Noodlot
. Hij had zich door Franks barbier laten knippen en scheren en hij droeg kleêren van Frank, die hem wijd als zakken waren; een paar pantoffels,
iets als gedempt goud. Frank had schik in hem en liet hem vertellen en hij deed het eenvoudig weg, ronder te blageeren op zijne ellende; alles was geweest zooals het had moeten
zonder dak gekend; eene armoede, die Frank, goed doorvoed, glanzend van eene bloedrijke gezondheid, onuithoudbaar voorkwam; en hij sprak er zoo kalm, bijna schertsend over, zonder te klagen, alleen met leedwezen zijne mooie handen bekijkend, die mager waren, paars van jeukenden winter
ik nu doen ...
je zelven maakte. Voor het oogenblik had hij nu een doel: Bertie; hij zo? hem helpen, na een paar weken rust eene betrekking of zoo iets voor hem zoeken, maar vooreerst moest hij zich nu maar geen zwaar hoofd maken. Hij was blij, dat hij zijn vriend weêr eens bij zich had. De herinneringen wolkten bij hem op als ijle tooverbeelden, vaalkleurig en sympathiek: herinneringen uit zijn schooltijd, kwajongensstreken, zwerftochten, bakkeleipartijen in de duinen bij Den Haag: herinnerde Bertie zich? Frank zag den kleinen mageren jongen nog voor zich, getreiterd door groote lummels, beschermd door hem, Frank, wiens vuisten er op neêr beukten, ter wille van zijn vriendje. En later hun studententijd te Delft: Bertie gesjeesd,
ertie honderd-uit vertelde van Amerika, over zijn broer, zijn h?tel, zijn theater en de eene anecdote aan de andere schakelde, boeiend door een tikje van ongewonen romantiek. Frank gevoelde daarna behoefte aan lucht en wilde naar zijne club
niet noodig, dat ze weten, dat je zoo een slec
en het slechte sujet sprak
Wat een geluk, dat ik je ontmoet heb!
zich roosterend met de voeten op den nikkelen rand. Hij schonk zich nog eens een glas port in en dwong zich aan niets te denken, zich we