Andersens Sproken en vertellingen
etem
erwant; zij waren daar nog slechts kort geleden aangekomen, maar de molenaar had ze reeds bezocht, hun de verloving van Babette medegedeeld en van Rudy en het arendsjong, van het bezoek te Interlaken, in één woord de geheele geschiedenis verteld, en
waar Clarens zich met zijn treurwilgen in het water afspiegelt, wandelde Rousseau, terwijl hij van Helo?se droomde. De Rh?ne stroomt onder de hooge, met sneeuw bedekte bergen van Savoye voort; hier, niet ver van haar oorsprong, ligt in het meer een klein eiland; dit is zoo klein, dat het van de kust gezien, een vaartuig op het water schijnt te zijn. Het eiland is een rotsgrond, dien een dame voor
gaarden voor het bergstadje Montreux omgeven, waar de vijgeboomen het huis van den boer beschaduwen, laurie
een oud engelenhoofd, met weelderige zilverwitte lokken. Haar dochters waren lieve, mooie, lange en slanke meisjes. De jonge neef, dien zij meegebracht hadden, was van het hoofd
het balkon voerde, stond open en gaf het uitzicht op het schoone, uitgestrekte meer, dat zoo blank
llon, het oude, sombere kasteel op het rotsachtige eiland, alleen om de foltertuigen te zien, de gevangenissen, de verroeste kettingen in de rotsachtige muren, de steenen britsen voor de ter dood veroordeelden, de valluiken, waardoor de ongelukkigen naar beneden geworpen en op ijzeren spitse pennen opgevangen werden. Dat alles te zien noemden zij een genoegen. Een gerechtsplaats was het, die door Byrons gezang in de wereld der po?zie opgenom
beviel. De Engelschman had haar een klein boekje tot aandenken aan Chillon gegeven, het was By
y, ?maar de keurig gekleede mijnheer, die
de molenaar, en lachte om zijn eigen aardigheid. Ook