Bavo en Lieveken
an, zonder uren lang haar in het spellen te oefenen. Er was iets wonderlijks in de aanhoudendheid en in de vlijt van den kle
aad voor een werkmanskind, bestond er eene bijzondere reden van zijne drift en haast om zijne speelgenoote te leeren lezen. Hij wist, dat zij, zoohaast het mogelijk zou
offering voor hen eene domheid, zoohaast er middel bestaat om ze te ontwijken. Alhoewel hij zijne kleine Godelieve meer dan zijne andere kinderen beminde, verschrikte het hem, dat zij te huis met een boek op de knie?n zat, en door hare netheid en
en. Daar zou zij eerlang elken dag eenige centen verdienen, en dit was toch alweder zooveel in het huishouden gewonnen. Daarenboven, zij zou gevoelen, d
; maar moeder Wildenslag had hem telkens tot een uitstel overgehaald, d
; want Lieveken scheen gezond te worden, en hare le
en haar werd bekend gemaakt, dat zij des anderen daags '
zij wist niet, wat haar in dezen nieuwen toestand wachtte; maar de vad
voor een arm werkmanskind. Poog het liever te vergeten, want anders zou het u gedachten kunnen ge
. Lang overwoog zij. Zij zou niet meer mogen leeren! Dit gepeins rukte tranen uit
Damhout was reeds terug naar zijne fabriek; maar dewijl het Donderda
il van zijnen stoel op, gree
jscht? Wie heeft e
luide te snikken en
s u geschied? Het zal niet er
meer leeren lezen!
morde Bavo met eene uitdrukking
eer. O, Bavo, ik kan reeds bijna lezen, en nu
gt dit?" kre
en er is niets aan te doen," a
herhaalde Ba
erkhuis, en ik mag nooit een boek meer in de hand nem
tusschen hare vingeren.-Bavo, door medelijden ontroerd, lie
r niet in. Om hun eenigen moed te geven, beloofde zij eindelijk, dat zij moeder Wildenslag zou ga
les in de kamer, en ze
dat uwe ouders beslist hebben u
amhout, reeds v
niet wat een ka
wel naar het kantwerkhuis gaan, ik zal er mijn best doen zooveel ik k
moeder. Krijsch niet meer. Missch
a trad vrouw Damhout in
. "Zijt gij op den wandel? Het gebeurt u niet veel. Ik heb daar juist koffie opgesc
anders zal het troef op uwen rug zijn!... Nu, zit neer, Chris
ordde vrouw Damhout, zich nederzettende. "Is het inderdaad waar,
niet af, en hij heeft misschien gelijk. Hoe vroeger men de kinderen aan het werk gewent, hoe beter. Dan brengen zij al gauw iets of wa
edroef
rom
e hem, mij niet van daar weggenomen om mij naar de school te laten gaan. Ziet gij, Lina, in zulk kantwerkhuis zitten de arme kleine meiskens van den vroegen morgen tot den laten avond over een kantkussen gebogen. Men laat toe, dat de kinderen een oogenblik ademhalen. Nooit opzien, nooit verroeren; altijd werken met gekromde leden en verpletterde borst. Dit eeu
bazin Wildenslag. "Maar het is zeker
zij op het kantwerkhuis zijn geweest; maar had ik een kind, dat zoolang ziek was als Godelieve, ik zou het niet du
ben moeder!" kree
at gij besloten hebt ze morgen naar het kantwerkhuis te doen gaan. Mij raakt de zaak wel niet persoonlijk; maar gij zult het mij vergeven, dat ik uw kind gaarne zie. Zij is toch zoo mi
erontwaardiging. "Ik ben arm, ik ben eene onwetende sloor, dit beken ik; maar ik heb ook een moede
de bazin Damhout, "dat gij uw arm Godelie
wat hij wil; ik kom daar ook niet tusschen. Wees niet bevreesd, Christina; al verroerde hij hemel en aarde, onze Lieveken zou toch niet naar het kantwerkhuis gaan. Het i
den lof en de vriendschap harer buurvrouw, en het was met onverborgene blijdschap, dat
aat blijven loopen? Haar vader knort dagelijks daartegen, en hij heeft geen ongelijk.
nen goeden raad
ar goeden raad,
odelieve voor een paar j
na?" riep vrouw Wildenslag als verbaasd. "Hebben wij, arme fabriekwerkers, de middele
rroepelijk veroordeeld blijven, om tot het einde van haar leven eenvoudige werkster en dienstmeid van anderen te blijven. Met hare geleerdheid zou zij zeker winkeldochter worden, en later zou ze zonder twijfel zelve eenen winkel oprichten en meesteresse worden. Het verwondert u? De geleerdheid, Lina, maakt den mensch tot alles b
eopende oogen; zij scheen niet wel t
later zelve meesteresse; dat zij veel geld winne en als eene ware juffrouw gekleed ga
aad, Ch
zeggen, dat gij, gij alleen de oorzaak zijt van hare
n hare arme ouders w
ergeten en tot op haren ouden dag nog in zich zelve zou zeggen: mijn geluk, mijne welvaart ben ik verschuldigd aan mijne moeder.
roffen; hare oogen schen
ouw, de meesteresse van dien schoonen modewinkel, is de dochter van bazin Wildenslag. De arme werkmansv
," zuchtte de moeder van Godelieve,
het middel kent om haar een beter lot te bezorgen? Zijt gij niet moeder, en zou de overtuigi
zeggen," mompelde vrouw Wildenslag, het ho
t kosteloos leeren, zoolang gij wilt. Wat zijn die twee jaren? Lieveken kan toch niets winnen, en, eens geleerd, zal zij zooveel te sp
og het hoofd en zag
j van mijnen raad?"
gewichtige zaak. Ja, ik ben moede
rukte zich eene zuivere muts op het hoofd en wie
," riep zij, "g
doen?" vroeg bazin
nderen. Zóó ben ik. Het moet maar seffens gedaan worden, anders komt het er niet van. Wij
rst uwen man daar
eens afgedaan en geklonken is, zal haar vader zooveel te gemakkelijker te overwinnen zijn. Kom, kom, geen tijd verloren. Gij kun
t huis en verdwenen onmiddell
ouw Damhout. In het eerst hadden zij elkander getroost met de hoop op goed nieuws;
e deur werd geopend en zij hunne moeders zagen verschijnen. Bevend spr
et niet naar het kantwerkhuis! Morgen gaat gij naar de school, bij
omhelsde hare moeder en vrouw Damhout; zij greep Bavo
ren, gelijk gij, Bavo!" riep zij, in de
eder, streelde haar de wangen met de beide handen en
ed voor uw arm Lieveken. O, wat zie ik u gaarne! Wat
had ze nog nooit gevoeld. Het scheen haar, dat er iets in hare natuur was veredeld geworden: zij had ten minste di
eederen nazien en u een nieuw paar schoenen koopen. De kinderen op de school zijn
zondere kracht de hand van vrouw
k, d