Bavo en Lieveken
werkmanswoningen was er een huisje, da
tusschen twee pleisteren papegaaien, wier rood, geel en groen vederkleed de oogen aangenaam verraste. Het kleinste keukengerief, de schotels en koffietasschen stonden op eene kas te pron
zulke bekoorlijke toon van vrede, van levenslust en van gemak; de lucht was er zoo zuiver en zoo aanlachend, dat men bij het gezicht van dit neder
ele zulke kielen geplooid lagen, was het te vermoeden, dat zij voor eenen winkel werkte. Zij kon den ouderdom van achtentwintig of dertig jaar
, levendige oogen. Hij had een brief voor zich liggen en verroerde de lippen,
f vier jaar. Zij speelden met poppen en vermaakten zich in stilte, nu en dan e
rlegenheid; zijn stokje verroerde niet
roeg de vrouw. "Gaat
geven, en daar is een woord in, zoo moeilijk, zoo moeilijk! Ik zweet
oogen en wees het onleesbare woord. Maar de vrouw,
et lezen, Bavo. Zijn dit ook woorden voor een kind als gij
igd; zijne leden spanden zich, zijne oogen werden stare
rouw, "breek u de hersens niet nu
il, stil; gij hebt mij geholpen, het zal gaan.... Zelfverloo.... Zelfverlooch.
d. Wat haar dus ontroerde, was de vroegtijdige gemoedskracht en de schier mannelijke wil, dien zij in haren zoon meende te
ngemoedigd, had weder zijn boek gegrepen
mij te beschermen; ik moest naar de fabriek. Nog wel een beetje heb ik mij zelve geleerd; maar wanneer men moede gewerkt is, gaat dit niet goed. Ja, Bavo, indien iedereen kon lezen, zouden er zoovele slechte lieden niet zijn; want wie lezen kan, gevoelt, dat hij mensch is, en hij eerbiedigt zich zelven. Ongelukkig hebben zoo weinige werkmanskinderen de gelegenheid of de middelen om te leeren; de ouders, die zelven onwetend zijn, begrijpen niet, hoe nuttig en hoe schoon het is geleerd te zijn. Gij, mijn k
oeder lief!" zei het jongske
door katoen en stof bevlekt, waren versleten en schenen vuil in zulke zindelijke
amer had gedaan, waren zijne handen streelend aangegrepen en fijne kinderstemmen verwelkomden hem met ee
ig goede noten! Twee kussen voor mij
en machtigen sprong genomen, en hing nu aan zijns vader
spreiden en het avondeten op te zetten. Zij lachte haren man
en zouden welhaast koud geworden zijn. Ik heb een lekker pladijsje voor u gekocht,
oorhoofd en een stille glimlach verlichtte zijn gelaat. Hij gaf zijn zoontje de vier verschuldige cente
n met zilveren lepels zouden gaan eten. Het waren evenwel slechts gestoofde patatten, grove telloren en ijzeren vorken die er te zien waren, tenzij mis
rijgen, de pladijs, hoe klein zij ook ware, geheel alleen op te eten; hij wilde het lekker gebak met zijne vrouw deelen; maar de vrouw bevestigde, dat het voor hem en slechts voor hem was gekocht. Hij zou haar door langer aandringen b
het ammelaken geplooid, en alles ve
k te spreken; de twee meisjes kropen op vaders knie?n. Bavo stond aan zijne andere zi
deren, te zien zitten met die nette, lachende engeltjes op de knie?n, tusschen eene liefder
ijk. "Wij hebben vandaag zulke schoone les gekregen! Ik we
les eens voor vade
moeite en eenige onderbrekingen, evenwel met
n morgen tot den avond; het eenige doel van al hun streven, van hunnen kommer en van hunne gebeden, is uw geluk alleen. Bemint hen teederlijk; zijt hun onderdanig e
t Wildenslag hem had gezegd, en gaf nieuwe kracht aan de vrees, welke zijn vriend nu weder voor de t
j daar hebt gelezen?" vroe
"er staat, dat gij voor mij werkt, en i
zen ouden
n uwen ouden dag,
gij dit d
asd aan, doch zonder spreken, al
o. Blijf zoo, en vergeet nimmer wat daar in uw b
dde het gelaat van haren man, die nu klaarb
schijnt zoo denkend? Ik heb het gezien toen gij binnen
n; zij lachen en kouten en vermaken zich een beetje na den weeklangen arbeid. Ik zit hier altijd te huis, alsof ik buiten de wereld was; en de vrienden
vrouw een zilveren geldstuk uit haren zak en rei
gij lust om een uur of eenige uren met de kameraden te zijn, voldoe uwe goestin
d over zijn gemor, dreef
in de Blauwe Geit het jubilé van rossen Leo, omdat hij nu vijfentwintig jaren spinner is. Wildenslag heeft m
is mogelijk: gij moet
nkt, dat ik nog liever te huis
oe mij plezier en neem dit geldstuk; ga naar de Blauwe Geit en wees vroolijk met de vrienden. Ik
op te staan. Dan vergezelde zij hem tot de deur en wenschte hem eenen g
de deur zeer zachtjes geopend,
Godelieve," z
sje, greep haar de hand en bracht haar bi
ben moede geleerd; laat ons nog wat spelen. Willen wij
ons school spelen!"
aalden de twee zusterkens, la
eveken op het eene bankje en zijne zusterkens op het andere, greep zijns vaders zondagsrietje en begon, me
Godelieve Wildenslag, let op! Welke letter is dit?-Goed. En deze? En deze?-Gij kent uwe les; gij
do, du, dij!"
, ik weet het wel; maar daar
om de aangewezene lettergreep te spe
dubbele O is lang; en voeg daar achte
ieveken met zegevi
chte de jonge schoolmeester. "Godeliev
ijk ontroerd en zeide: "Kinderen lief, gij speelt daar een schoon en ernstig spel. Zo
eisje bezagen haar
n, zonder het te weten, kent al hare letters en zij begint reeds te spellen. Indien Bav
niet waar, bazin Damhout?" m
oeder lief?" vroeg Bavo, in wiens o
het is bijna gedaan? g
llen altijd school spelen
herhaalde Lieveken me
te zamen in hetzelfde boek zullen kunnen lezen. Nu ga maar weder op de bank zitten, e
en met geveinsd ongeduld hen terechtwees, hield hij zich toch meest met Lieveken bezig Hij sprak zulke diepgevoelde woorden van aanmoediging tot h
kleine zusterkens, hoofdje tegen hoofdje
ichtjes en droeg ze naar hun bed. Bavo en Lieveken keerden ter
u leeren lezen, alhoewel zij niet naar de school mocht gaan, dan weder over andere schoone, vroolijke dingen. Meest altijd zweefde er
en het meisje, na Bavo en zijne moeder eenen goeden nacht te hebben gewenscht,
t om water naar de pom
bevond zij, dat Bavo met het hoofd
k eenen langen, vurigen kus op het gladde voorhoofd, als geloofde de goede, dat een moederzoen de kiemen des verstands in de h
rwonderd. "Gij doet het toch niet om mij
dige manieren en grove woorden stuiten mij tegen de borst. Het is hier in huis tusschen u en mijne kinderen toch beter. Denk eens, daar zijn ze nu in de Blauwe Geit volop aan het ruziemaken. Zeker, de rosse Leo zal dez
gij kondt niet weten, dat me
iet: ik ben droe
Is u iets
ervaard.... En misschien heeft hij gelijk; misschien doen wij
dit kwaad
eer geld kosten dan een ander kind, en daarenboven nooit eenen cent in het huishouden brengen; en als hij groot is en geld wint, zal hij het
nd?" zuchtte de moeder. "Bavo zou ondankbaar worden en zijne ouders
man worden, gaan ze hunne eigene gangen en ze bekreunen zich om hunne ouders niet meer. Ja, wanneer ze een beetje verhoogd z
waken. Gij vreest, dat ons kind later in de wereld een beter lot hebbe dan wij? Maar geschiedde het aldus, zou uw vaderhart niet van
erkman bleef, gelijk ik ben, dan zou ik niet vreez
en zal? Zijn er dan geene werklieden, goede
s toch n
erlieden, schrijnwerkers en honderd andere, waarin men met
j besloten hebt, onzen Bavo niet
id, van onze liefde en van Gods wil hangt het af. Uwe vrienden verschrikken u, met u te zeggen, dat ik van Bavo eenen mijnheer wil maken. Wat ik wil,
"indien gij wist, hoe uwe woorden mij bedr
misschien niet begrijpen; maar ik zeg u, Damhout, dat, indien onze kinderen later van omhoog op mij konden nederzien, ik God zou danken, omdat Hij hen in de werel
glijks in hare houding en in haren blik; het moederlijk gev
tdriftige woorden: hij boog het hoofd als overwo
eid. Nu gaat het nog zoo erg niet; er is veel en goed werk. Onze andere kinderen zijn no
bevestigend teek
ze kinderen, dien last wel kunnen blij
eetje meer we
zich geheel opofferen ged
er ben, wanneer ik weet, dat ik mij o
voor lang wierd gestaakt? Indien een
schikken volgens Gods beslissing.
nig geld te doen verdienen, zoudt
indien de nood
n de geleerdhe
p de lamp en lichtte
te mensch zijn, een uitmuntend werkman worden, bekwaam tot alles en, met ee
denheid, "zoohaast gij zegt, dat gij er niet te
maar is het zijn lot, in de wereld vooruit te gaa
tilte zeide zij me
le geval, wat er ook gebeure, indien onze kinderen kunnen lezen en schrijven, zullen wij, alhoewel arme werklieden, hun toch een kostelijk erfdeel nalaten. Zij, die u berispen, kunnen dit niet zeggen. Leg de hand op uw hart, Adriaan, en gevoel, of het u niet h
ichtte zwijgend zijne vrouw, die acht