Lente
agel lag st
ijn leven lang geweest. Ik zie hem nog in verbeelding vóór mij staan: groot, zwaar, vierkant-geschouderd, met
en benauwend-lang aankijkend. Zijn dunne lippen konden uren
k bang voor hem. Zelf werkte hij heel weinig, maar scherp hield hij toezic
Toch hield hij wel van vrouwen, maar enkel bij buien, in zijn woeste uren, wanneer hij, zooa
radisch verschijnsel. 't Begon doorgaans plotseling, zonder eenige bizondere aanleiding noch oorzaak. Op een of anderen ochtend, 't zij werkdag
nog vóór hij iets gedronken had. En het bericht liep rond van hu
it de wig! Teum Grondno
jven, vechten, dagen en nachten achtereen, tot
iep hij dan den volgenden dag weer op zijn land en in zijn stallen, scherper dan ooit toeziende, onverbiddelijk hard voor de minste nalatigheid, voor het onschuldigst verzuim. Wee hem of haar die dan iets goed te maken had! En wee ook wie met hem moest onderhandelen, wie iets van hem te koopera of te krijgen had! Met helsche, boersche schraapzuchtige slimheid en sluwheid, door ontelbare geniepige, onnaspeurlijke bedrogjes, door een dagelijksche kleine mengeling van water in de melk, van vet in de boter, door een gering, maar aanhoudend te kort geven in maat of in gewicht, allemaal kl
m slaan! De reus werd zelf een zwakkeling; zijn ijzersterk ges
niets meer genieten en met somberen nijd en afgunst volgde hij gansche dagen, machteloos-razend, het leven van hen die, nog vol jeugd en vol gezondheid, zich om hem heen bewogen en nu ook, wanneer ze wilden, aan zi
iet mishandeld en bedrogen en bestolen! Zij wisten 't niet, maar Hij, de Groote Rechter, vóór wiens troon hij weldra zou verschijnen, die wist alles, en die zou hem rekening vragen en hem tot het einde der eeuwigheid, die geen einde had, in de Hellevlammen doen folteren! Dan zat hij in zijn leunstoel zich te kronkelen, alsof hij de gruwelijke brandpijnen reeds voelde; en zijn koorts-gloeiende oogen spalkten zich
t duurde weer lange, lange dagen. Telkens kwamen er nieuwe namen bij, geput uit de diepste diepten van zijn oude-schelmsgeheugen. Maar eindelijk was hij er mee klaar en hij begon te zinnen wie hij met de netelige boodschap wel gelasten zou. Het moest iemand van groote discretie en volmaakt vertrouwen zijn. Na eindeloos wikken en wegen viel zijn keus op Jantje, een oud ventje uit het Armenhuis, dat hem w
onverwachte opbiechting, stemde Ja
zijn zonden op te sommen, e
betoald hè, worden d'r negen honderd vijftig. 'K hè ou dus dien dag veur honderd vijftig kilos bestolen! Honderd vijftig kilos aan zeven centiemen de kilo, da moakt tien fran en hal
rbouwereerdheid. Een vloed van hooge kleur kwam plotseling over zijn oude gerimpelde
de hij eindelijk, met droogslikkende stem, zon
in de handen brandde. En toen dit eindelijk geschied was, haal
Weghe veur gewichte te kurt op ti
en tsjestig fran aan Theofiel De Mispeloare ve
je k
we van Lierde, veur mijngel
am legde Teum met bevende, ontvleesde hand de som, die Jantje met zijn niet minder
ast. En uitgeput zonk hij somber in zijn leunstoel weg, terwijl Jantj
toon om den baas of de bazin alleen te mogen spreken, en fluisterend, met schuwe blikken om zich heen, ver
aatsen werd Jantje overvloedig getrakteerd. Hij was daar heelemaal niet aan gewend en 't steeg hem spoedig naar het hoofd. Van lieverlede deed hij minder geheimzinnig, werd druk en praterig, vertelde zonder eind zijn eigen geval, 't bedrog met die vroegere levering van stroo. Het werkte prikkelend op hem in, het wond hem hoe lang
ag stuurde hij Meelnie, de oude huismeid, naar buiten; en, nog vóór Jantje den tij
ze gezeid? Ho
driftig zwaaiend met zijn beide handen. "Ze zi
n de ruime, laag-gebalkte keuken aan. Hij merkte hoe het oudje aangeschoten was en zijn beve
," herhaalde hij schor, dreige
edankt zijt!" jokte Jantje, met de leege beur
aide met zijn stok, om het ve
Ge zij ne zatlap! G' hèt gewo
gewoaid! gewoaid!" riep Jant
vertelt!" beet Teum
elige stem die nu en dan bleef haperen, gaf hij omstandig verslag van al zijn bezoeken: hoe de menschen
of weerglansde op de koperen en tinnen schotels langs de wanden. De oude kasthorloge met onzichtbaar geworden zinken uurplaat tikte melancholisch-langzaam, en naast den zwarte
vaag in de vale schemering van het uitstervend vuur, Teums onbewegelijke, stokkerige, grijs-gekousde enkels en zijn bleeke klompen. De oude klok tikte nu overluid in de doodstille, donkere keuken en geheimzinnige schaduwen schenen laag over den vloer en om de wanden langzaam heen en weer
gge: da es alles. 't Wor loat
in zijn leunstoel weggezonken, als had hi
m, waarvan de klank hem zelf deed schrikken. En sidderend naar den ha
elijks zichtbaar, de donkere silhouet der huismeid, die, met de beid
gilde Jantje, door
an?" vroeg de m
r. Toe, steekt de lucht aan en
klein lampje branden en k
schrikten zij b
chouder, het aangezicht vertrokken en verkleurd, den mond half open en de ooge