Na onze woordenwisseling over deze zaak hebt gij, in s
j mij alleen moest onderhouden?" gromde Disdir.
beminnen. Nu is u daartoe het recht benomen. Dakerlia heeft mij geklaagd dat gij haar vervolgt, dat gij haar afspiedt als zij ter kerke gaat of er van terugkeert, en dat gij, ondanks hare herhaalde afwijzing, haar lastig valt met de
j zeggen?" v
kerlia voortaan met
emand bevelen
mens voort te gaan met
en wat mij
r eenen vriend dus toe te spreken, maar gij dwingt er mij toe. Wordt er bloed t
choen aan Disdir Vos. Deze verbleekte en aa
" kreet Robre
sch goedkeurde en hem daarom uit de pijnlijke
tand; gij zult niet
den aangeboden kamp
met eenen geveinsden afkeer. "Voor een ong
Disdir droef en spijtig is, zult gij hem daarom gaan ha
offen. "Dat Disdir belove mijne bruid te
bevel, mij ze hadt willen afdwingen. Ik ben ridder, ik ben ongelukkig, gij behandelt mij zonder achting, zonder medelijden. Waart gi
pijnlijk geweld op zich zelven gekost. Tranen glinste
epe droefheid getroffen, reikte hem de
jonkver Wulf u hare genegenheid geschonken, ik hadde hare beslissing ge?erbiedigd. Evenals
hard meenden te mogen denken dat deze zure uitdrukking slechts het gevolg was van het geweld dat hij op zijn hart deed, om zoo
et hen kon blijven, aangezien hij beleefdheidshalve zijne ooms en zijnen schoonvader gezelscha
bereikten de Eremb
ntrek in de groote afspanning de Gouden Liebaart, om een
mbachten ontvangen. Daarenboven, de gansche hofhouding des graven, benevens een honderdtal ridders met hunne talrijke wapenknechten, waren er dien morgen aangekom
zien voorbijgaan. Hoezeer ook sommige Kerels of poorters lust hadden om een der beide geslachten toe te juichen of uit te jouwen, en dus hunnen haat of hunne genegenheid te betuigen, zij du
trompers gingen rond en daagden bij name Rambold
aden in de groote zaal van den burg. Hun werden, elk langs eene z
on en achter eene breede tafel, waar rondom de leden van he
segrims, dit is te zeggen als zulke lieden die den leenheeren alle macht en alle recht wi
slechts na eenen ongelukkigen oorlog zich gedwongen had gezien de kroon aan Karel van Denemarken af te staan. Hij alleen had Burchard met een teeken des hoofds en eenen minzamen glimlach gegroet. Zijne tegenwoordigheid tussche
, waarna de maarschalk, woordvoerder des vorsten, Rambold Tancm
ende zijne tegenwoordigheid in het leger zijne goederen te Straten te bewaren en te verdedigen, had zich verplicht gezien geweld tegen geweld te stellen en Burchards lieden van den bedoelden grond te verjagen. Wat Burchard dan had gedaan: hoe hij Tancmars lieden had neergehakt, hoe hij eene edelgeborene maagd, eene onschuldige jonkvrouw had vermoord, hoe hij al de lijken zijner slachtoffers en den burcht zei ven had verbrand, dit wist iedereen. De droeve mare zijn
oe deze, door het verzwijgen of verdraaien der omstandigheden, al de schuld hem op den hals poogde te schui
gen; doch de stem van Rambold, die hij zoolang had moeten hooren, was alleen toe
aarschalk vroeg wat hij tegen Rambo
erheid en zichtbaar
d van mijne moeder zaliger. Men heeft u bedrogen, heer graaf. Haddet gij geweten dat de weide en de boomgaard te Straten u n
mars en zelfs onder eenige leden der r
trotschheid op, stuurde fonkelende blikke
zijde stellen en hier durven beweren dat de vorst het recht bezit om on
kreet van verontwaardiging; het gelaat des graven was
wien hij in stilte eenige haastige en driftige woorden wisselde. Burchard keerde onwillig naar zij
teltenis in gevaar zou komen van dingen te zeggen welke hem niet zoo in het gemoed liggen. Hij heeft mij, zijnen oom, aangesteld a
aarden en deze te dwingen zijne eigene verdediging voor te dragen. Dit was inderdaad een onfeilbaar middel, niet alleen om hem te doen veroordeelen, maar tevens om den graaf tot eene strenge
e vraag van den proost van
alk stond
emmen er in toe den woordvoerder van Bu
bevolen had dat men, tot zijnen terugkeer van den oorlog, desaangaande alles zou laten in den toestand waarin het bij zijn vertrek zich bevond. Wie heeft allereerst dit hoog bevel overtreden? Is het niet Rambold Tancmar die no
n mijnen neef eene oorlogsverklaring toeg
evangenen den rechtervoet afgehakt. Deze voeten heeft hij in eenen korf gelegd en ze, in de proostdij te Brugge, mijnen neef Burchard als een geschenk toegestuurd, den bode de gruwelijke woorden in den mond leggende: 'Rambold Tancmar zendt Burchard Knap deze vruchten van eenen nieuwen grond; hij hoopt dat het gezicht daarvan hem zal verblijden.' In dezen korf vond mijn neef insgelijks den voet van den zoon zijner zuster zaliger, een kind van v
en zonder daartoe uitgedaagd te zijn geworden, het ware eene onmenschelijke wreedheid en eene helsche spot geweest, zooals de heer proost zegt. Maar hier valt aan te merken dat
n valschaard: hij liegt!" r
den proost dwong hem e
woestheid der wraakpleging heeft men Rambolds zuster insgelijks het leven benomen. Wanneer men alleenlijk de daden beschouwt, dan zouden zij beiden even plichtig zijn; want wat de tweede deed is de herhaling van wat de eerste had gedaan. Evenwel, de rechters verzuimen nooit de oorzaak der dingen te onderzoeken om te weten wie de stichter was van het kwaad en dus met vrijen, onbelemmerden wil heeft gehandeld, niet om wraak te plegen, maar uit enkele nijging tot vijandschap en tot wreedheid. Wie was hier de eerste stichter van de afsc
ijd door eene onderbreking zijnen neef behulpzaam te zijn; ook Burchard riep nog twee- of driemaal dat de Tancmars wetens en willens logen; maa
en de leden van het hof verlieten de zaal, om in
unne plaatsen zitten en koutten met hunne vrienden
hij, als stichter en als eerste oorzaak van het kwaad, zou worden veroordeeld. Wel hielden zij zich overtuigd dat de graaf de Erembalds haatte en tegen de Kerels in het algemeen was verbitterd; maar hij was zoo zonderling en zoo ondoorgrondelijk van gemoed. Daarenboven, iedereen wist da
zeer lang in
g onder de Erembalds aan, omdat zij elkander moed inspraken en d
lichtigheid reeds in twijfel gebracht, verloren bij het
k mocht zijn. Hij deed hem begrijpen dat alle opstand, alle oneerbiedig geschreeuw den graaf slechts kon verbitteren en hunne zaak bederven. Hij bezwoer hem uit liefde, uit opoffering voor zijn geslacht en voor Kerlingaland, met ve
en; de trompers hieven een kort geschal aan; de jonge Frumold, als schrijver van het hof, kwam vooru
wel door Rambold Tancmar als door Burchard Knap waren gepleegd geworden, zonder dat men uit
eindelijk een zegevierende lach op de aangezichten der Tancmars verscheen en de oude proost van St-Donaas, met eenen kreet va
old Tancmar kwam er niet alleen gansch ongestraft van af,
enen getergden leeuw, maar hij hield het hoofd gebogen
, ten koste van den veroordeelden Burchard Knap,
n huis te Bethferkerke zal worden afge brand en vernietigd, hem verbiedend, op lijfst
nnen van heden met zonneondergang onze stad Yperen ontruime en voorts den grond van ons graafschap na den derden dag, gevende al onzen ridders, kasteleins, wapenlieden, poorters en laten recht en
e vuist tegen den graaf op, terwijl uit zijne borst onverstaanbare vermaledijdingen opstegen: maar de proost, de kastelein, Robrecht, Se
zaal, terwijl de trompers de oph
zij hem met groote haast tot in de herberg de Gulden Liebaart, e
, hem was aangedaan, bulderde van niets min dan van den graaf en al de rechters die h
afwachten en het vuur aan de vier hoeken van den burg steken, om den graaf en de hatelijke Isegri
vonnis en drukte de meening uit dat het waarlijk tijd was om geweld tegen geweld te stellen, wilde men niet door
erbolgen over eene veroordeeling welke hij aanscho
rast en hem dit onbegrijpelijk vonnis doen bezegelen. Men moest de gemoederen slechts tijd geven om een weinig te bedaren, en door onderwerping den vorst laten gelooven dat men zijne besluiten wilde eerbiedigen. Hij, proost van St-Donaas, zou persoonlijke pogingen bij het hof
e wapen te doen loopen. Men zou het wel zien eer acht dagen voorbij waren, hoe de burchten der Isegrims over geheel Kerlingaland in
enwoordigers te hebben geraadpleegd. Binnen drie weken zou te Veurne de jaarlijksche Hoop der Gilden van Kerlingaland te zamen komen. Gunstiger omstandigheid kon zich niet voordoen. Men zou in de Hoop kennis geven van het gebeurde en van den ergen toestand der zaken, en dan, na rijp beraad, de afgevaardigden laten oordeelen wat de Kerels behoorden te doen. Besliste men daar tot den opstand en tot den oor
moeid van hen tegen te spreken, scheen Burchard eenigszins gestild en stemde er in toe,
ds opende de proost de deur om de zaal te verlaten, toen een ridder binnentr
van Yperen, wilt gij graaf van
nderen?" stamelde
hard, zeer aangejaagd en als door eene hevige blijdschap ontro
dat men de deur der zaal zou slu
indien men het recht had ge?erbiedigd, zou ik nu op den grafelijken troon zitten en zulke ongehoorde wetsverkrachting, als wij heden hebben bijgew
zijne rede. "De maat der ongerechtigheid is vol. Wilt gi
terugschenken?" zuchtte Willem Van
!" riep
ddelen meent g
rde Burchard, zich met de vu
n u dankbaar voor uwen goeden wil ten mijnen opzichte; maar, gekwetst e
n tegen den vorst waren, en hij drong weder met kracht op het vertrek aan. De zon zou welhaast onder den gezichteinder wegzinken, en wie kon verzekeren dat
nen raad de zaal en gi
eren had Burc
ou steigen, neigde hij zich naar mhe
zien elkander
andere, niet zonder verschriktheid. "I
niet. Ik heb gewichtige zaken u mede te deele
gde de andere Erembalds die reeds vooruit waren, als hadden z
tno
4
l der oud-Germaa
4
den graaf te Yperen uitgesproken, KERVY