Andersens Sproken en vertellingen / Morgenrood
ek in de
nderlinge arendsoogen fonkelden, zij draaide haar mageren hals nog sneller dan gewoonlijk in
stond te lezen, dat hij zich in het onvermijd
mooi!? zei d
zei Rudy en lachte,-maar
sprak de oude vrouw, ?h
ns gelijk kunnen hebben!? z
en verlangen gehad om na
zelf. ?Het is al twee dagen over den tijd, waar
te, hij was immers de rijke molenaar,-toch liever de jachtavonturen van Rudy hoorde vertellen, en deze sprak van de zwarigheden en de gevaren, die de gemzenjagers op de hooge bergtoppen door te staan hadden, hoe zij langs de onzekere sneeuwhellingen, die door weer en wind als het ware aan den kant der rotsen vastgekleefd zijn, en over de gevaarlijke bruggen moesten kruipen, die de sneeuwstorm over diepe kloven gesla
ich een jong, maar dit was er niet uit te krijgen. Een Engelschman had Rudy eenige dagen geleden een heele hand vol goud aangeboden, als hij hem den jo
was veel te kort, kwam het Rudy voor, en toch was het n
or de groene boomtakken heen; uit het geopende luik in het dak kwam d
ts gehad. De oude molenaar weet er nog niets van; Rudy en Babette hebben elkaar den heelen avond op de voet
mauwd hebben!?
de kamerkat. ?Ik ben echter nieuwsgierig, wat de m
hij niet. Toen de omnibus eenige dagen later over de Rh?nebrug tusschen Walliserland en Waadland voortratelde, zat Rudy daarin, goe
fden weg terugreed, zat Rudy er ook in; maar i
?Ik ga, zonder mij langer te bedenken, naar je vader toe.?-?Wil ik meegaan?? vroeg Babette; ?dat zal je moed geven.?-?Ik heb moed genoeg,? zei Rudy, ?maar als jij er bij bent, dan moet hij wel vriendelijk zijn, of hij wil of niet.?-Daarop traden zij binnen. Rudy trapte mij geducht op den staart! Rudy is erg onhandig; ik mauwde, maar noch hij noch Babette h
et elkaar? Wat zeiden z
Maar het arendsnest kan je toch niet bereiken, zooals je zelf onlangs gezegd hebt: Babette zit nog hooger!?-?Ik neem ze allebei!? zei Rudy.-?Ik zal je Babette geven, als je mij het levende arendsjong geeft!? zei de molenaar en lachte, dat de tranen hem langs de wangen liepen. ?Maar nu bedank ik je voor je bezoek, Rudy! Bezoek mij morgen weer, morgen is er niemand thuis. Vaarwel, Rudy!?-En Babette zei hem ook vaarwel, maar zoo klagend als een klein ka
h altijd nog mogelijkhe