Login to MoboReader
icon 0
icon TOP UP
rightIcon
icon Reading History
rightIcon
icon Log out
rightIcon
icon Get the APP
rightIcon
Mathias Sandorf

Mathias Sandorf

Jules Verne

5.0
Comment(s)
3
View
21
Chapters

Mathias Sandorf by Jules Verne

Chapter 1 No.1

Het Presidio van Ceuta.

Drie weken na de schrikkelijke gebeurtenissen, welke wij in het vorige deel verhaalden, en waarvan de provincie Catania, op het eiland Sicili?, het tooneel was geweest-drie weken later, zeggen wij, dus op 9 October, stevende een snelvarend stoomjacht-de Ferrato, onze oude bekende-geholpen door een stevige noordoosterbries, tusschen de zuiderpunt van Europa, die eigenaardig genoeg op het Spaansche schiereiland Engelsch is, en kaap Almina, de noordelijkste punt van Afrika, die daarentegen, op het Marokkaansch gebied gelegen, Spaansch is. De vier mijlen afstand, welke van de eene landspits tot de andere gerekend worden, zouden, wanneer men op mythologische gronddenkbeelden zou mogen afgaan, of daaraan slechts eenige waarde mocht schenken, door wijlen Hercules, een waardigen voorganger van den heer Ferdinand de Lesseps, de moderne landengte-doorsteker, daargesteld en toegang aan de wateren van de Mare Mediterranea of Middellandsche zee tot die van den Atlantischen Oceaan verleend zijn, door met een enkelen knodsslag de rotsachtige omdijking van het Middellandsche meerbekken daar ter plaatse te verbrijzelen, hetgeen, zooals ieder lezer zal moeten bekennen, eene vrij aardige krachtsontwikkeling zou vereischt hebben. Jammer, dat dergelijke halfgoden in onze eeuw niet meer aangetroffen worden. De doorgraving van de landengte van Suez zou zooveel geld niet gekost hebben, en de landengten van Panama en van Corinthe zouden zooveel schatten niet verslinden. Met drie zulke knodsslagen waren dan de Andes in de Nieuwe Wereld, de Dioikos in Griekenland en de drempel van Serapeum in Egypte verbrijzeld geweest, om de Middellandsche zee met de Roode zee, de golf van Corinthe met die van Egina, en den Mexicaanschen zeeboezem met de Groote Stille Zuidzee in verbinding te stellen. Nogmaals jammer, doodjammer!

Ziedaar, wat Pescadospunt voorzeker aan zijn vriend Kaap Matifou zou medegedeeld hebben, terwijl hij hem daarbij tegelijkertijd de rots van Gibraltar in het noorden, en den Hachoberg in het zuiden zoude aangewezen hebben.

En, inderdaad, Calpé en Abyla zijn nog steeds de beide bekende rotsmassa?s, de beide zuilen, die als de "Zuilen van Hercules," den naam van den beroemden Griekschen held dragen.

Kaap Matifou zou ongetwijfeld dat "kunststuk van krachtsinspanning" bewonderd en naar waarde geschat hebben, en dat nog wel, zonder dat de nijd zijne eenvoudige en bescheiden ziel zoude verontreinigd, zonder dat zijn edel hart door eene onwaardige gedachte zoude bezoedeld zijn. Nogmaals, Kaap Matifou zou bewonderd en gewaardeerd hebben.

De Proven?aalsche Hercules zou voor den Griekschen held, voor den zoon van Jupiter en Alcmene, eerbiedig het groote hoofd gebogen hebben.

Maar Pescadospunt kon zijnen vriend dat verhaal niet opdisschen, en Kaap Matifou kon zijn Titanshoofd niet buigen, om de eenvoudige reden, dat noch de een noch de andere zich aan boord bevond. Beiden waren op bevel van dokter Antekirrt te Antekirrta achtergebleven, de eerste, omdat hij, zooals wij weten, vrij ernstig gekwetst was, en de andere, om zijn vriend op te passen en te verplegen.

Dokter Antekirrt en Piet Bathory waren alleen aan boord van de Ferrato, die door kapitein K?strik gekommandeerd werd; terwijl Luigi-Ferrato nog steeds als eerste officier aan boord van het stoomjacht dienst deed. Van bevordering was nog geen sprake geweest. Maar er was nog tijd.

De expeditie, laatstelijk op het eiland Sicili? ondernomen, met het doel om Sarcany en Silas Toronthal op te sporen en op te lichten, als daar mogelijkheid toe bestond, had volstrekt geen resultaat gehad, daar zij den dood van Zirone tengevolge had gehad. Men moest dus andermaal trachten, die twee booswichten op het spoor te komen, door den Spanjaard Carpena te noodzaken mede te deelen, alles wat hij omtrent Sarcany en diens medeplichtige moest weten en ook wist; daarvan waren dokter Antekirrt en Piet Bathory overtuigd.

Daar de Spanjaard nu tot de galeien veroordeeld en naar het Presidio van Ceuta verwezen was, zou men hem daar moeten gaan opzoeken. Want daar alleen kon men in aanraking met hem komen, en daarom was tot die reis besloten.

Ceuta, in het Spaansch als Ce Veta en in het Arabisch als Septa uitgesproken, is eene kleine, maar zeer versterkte stad, een ware vesting, een soort van Spaansch Gibraltar op de Oostelijke hellingen van den Hacho-berg en op de Marokkaansche kust gelegen, op eene landtong ten westen van Tanger, waarachter de Apenberg, een der Zuilen van Hercules verrijst. De stad bestaat uit drie deelen, namelijk: de reeds genoemde berg Hacho, waarop een zeer sterk fort, hetwelk de geheele landtong en den ingang der zee?ngte bestrijkt; de Citadel, aan het uiteinde van de landtong gelegen en alleen over een ophaalbrug toegankelijk; en eindelijk de eigenlijke stad of Almena, waar de burgers en handelaren wonen. Hier bevinden zich ook de hoofdkerk, twee kloosters, een hospitaal en onderscheidene scholen, waaronder eene voor de zeevaart. Langs den zeeoever voert eene kade, vanwaar men een verrukkelijk uitzicht op Spanje heeft. Aan de andere zijde der stad ligt de Alameda of openbare wandelplaats, vanwaar men het oog kan laten rondwaren, langs de Marokkaansche kust tot aan de bergen van het Riff. Het aantal inwoners bedraagt bijna 12,000 en deze vormen een mengelmoes van Spanjaarden, Engelschen, Franschen, Italianen, Mooren, Negers, Mulatten, Isra?lieten en Marokkanen. Ceuta is de zetel van een bisschop, gesteld onder den aartsbisschop van Sevilla; de Spaansche Regeering bezigt de stad voornamelijk als ballingsoord en bagno.

Ceuta is het oude Septa of Septum of Ad Septem fratres: In de zeven broeders.

Het wordt door sommigen voor Abyla, door anderen voor het Esilissa van koning Ptolomeus gehouden, en was weleer de hoofdstad van Mauritania Tingitana. Na den val van het Romeinsche rijk werd de stad achtereenvolgens door de Vandalen, Gothen en Arabieren overweldigd. Laatstbedoelden gaven haar den naam van Septa, en verhieven haar tijdens hunne heerschappij over Zuid-Spanje, tot een gewichtig oord. Later viel zij ten deel aan de Hamoedieten en daarna aan de Almoravieden; en in 1409 werd zij veroverd door den Portugeeschen koning Joào I, nadat ook de Genueezen er reeds korten tijd heerschappij hadden gevoerd.

In 1580 kwam zij tegelijk met Portugal aan Spanje en bleef hieraan onderworpen,-ook na de scheiding van die twee rijken in 1640.

Vruchteloos belegerden haar de Marokkanen bijna 23 jaren, van 1697 tot 1720, en te vergeefs trokken zij in 1732, onder aanvoering van den bekenden renegaat Ripperda, nogmaals met een groote krijgsmacht derwaarts. De stad werd dapper verdedigd, en is ook nu nog het belangrijkste steunpunt der Spanjaarden in Noord-Afrika.

Er bestaat niets levendiger ter wereld dan die beroemde zee?ngte van Gibraltar, die als het ware de monding der Middellandsche zee vormt. Het is langs dat smalle kanaal, dat de heerlijke en overschoone Amphytrite water-verversching uit de wereldzee, uit den Atlantischen Oceaan erlangt. Daarlangs ontvangt zij ook duizenden vaartuigen, die van Noordelijk Europa en van de beide Amerika?s komen, om de honderden havens aan te doen, die langs haren onmetelijken omtrek aangetroffen worden. Daarlangs stoomen, naar binnen en naar buiten, die prachtige en groote pakketbooten, die oorlogschepen van alle nati?n, aan wie het genie van een Franschman, van Ferdinand de Lesseps, eene deur ontsloten heeft, toegang verleenende tot de Roode zee, tot de Golf van Bengalen, tot den Indischen Oceaan, tot de Chineesche zee en tot de Groote Stille Zuidzee.

Die Straat, door de Ouden Fretum Herculeum geheeten, heeft eene diepte van 16 meters1, doch bezit in haar vaarwater geen banken of klippen. Toch levert zij voor de schepen, die uit de Middellandsche zee komen, wel eens gevaar op, wegens den sterken stroom, die er van den kant van den Atlantischen Oceaan doorheen trekt. Bij dezen is de ingang der Straat-tusschen Kaap Trafalgar en Kaap Spartel-vijf geographische mijlen, en aan den anderen kant-tusschen Punta de Europa en Punta de Afrika-ruim half zoo breed. Het smalste gedeelte is 1? geographische mijl breed en bevindt zich tusschen Punta del Frayle, ten noorden, en Punta de Ciris ten zuiden.

Aan de Afrikaansche kust is de Straat begrensd door een effen rotswand; doch de oever aan de Europeesche zijde vormt onderscheidene inhammen, bepaaldelijk ten oosten in de golf van Gibraltar, die ook, vanwege de daartegenover gelegen stad, Golf van Algesiras geheeten wordt.

Niets schilderachtiger bestaat er dan die smalle zee?ngte, die door hoog gebergte van zeer verschillend uitzicht omlijst is. In het noorden strekken zich de Sierra?s van Andalusi? uit. In het zuiden steigeren langs die zoo heerlijk ingesneden kust, van Kaap Spartel af tot aan de punt van d?Almina, de zwarte toppen van de Bullonen, van den Apenberg en de nokken van de Septem fratres, de Zeven Gebroeders omhoog. Rechts en links vertoonen zich in de diepte der baaien en der kreeken, of als neergevlijd aan den voet en op de eerste hellingen, welke zich langs de lagere kuststreek uitstrekken en door een reusachtigen achtergrond beheerscht worden, schilderachtig gelegen steden, als Tarifa, Algesiras, Tanger en Ceuta. Dan tusschen die beide romantische oevers vertoont zich voor den scherpen boeg der stoomschepen, die noch door de zee, noch door den wind weerhouden worden, of voor den steden der zeilschepen, die soms bij honderden door den westenwind in die monding naar den Atlantischen Oceaan weerhouden worden, eene zeer bewegelijke wateroppervlakte, die uiterst veranderlijk van kleurtinten is, die zich hier grijs en met machtige kuiven getooid voordoet, elders aangenaam blauw en kalm, hier weer geheele strepen van kleine krullende golfjes en maalkolkjes vormt die de grenzen der stroomen en tegenstroomingen met hunnen getanden rand zoo duidelijk mogelijk aangeven.

Niemand die zulk een tafereel onder de oogen krijgt, kan ongevoelig blijven voor de bekoorlijkheden van die verheven schoonheden, die door twee tegenover elkander gelegen werelddeelen als een dubbel panorama langs de oevers van de zee?ngte van Gibraltar ten toon gespreid worden, en de reizigers in den volsten zin des woords in verrukking brengen.

De Ferrato naderde inmiddels vlug de Afrikaansche kust. De diep ingesneden baai, aan welker uiteinde Tanger zich als het ware verbergt, begon zich voor het oog der opvarenden te sluiten, terwijl de rotsmassa van Ceuta des te meer zichtbaar werd, daar de kust daar ter plaatse eene haaksgewijze verandering van richting naar het zuiden vormt. Men zag dien steenklomp langzamerhand zich van de achtergelegen massa afscheiden en alleen vooruitkomen als een schiereiland, dat aan den voet van eene kaap gelegen, en daaraan door een smalle landengte verbonden is, die het aan den vasten wal vasthecht.

Hoog daarboven, dicht bij den top van den Hachoberg, werd een fortje bespeurd dat op de plek verrezen was, waar vroeger eene Romeinsche citadel gestaan had. Daarin zijn steeds uitkijken op wacht, die in opdracht hebben, de zee?ngte scherp gade te slaan, maar vooral het Marokkaansche grondgebied waardoor Ceuta, behalve aan de zeezijde, geheel omsloten wordt. Die geheele streek vertoont nagenoeg eene zelfde bergachtige terreingesteldheid, evenals het kleine vorstendom Monaco te midden van het Fransche grondgebied.

Het sloeg tien uren in den morgen, toen de Ferrato eindelijk het anker liet vallen in de haven, op twee kabellengten afstand van de ontschepingskade, die door de deininggolven uit volle zee met ongetemde kracht gebeukt werd. Daar bestaat echter slechts eene vluchthaven, die bij frisschen en stevig doorstaanden wind voor de branding uit de Middellandsche zee weinig beschutting aanbiedt, en dus nog al gevaarlijk is.

Zeer gelukkig dat wanneer de schepen niet ten westen van Ceuta kunnen ankeren, zij eene tweede ligplaats aan den anderen kant der rots vinden, waar zij voor de westenwinden behoorlijk gedekt liggen.

Toen "de geneeskundige dienst" aan boord was gekomen, en toen de scheepspapieren van de Ferrato in orde bevonden waren, stapten dokter Antekirrt en Piet Bathory tegen een uur des namiddags in de sloep en lieten zich naar den wal roeien. Zij ontscheepten op eene kleine kade, die zich dicht langs den voet der walmuren van de vesting uitstrekte.

Dat de dokter het ernstige voornemen opgevat had, om zich van Carpena meester te maken, daaromtrent bestond hoegenaamd geen twijfel. Maar hoe zou hij dat uitvoeren? Dat zou hij eerst beslissen, nadat hij de plaats en hare omgeving in oogenschouw had genomen. Daarna zou hij naar omstandigheden te werk gaan, hetzij door geweld te gebruiken, om den Spanjaard te ontvoeren, hetzij hij diens ontsnapping uit het Presidio van Ceuta in de hand zou werken. In ieder geval, hij rekende er op, dat hij den Spanjaard in handen kreeg. Zijne maatregelen zouden goed getroffen worden. Ditmaal was de dokter er niet op uit, om het incognito te bewaren. Integendeel, reeds hadden zijn agenten, die aan boord verschenen waren en hem weer verlaten hadden, het gerucht van de aankomst van zoo een beroemd persoon allerwege verbreid. Wie toch in dat geheele Arabische land, van Suez af tot aan Kaap Spartel, kende dien geleerden taleb niet bij naam, die zich thans op het eiland Antekirrta teruggetrokken had en daar in het binnenste gedeelte der Syrtische zee verblijf hield?

De beste ontvangst viel hem dan ook, zoowel van den kant der Spanjaarden, als van dien der Marokkanen ten deel.

Daarenboven was het niet verboden de Ferrato te bezoeken en te bezichtigen, zoodat weldra een groot aantal vaartuigen het stoomjacht omringden en men aan boord kwam.

Dat alles kwam waarschijnlijk met de plannen van dokter Antekirrt overeen. Zijne beroemdheid moest zijne voornemens te hulp komen. Piet Bathory en hij poogden dan ook niet, zich aan de algemeene aandacht te onttrekken. Een open rijtuig, dat in het voornaamste h?tel van Ceuta gehuurd was, veroorloofde hen, om in de stad rond te toeren en haar te bezichtigen. Die rijtoer was een ware zegetocht door het stadje.

Zij bevonden, dat de straten smal, ja nauw en omgeven waren door droefgeestig uitziende huizen, waaraan iedere eigenaardigheid of lokale kleur ontbrak. Hier en daar bespeurden zij kleine pleinen met teringachtige boomen, welker takken en bladeren met een grauw stof overdekt waren, en hunne spaarzame schaduw verleenden aan eene armzalige kroeg of aan een of twee openbare gebouwen, die veel op kazernes geleken. In één woord, er bestond niets oorspronkelijks, tenzij het Moorsche kwartier, dat zijn bijzonderen stempel niet verloren had.

Tegen drie uren gaf dokter Antekirrt aan den koetsier bevel, om hem naar den Gouverneur van Ceuta te rijden, wien hij een bezoek wilde brengen,-een eenvoudig beleefdheidsbezoek, dat van den kant van een zoo aanzienlijk vreemdeling niet anders dan natuurlijk moest voorkomen. Onmiddellijk werd in die richting voortgereden.

Het zal wel niet behoeven gezegd te worden, dat die gouverneur onmogelijk een civiel ambtenaar kon zijn. Ceuta is boven alles een militaire kolonie. Men telt er ongeveer tien duizend zielen, alles bij elkaar gerekend: officieren en soldaten, handelaren, visschers en matrozen van de kustvaart, die zoowel in de stad wonen, als op de terreinstrook, die zich oostwaarts van de vesting uitstrekt, en zoo de omgeving van het Spaansche grondgebied vormt.

Ceuta werd in die dagen bestuurd en gekommandeerd door den Kolonel Guyara.

Die hoofdofficier had onder zijne bevelen drie bataillons infanterie, die van het landleger van Spanje gedetacheerd waren, en die daar den garnizoens-dienst waarnamen; verder had hij een regiment van aan de strengere krijgstucht onderworpen militairen, die bestendig in de kleine kolonie gevestigd waren; dan nog twee batterijen vestingartillerie, eene kompagnie pontonniers, en eindelijk nog eene kompagnie Mooren, wier gezinnen een bijzonder kwartier bewoonden. Het garnizoen was dus vrij sterk, zooals men ziet. Ongeveer drie duizend vijfhonderd man.

Wat de tot de galeien veroordeelden betrof, hun getal bedroeg nagenoeg twee duizend.

Om zich van de stad naar den zetel van den gouverneur te begeven, moest het rijtuig den bedekten weg of ronde-weg volgen, die buiten den walgang der stad liep. Dat was een gemaccadamiseerde heirbaan, die niet alleen rondom het geheele territoir, maar ook tot aan het oostelijkste uiteinde daarvan voerde.

Aan beide kanten van die baan was de smalle strook tusschen haar en den voet der bergen aan de eene zijde, en tusschen haar en den zeeoever aan de andere zijde, die, dank zij der onbezweken vlijt en arbeid der inwoners, goed bebouwd was. Deze hebben de slechte hoedanigheden van den grond weten te overwinnen. Noch groenten van allerlei soort, noch vruchtboomen, die heerlijk dragen, ontbreken er. Maar er mag ook niet verzwegen worden, dat aan handen en armen om te arbeiden geen gebrek is, en dat de teelaarde, evenals dit voor Sint Helena gebeurde, van Europa aangevoerd werd.

Inderdaad, de gedeporteerden worden niet alleen voor of vanwege den Staat gebezigd, hetzij in bijzondere werkplaatsen, hetzij aan de vestingwerken, hetzij aan de wegen, welker onderhoud voortdurende voorzorgen vereischt, hetzij bij de stedelijke politie, wanneer hun voortdurend goed gedrag aanleiding geeft, om er agenten van te maken, die het toezicht voeren, maar tevens onder opzicht staan. Die mannen, die hetzij voor twintig jaren, hetzij voor levenslang naar het Presidio van Ceuta gezonden werden, kunnen ook door particulieren gebezigd worden, evenwel slechts onder zekere voorwaarden, die door het gouvernement in het belang der openbare veiligheid gesteld zijn, en waaraan natuurlijk streng de hand gehouden wordt, hetgeen noodzakelijk is, zooals ieder moet beamen.

Dokter Antekirrt had bij zijn bezoek te Ceuta verscheidene van die ellendelingen ontmoet, die vrij en frank door de straten van de stad zich bewogen, voornamelijk diegenen, die voor huishoudelijken arbeid gebezigd werden. Maar hij zou een veel grooter aantal te zien krijgen, wanneer hij buiten den versterkten walgang met voorliggende verdedigingswerken gekomen zou zijn, daar buiten op de wegen en op het veld, in de voorwerken of op den akker.

Tot welke categorie van het personeel van dat Presidio behoorde nu Carpena? Dat was in de eerste plaats belangrijk om te weten te komen. Want het plan van dokter Antekirrt kon toch slechts in algemeene trekken vastgesteld zijn, en moest natuurlijk gewijzigd worden, naarmate de bestaande omstandigheden, dat wil zeggen: naar gelang de Spanjaard vrij rondliep of opgesloten zat, of hij bij particulieren arbeidde, of in de werkplaatsen van den Staat. Dat diende dus in de eerste plaats uitgevischt te worden.

"Maar", zeide de dokter tot Piet Bathory, "daar die Carpena nog niet lang geleden veroordeeld is, is het meer dan waarschijnlijk, dat hij nog niet die voordeelen geniet, welke den ouderen veroordeelden, vanwege hun goed gedrag, toegestaan zijn."

"Dat ?s waar," antwoordde Piet, "hoewel het toch zou kunnen zijn, dat hij reeds buiten kwam."

"Jawel, wij kunnen daarop toch eenigermate rekenen, ja wij moeten het zelfs."

"Maar als hij opgesloten zit?" vroeg de jonge werktuigkundige. "Dan dunkt mij...."

"Dan wordt het vraagstuk veel lastiger," antwoordde dokter Antekirrt droog.

"Dat meen ik ook. Het zal goed zijn, dit bij onze ontwerpen niet uit het oog te verliezen."

"Maar, om het even: die kerel moet ontvoerd worden, en hij zal ontvoerd worden!"

Het rijtuig reed gedurende dat gesprek zachtkens voort, terwijl de paarden in een matigen korten draf liepen.

Op twee honderd meter afstand buiten den kring der vestingwerken, was een zeker getal gedeporteerden onder opzicht van ettelijke gevangenbewaarders van het Presidio bezig met keien en steenen als verhardings-materiaal op den weg te brengen. Er waren daar een goede vijftig aanwezig, waarvan een gedeelte de keien in kleine stukken sloeg, een ander gedeelte die stukken over den weg uitstortte, en een derde gedeelte hen onder een kolossale welrol verbrijzelde en schier fijnmaalde.

Het rijtuig had dat gedeelte van den weg, waar die herstelling plaats had, stapvoets, ja zelfs gedeeltelijk langs een zijweg moeten volgen, waarop het werk nog niet aangevangen was. Dat was onzen reizigers evenwel niet aangenaam.

Dokter Antekirrt en Piet Bathory waren alleen aan boord. (Bladz. 2.)

Plotseling greep dokter Antekirrt Piet Bathory bij den arm.

"Hij!" zeide hij met gedempte stem, terwijl hij zijn makker gevoelig kneep.

"Waar?" vroeg Piet Bathory, overal rondkijkende. "Waar toch? Ik zie hem niet."

De dokter trok Piet naar zich toe en wees met den vinger in zekere richting.

"Daar! Daar!" sprak hij steeds fluisterend.

Een man stond daar, op twintig passen afstand van zijne makkers en leunde op den steel zijner schop.

Dat was Carpena.

Aan zijne oude geaardheid getrouw, nam hij er zijn gemak van en arbeidde zoo min mogelijk.

Dokter Antekirrt had, hoewel hij dien man in twintig jaren niet gezien had, den zoutvervaardiger van Istri?, in weerwil van zijne tegenwoordige kleeding als galeiboef, dadelijk herkend, zooals Maria Ferrato hem ook, in weerwil van zijn Maltezer kleeding, in de straten van het Manderaggio-kwartier zonder aarzelen herkend had.

Dien misdadiger, die door zijne aangeboren luiheid, niets geleerd had in het leven en dan ook tot eenig vak, welk ook, geheel en al ongeschikt was, had men in de werkplaatsen van het Presidio niet kunnen gebruiken. Keien stuk slaan op den weg, dat was alles, waartoe hij gebezigd kon worden. Tot iets anders was hij onmogelijk in staat.

Maar had dokter Antekirrt hem ook al herkend, Carpena kon onmogelijk in dien man daar in dat rijtuig den graaf Mathias Sandorf herkennen, dien hij zoo snood verraden had. Ternauwernood had hij hem toen eventjes gezien in het huis van den visscher Andreas Ferrato te Rovigno, op het oogenblik, dat hij tot gids strekte van het detachement politie-agenten, die de woning zouden omsingelen, om de vluchtelingen gevangen te nemen.

Echter, evenals iedereen had hij de aankomst van dokter Antekirrt te Ceuta vernomen.

Nu was die zoo beroemde dokter-en dat was Carpena niet onbekend-dezelfde persoon, waarvan hem Zirone gedurende hun onderhoud bij de rotsen van Polyphemus, op het zeestrand van het eiland Sicili?, gesproken had. Dat was de man, waarvoor hij zich, volgens de aanbeveling van Sarcany, vooral wachten moest. Dat was de millioenen-bezitter tegen wien de bende van Zirone den vergeefschen aanslag bij de Casa Inglese op de hellingen van den Etna uitgevoerd, en waarbij ze het onderspit gedolven had. Ja, zeker, dat alles wist hij.

Wat ging er in Carpena?s brein om, toen hij zich zoo plotseling in tegenwoordigheid van dokter Antekirrt bevond?

Welke waren de indrukken, die zijne hersenen met die gevoeligheid en die oogenblikkelijkheid opvingen, welke sommige photografische bewerkingen kenmerken?

Dat zou zeer moeielijk te zeggen zijn. De lezer zal dat wel begrijpen, hopen wij.

Wat evenwel de Spanjaard in werkelijkheid ondervond, dat was: dat hij plotseling gevoelde, dat de dokter zich door een soort van moreel overwicht van zijn geheel wezen meester maakte; dat zijne verpersoonlijking te niet ging tegenover die van dien vreemden man; dat eene vreemde wilskracht, sterker dan de zijne, hem beheerschte en vermeesterde.

Te vergeefs poogde hij zich tegen dien invloed te verzetten. Hij bezweek er voor en vermocht niets anders te doen, dan voor die overheersching lijdelijk te bukken.

Intusschen had dokter Antekirrt zijn rijtuig doen stilstaan en ging voort den galeiboef met een doordringenden blik aan te staren. De schitterende uitstraling van dien blik bracht op de hersenen van Carpena een vreemdsoortig en onweerstaanbaar effect teweeg. De zinnen van den Spanjaard werden als door een soort van verdooving verlamd. Zijne oogleden knipten en sloten zich eindelijk, daar hij onmachtig was ze open te houden; terwijl hij geene andere beweging dan eene trillende beving in de oogleden en wenkbrauwen ondervond. Toen viel hij, zoodra de gevoelloosheid de overhand genomen had en derhalve volkomen was, aan den rand van den weg neer, zonder dat zijne makkers of lotgenooten er iets van bespeurden, daar hunne aandacht op de zoo rijke reizigers gevestigd was. Hij was in een diepen magnetischen slaap gedompeld, waaruit niemand hem zou hebben kunnen wekken, welke middelen ook aangewend werden.

Toen het zoover gekomen was, gaf dokter Antekirrt bevel, om den rijtoer te vervolgen en gebood den koetsier zich naar het verblijf van den gouverneur te richten.

Dat geheele tooneel had hem niet meer dan eene halve minuut oponthoud gekost. Niemand had kunnen waarnemen, wat tusschen hem en dien Spaanschen galeiboef voorgevallen was,-niemand tenzij Piet Bathory, die de zaak daarenboven niet begrepen had.

"Thans behoort die man mij", zei dokter Antekirrt tot Piet, "hij is in mijne macht en ik kan hem tot alles noodzaken."

"Ook om u alles mede te deelen wat hij weet?" vroeg Piet Bathory vrij ongeloovig.

"Neen, dat niet," antwoordde dokter Antekirrt met een geheimzinnigen glimlach.

"Niet?... Dat is jammer!" meende de jeugdige werktuigkundige teleurgesteld.

"Neen, maar ik kan hem wel noodzaken, alles te doen, wat ik wil, dat hij uitvoeren zal."

"Zonder dat hij dit weet?... Zonder dat hij dit zal willen?"

"Ja, maar niet alleen dat, maar zelfs geheel onbewust," antwoordde dokter Antekirrt.

"Hoe weet gij dat?" vroeg Piet Bathory, die, als ingenieur, het hoe en waarom gaarne vernam.

"Bij den eersten blik, dien ik op den ellendeling wierp, gevoelde ik, dat ik hem in mijne macht had, dat ik zijn wil door den mijnen kon vervangen."

"Die man is toch niet ziek, niet waar? Zijn uiterlijk verraadde daarvan niets."

"Neen, hij is volstrekt niet ziek. Hij is integendeel zoo gezond als gij en ik", antwoordde dokter Antekirrt.

"Hoe verklaart gij dan...?"

"Denkt gij dan, dat die zenuwuitwerkselen alleen bij ziekelijke zenuwlijders teweeg kunnen gebracht worden?"

"Mij dunkt, dat een gezond mensch aan dergelijke invloeden weerstand kan bieden."

"Neen, Piet. Zij, die nog het meeste weerstand bieden, zijn juist de hersenzieken, de waanzinnigen."

"Maar..."

"Een goed en gevoelig sujet moet juist een eigen wil hebben, om behoorlijk gedomineerd te worden, en ik ben uitermate door de omstandigheden begunstigd geworden, daar ik in dien Carpena juist eene geaardheid aangetroffen heb, geheel en al geschikt, om mijn invloed te ondervinden..."

"Maar wat helpt dat thans?" vroeg Piet Bathory. "Al hebt gij hem ook al onder uwen zedelijken invloed, dan hebt gij hem nog niet in uwe physieke macht."

"Neen, maar die galeiboef zal in slaap gedompeld blijven, en zonder mijne tusschenkomst zal die slaap niet wijken."

"Aangenomen", zei Piet; "maar waartoe zal dat dienen? Ik zie daar geen uitkomst in."

"Waartoe dat zal dienen, vraagt ge? Welke uitkomst dat zal hebben?"

"Voorzeker vraag ik dat, daar het onmogelijk is, om hem in den toestand, waarin hij zich bevindt, te doen zeggen, wat wij zooveel belang hebben te weten te komen."

"Dat is ontwijfelbaar waar," antwoordde dokter Antekirrt. "Ik kan hem wel in mijne gedachten doen lezen; maar ik kan hem onmogelijk doen zeggen, wat ik zelf niet weet."

"Welnu, dan herhaal ik mijne vraag: waartoe zal dat dienen, welke uitkomst zal dat opleveren?"

Bracht hij de hielen op dezelfde lijn, sloot het dikke der kuiten tegen elkander en bracht de rechterhand aan de klep zijner politiemuts. (Bladz. 21.)

"Maar wat ik wel in mijne macht heb", ging dokter Antekirrt onverstoorbaar voort, alsof hij die vraag niet gehoord had, "is hem te noodzaken te doen, wat mij in mijn kraam te pas komt, wat ik zal willen, dat hij doen zal, en dat zonder dat zijn wil er zich tegen verzetten kan."

"Ja, maar wat?" vroeg Piet Bathory ongeduldig. "Ja, maar wat? Zeg mij."

"Wanneer ik bijvoorbeeld zal willen, dat hij morgen of overmorgen, over acht dagen of over drie of zes maanden, zelfs wanneer hij in wakenden toestand is, het Presidio zal verlaten, dan zal hij dat ongetwijfeld doen."

"Het Presidio verlaten!... Kom, gij gekscheert met mij!... Hoe zou dat mogelijk zijn?"

"Ja! het Presidio verlaten!... Piet, ik ben te ernstig, om mij eene grap te veroorloven!"

"Het Presidio verlaten?... Vrij en ongehinderd?..." vroeg Piet Bathory steeds ongeloovig. "Dan zouden de bewakers dat toch moeten veroorloven! De invloed van uwe wilskracht kan zoo ver niet reiken, om hem zijne ketenen te doen verbreken, om hem de deur van het bagno te doen verbrijzelen, om hem een onoverkomelijken muur te doen overklimmen, ... waarbij de gevangenbewaarders hem dan nog behulpzaam zouden moeten zijn."

"Neen, Piet," antwoordde dokter Antekirrt, "gij hebt gelijk; ik kan hem niet noodzaken te doen, wat ik zelf niet uitrichten kan... Maar ik kan..."

"Maar wat dan? Wat is uw plan?" vroeg de jonge werktuigkundige vrij opgewonden.

"Mijn plan? Juist om dat uit te voeren, begeven wij ons thans naar den gouverneur van Ceuta, ten einde dien hoofd-officier een offici?el bezoek te brengen. En let nu maar op de verdere ontwikkeling van de zaak, die ik mij gesteld heb."

Dokter Antekirrt overdreef niet. Dat zou Piet Bathory spoedig genoeg ondervinden.

Die daadzaken omtrent den invloed der wilskracht op iemand in den hypnotischen toestand, zijn thans algemeen erkend. De werken en nasporingen van Charcot, van Brown Sequard, van Azam, van Richet, van Dumontpallier, van Maudsley, van Bernheim, van Hack Tuke, van Rieger, en van zooveel andere geleerden, kunnen daaromtrent geen twijfel laten bestaan.

Dokter Antekirrt had gedurende zijne reizen in Oostersche landen zeer merkwaardige gevallen daaromtrent kunnen bestudeeren en aan dien tak der physiologie een rijken schat van nieuwe en belangrijke waarnemingen toevoegen, en zijne reeds zoo rijke ondervinding zeer kunnen vermeerderen.

Hij was dus uitnemend op de hoogte van die verschijnselen en van de resultaten, die er van te erlangen zijn. Hij was zelf begaafd niet eene groote mate van zich opdringende wilskracht, die hij dikwijls gelegenheid had gehad in Klein-Azi? uit te oefenen. En het was op die wilskracht, dat hij rekende, om zich van Carpena meester te maken,-daar toch het toeval het zoo gewild had, dat de Spanjaard aan haren invloed volkomen onderhevig was.

Maar al was dokter Antekirrt voortaan meester over de wilskracht van Carpena; al kon hij hem ook doen handelen, zooals en wanneer hij wilde, door hem zijn eigen wil op te dringen, zoo was het toch noodzakelijk, om tot eene afdoende handeling te kunnen overgaan, dat de gevangene vrij in zijne bewegingen was, wanneer het oogenblik gekomen zou zijn om hem deze of gene daad te doen uitvoeren. Daarvoor was de vergunning van den gouverneur noodig, en die vergunning hoopte hij wel van den kolonel Guyara, een uiterst welwillend en goedaardig mensch, te verkrijgen, om daardoor de ontvluchting van den Spanjaard uit het Presidio mogelijk te maken.

Tien minuten later kwam het rijtuig van dokter Antekirrt bij den ingang der groote kazernes aan, die bij de grens van het ge?nclaveerde grondgebied opgetrokken zijn, en hield bij het verblijf van den gouverneur, dat in de nabijheid gebouwd is, stil.

De kolonel Guyara had reeds kennis bekomen van de aankomst van dokter Antekirrt te Ceuta. Die beroemde persoon was, dank zij zijn algemeen door zijne rijkdommen en zijne bekwaamheden bekenden naam, als een soort souverein op reis. Nadat hij dan ook in het salon van het gouvernements-paleis was binnengeleid, ontving de gouverneur hem, alsook zijnen jeugdigen reisgenoot, op de meest innemende wijze. Al dadelijk wilde die kolonel zich geheel en al ter hunner beschikking stellen, om het kleine ge?nclaveerde grondgebied te bezoeken, dat kleine stuk van Spanje, zoo zonderling in het Marokkaansche rijk ingesneden.

"Gaarne nemen wij uw aanbod aan, heer gouverneur," antwoordde dokter Antekirrt in het Spaansch,-eene taal, die ook door Piet Bathory goed verstaan en vlug gesproken werd.-"Maar ik weet niet, of wij wel den tijd zullen hebben, om uwe dienstvaardigheid te kunnen benuttigen."

"O, de kolonie is niet groot, dokter Antekirrt", antwoordde de gouverneur. "In een halven dag kan men den geheelen omtrek er van afleggen."

"Dat is zoo, maar ... onze tijd is nog al beperkt, heer gouverneur," antwoordde de dokter.

"Denkt gij dan niet eenigen tijd hier te vertoeven, zooals het gerucht zich verbreid heeft?"

"Hoogstens vier of vijf uren," antwoordde de dokter. "Langer kan ik inderdaad niet."

"Zoo kort? Maar, heer dokter, dan zult gij niets kunnen bezichtigen. En dat is toch jammer."

"Ik moet heden avond nog naar Gibraltar vertrekken, waar ik morgen in de ochtenduren verwacht word."

"Heden avond nog vertrekken!" riep de gouverneur uit. "Hoe is dat toch mogelijk?"

"Het moet! heer gouverneur, het moet! Geloof intusschen, dat het mij geweldig spijt."

"O, veroorloof mij te beproeven, u van dat voornemen af te brengen." zei kolonel Guyara.

"Dat zou vergeefsche moeite zijn, heer gouverneur. Volkomen vergeefsche moeite, geloof mij."

"Ik verzeker u, dokter Antekirrt, dat onze militaire volksplanting inderdaad waard is van nabij bestudeerd te worden," drong kolonel Guyara levendig aan.

"Ik twijfel er niet aan, heer gouverneur. Ik weet het trouwens, want ik heb er veel van gelezen."

"Gij hebt ongetwijfeld veel gezien, veel waargenomen, heer dokter, gedurende uwe veelvuldige reizen; maar uit het oogpunt van verbeterings-kolonie of beter strafkolonie, verdient Ceuta, ik verzeker het u, de geheele opmerkzaamheid zoowel van geleerden, als van staathuishoudkundigen!"

Natuurlijk dreef de eigenliefde kolonel Guyara wel eenigermate om zijn kleine volksplanting zoodanig te prijzen en te verheffen. Toch overdreef hij niet; want het administratief bestuur van het Presidio van Ceuta, wat geheel gelijk is aan dat der Presidios van Sevilla, wordt beschouwd als een van de besten, zoowel van het Oude als van het Nieuwe halfrond. En, dat niet alleen wat betreft den materieelen toestand der gedeporteerden, maar ook hunne zedelijke verbetering, waarbij beoogd wordt, gelouterde sujetten aan de maatschappij weer te geven.

De gouverneur drong er dan ook op aan, dat een zoo voornaam man als dokter Antekirrt was, zijn vertrek zou willen uitstellen, om de verschillende lokalen en inrichtingen van de strafkolonie met een bezoek te vereeren.

"Het is onmogelijk, dat ik langer blijf, heer gouverneur," verzekerde de dokter, en ging met een glimlach voort; "maar heden behoor ik u toe, en wanneer gij wilt, dan is het weinigje tijd, dat mij rest, nog wel te benutten, dunkt mij."

"Het is reeds vier uren," hernam kolonel Guyara, terwijl hij een blik op de pendule wierp.

"Reeds zoo laat?" vroeg de dokter, terwijl hij zijn horloge met het salon-uurwerk vergeleek.

"Voorzeker. En gij ziet, er blijft ons slechts weinig tijd over, om Ceuta te bezichtigen."

Waren onze oude kennissen, Sarcany en de Marokkaansche vrouw Namir. (Bladz. 31.)

"Inderdaad," antwoordde de dokter, "en dat hindert mij te meer, daar ik er prijs op gesteld zoude hebben, om u, na uwe gastvrijheid genoten te hebben, aan boord van mijn stoomjacht te ontvangen."

"Dokter Antekirrt, zoudt gij uw vertrek naar Gibraltar niet een dag, een enkelen dag kunnen uitstellen?"

"Dat deed ik zeker, heer gouverneur, als ik geen samenkomst bepaald had voor morgen, zooals ik u reeds gezegd heb. Inderdaad, ik ben verplicht, om nog heden avond zee te kiezen!"

"Dat is waarlijk betreurenswaardig," hernam de gouverneur, "en niets zal mij kunnen troosten, dat ik u niet langer hier heb kunnen houden! Maar ... pas op..."

"Waarop moet ik passen, heer gouverneur?" vroeg dokter Antekirrt met een glimlach.

"Het vaartuig ligt onder het bereik mijner kanonnen en mijner mortieren ten anker...."

"Ho, ho!" riep de dokter lachende uit. "Dat is eene internationale bedreiging!"

"En ik kan u op de plaats in den grond boren!" vervolgde kolonel Guyara schertsende.

"En de represailles dan, heer gouverneur?" vroeg dokter Antekirrt lachende.

"Welke represailles? Zijn er represailles mogelijk, als uw scheepje in den grond geschoten is?"

"Zoudt gij denken dat Antekirrta die schending van het volkenrecht ongewroken zou laten?"

"Wat, Antekirrta?..." riep kolonel Guyara schaterlachende uit.

"Zoudt gij in staat van oorlog met het machtige rijk van Antekirrta willen geraken?"

"Ik weet, dat ik groot gevaar zou loopen," antwoordde de gouverneur op denzelfden toon van gekscheren.

"Dat geloof ik ook... Zijt derhalve zeer op uw hoede, want Antekirrta is machtig!"

"Maar, wat zou men niet willen wagen, om u vier en twintig uren langer te mogen behouden!"

"Ja, maar het is toch beter dat gevaar niet te trotseeren," antwoordde dokter Antekirrt met een beleefden glimlach.

Piet Bathory, die geen deel aan dit gesprek genomen had, vroeg zich af, of dokter Antekirrt al of niet het doel, dat hij wenschte te bereiken, nader was gekomen. Het besluit, om denzelfden avond nog Ceuta te willen verlaten, hoorde hij voor het eerst, en het bevreemdde hem niet weinig.

"Te drommel", dacht hij, "hoe zullen in zoo weinig tijd de noodige maatregelen te nemen zijn, om de ontsnapping van Carpena, met hoop op goeden uitslag, te kunnen bewerkstelligen. Dat zal inderdaad een tooverstuk zijn!"

Hij overdacht dat weinige uren later de gedeporteerden in het Presidio wedergekeerd en achter slot gesteld zouden zijn. Onder die omstandigheden werd het zeer onwaarschijnlijk, dat iemand de vergunning verkrijgen zou, dat de Spanjaard zich buiten de gevangenismuren zoude mogen begeven. Waarlijk, het vraagstuk werd uiterst belangwekkend.

Maar Piet begreep, dat de dokter een vastgesteld plan volgde, toen hij hem hoorde antwoorden:

"Waarlijk, heer gouverneur, het spijt mij zeer, dat ik aan uw zoo vriendelijk geuit verlangen niet voldoen kan."

"Het spijt mij nog meer. Maar kunt gij waarlijk niet?" vroeg kolonel Guyara met plichtpleging.

"Neen, althans heden niet. Maar toch is het mogelijk, dat ik aan uw wensch zal kunnen voldoen."

"Hoe dat?... Spreek spoedig!... Ik ben inderdaad zeer verlangend, heer dokter..."

"Luister."

"Spreek, dokter Antekirrt, spreek dan toch!" hernam de gouverneur ongeduldig.

"Daar ik morgen ochtend noodzakelijk te Gibraltar moet wezen, moet ik heden avond vertrekken. Daaraan valt niets te veranderen. Maar ik reken, dat mijn verblijf op die Engelsche rots niet langer dan twee of drie dagen zal duren. Het zou mij zeer tegenvallen, wanneer het anders ware en ik er langer zou moeten blijven."

"Des te beter! Want geloof mij, daar op dat Britsche grondgebied is niet veel te zien."

"Neen, ik wil er niet langer verwijlen dan noodig is. Het is heden Donderdag, niet waar?"

"Inderdaad."

"Welnu, in plaats van mijne reis langs de noordkust der Middellandsche zee te vervolgen, zal mij niets gemakkelijker vallen, dan Zondagmorgen naar Ceuta terug te keeren...."

"Juist, niets gemakkelijker dan dat, inderdaad," antwoordde de gouverneur, "en ook niets aangenamer en verplichtender voor mij! Ik betoon waarschijnlijk wel wat te veel eigenliefde, niet waar, heer dokter?"

"Laten wij daarvan niet spreken, heer gouverneur."

"Och, wie heeft zijne ijdelheids-beweegredenen niet in deze wereld, niet waar? Dat is dus afgesproken, dokter Antekirrt, tot Zondag! Niet vergeten, hoor!"

"Jawel, maar op eene voorwaarde, hoort gij op uwe beurt, heer gouverneur?"

"Voorzeker, ik hoor. En die voorwaarde is, heer dokter?.. Kom laat hooren!"

"Maar neemt gij ze aan? Dat dien ik vooraf te weten, heer gouverneur. Neemt gij ze aan?"

"Blindelings! Welke zij ook moge zijn!" antwoordde kolonel Guyara galant.

"Ook dat gij met uw adjudant aan boord van de Ferrato zult komen ontbijten?"

"Aangenomen, heer dokter, aangenomen! Maar..."

Kolonel Guyara scheen te aarzelen.

"Maar wat? Trekt ge terug, heer gouverneur? Dat zou ik niet mooi vinden."

"Maar, ook op mijne beurt, op eene voorwaarde, heer dokter," ging de kolonel voort.

"Evenals gij, neem ik haar blindelings aan. Laat hooren, heer gouverneur."

"Dat is, dat gij met den heer Bathory op het gouvernementshuis zult komen dineeren."

"Dat is afgesproken, heer gouverneur. Zoodat tusschen het ontbijt en het middagmaal..."

"Ik van mijn gezag en mijne macht misbruik zal maken..." antwoordde kolonel Guyara lachende.

"Brr! Misbruik van gezag en macht! Het is om kippenvel te krijgen! Om er van te ontstellen!"

"Om u al de heerlijkheid van mijn rijk te doen bewonderen," voleindigde kolonel Guyara, terwijl hij de hand van dokter Antekirrt drukte.

Piet Bathory had evenzeer de uitnoodiging, die hem gedaan was, aangenomen, en bedankte voor de welwillendheid van den gouverneur van Ceuta met eene beleefde buiging.

Dokter Antekirrt nam afscheid, en Piet kon toen reeds in zijne oogen lezen, dat hij zijn doelwit bereikt had. Maar de gouverneur wilde zijne toekomstige gasten tot in de stad vergezellen. Alle drie namen toen plaats in het rijtuig en volgden den eenigen weg, die het gouvernements-h?tel met het stedeke Ceuta in verbinding stelt.

Het was van dien Spaanschen gouverneur niet te verwonderen, dat hij de gelegenheid te baat nam, om de beide bezoekers de min of meer betwistbare schoonheden van de kleine volksplanting te doen bewonderen, dat hij met eene zekere voorliefde sprak over de verbeteringen, die hij zich voorgenomen had in te voeren, zoowel in het militair als in het civiel bestuur der nederzetting; dat hij de meening verkondigde en verdedigde, dat de ligging van het oude Abyla niet minder was dan die van Calpi aan de andere zijde van de zee?ngte; dat hij beweerde, dat het mogelijk was er een waar Gibraltar van te maken, even onneembaar als zijn Britsche tegenhanger; dat hij protesteerde tegen de onbeschofte woorden van master Ford: dat Ceuta aan Engeland moest toebehooren, omdat Spanje er niets van weet te maken en onbekwaam is om het te behouden indien het aangevallen werd; dat hij zich zeer vertoornd betoonde over die halsstarrige Engelschen, die nergens den voet aan wal kunnen zetten, zonder dat die voet dadelijk wortel schiet. Neen waarlijk, dat was niet te verwonderen.

"Inderdaad", riep hij vrij opgewonden uit, "voordat zij er aan denken, om zich van Ceuta meester te maken, moeten zij er voor waken, dat zij Gibraltar behouden! Er bestaat daar een berg, die Spanje op hun hoofd zou kunnen neerstorten!"

Dokter Antekirrt, zonder te vragen op welke wijze de Spanjaarden een zoodanig gewelddadig geologisch verschijnsel in het leven zouden kunnen roepen, wachtte zich wel die bewering tegen te spreken, die met al de opgewondenheid, een hidalgo zoo eigen, geuit was. Daarenboven werd het gesprek door het plotseling stil houden van het rijtuig afgebroken. De koetsier had zich genoodzaakt gezien zijne paarden te moeten inhouden bij eene verzameling van gedeporteerden, die als het ware den weg afsloten. Het was eene bepaalde opstopping, zooals men wel in groote steden, maar niet in eene verbeteringsplaats kon verwachten.

De gouverneur werd ongeduldig, wenkte met een enkel gebaar een der brigadiers van het bewakings-detachement, om tot hem te komen. Die agent naderde hem dadelijk met den voorgeschreven versnelden militairen pas. Bij het rijtuig aangekomen, bracht hij de hielen op dezelfde lijn, sloot het dikke der kuiten tegen elkander, bracht de rechterhand aan de klep zijner politiemuts, en wachtte in die voorschriftmatige houding, totdat de gouverneur het woord tot hem zoude richten.

Al de andere aanwezigen, zoowel bewakers als gevangenen, hadden zich op een gelid aan weerszijden van den weg geschaard en keken eerbiedig toe, zonder een vin te durven verroeren.

"Wat is er aan de hand?" vroeg de gouverneur. "Waarom die versperring van den weg?"

"Excellentie," antwoordde de brigadier, "wij hebben een veroordeelde op de helling van het talud van den weg vinden liggen. Hij schijnt slechts ingeslapen te zijn..."

"Welnu, brigadier? Wat heeft dat te beduiden?" ging kolonel Guyara met vragen voort.

"Men is er niet in geslaagd hem wakker te kunnen maken, Excellentie," was het antwoord.

"Sinds hoelang is die man in dien toestand, brigadier?"

"Sedert een uur ongeveer, Excellentie," was het eerbiedige antwoord van den ondergeschikte.

"En slaapt hij steeds door? Het is, alsof gij mij een sprookje vertelt."

"Steeds, Excellentie."

"Hoe weet gij dat, brigadier? Hebt gij u daarvan overtuigd? Zeg?"

"Ja, Excellentie. Hij is zoo ongevoelig, alsof hij dood ware. Men heeft hem geschud, men heeft hem geprikt...."

"Wat verder?"

"Men heeft hem geroepen, zelfs een pistoolschot vlak bij het oor gelost."

"Welnu?"

"Excellentie, hij voelt niets en hij hoort niets! Hij blijft ongevoelig en bewusteloos liggen."

"Waarom heeft men den geneesheer van het Presidio niet gehaald?" vroeg de gouverneur. "Dat is eene nalatigheid."

"Ik heb hem laten halen, Excellentie; maar men trof hem niet te huis"

"En?"

"In afwachting dat hij komt, weten wij niet, wat wij met dien man moeten uitvoeren."

"Welnu, laat hem naar het hospitaal dragen! Mij dunkt, dat is nog al eenvoudig."

De brigadier was op het punt dat bevel te doen uitvoeren, toen dokter Antekirrt tusschenbeide kwam.

"Heer gouverneur," sprak hij, "wilt gij mij in mijne hoedanigheid van geneesheer veroorloven, dien hardnekkigen slaper te onderzoeken. Ik wenschte hem wel van nabij gade te slaan."

"Waarachtig, dat ?s waar ook," zei de gouverneur, "dat behoort tot uw departement!... Een boef, die door dokter Antekirrt behandeld zal worden!... Waarlijk, de kerel zal zich niet te beklagen hebben, dunkt me."

Het drietal stapte uit het rijtuig en de dokter naderde den veroordeelde, die op het talud van den weg uitgestrekt lag. Het leven vertoonde zich bij dien man, die in diepen slaap gedompeld was, niet anders meer dan door eene ietwat hijgende ademhaling en door eene snellere beweging van den pols. Dat was alles.

De dokter wenkte, dat de omstanders meer achteruit zouden wijken, om de toetreding van meer lucht mogelijk te maken. Toen dat gebeurd was, bukte hij zich over dat schijnbaar levenlooze lichaam, en sprak tot Carpena, maar met een zachte stem. Daarna bekeek hij hem een lange poos, alsof hij een zijner wilsuitingen in de hersenen van den galeiboef wilde doen doordringen.

En zich toen oprichtende, zeide hij kalm en bedaard, alsof het geheele voorval niets te beduiden had:

"Het is niets! Die man is slechts door een aanval van magnetischen slaap overvallen geworden!"

"Waarlijk?" vroeg de gouverneur. "Niets anders dan dat?"

"Niets anders," antwoordde de dokter met een schier onmerkbaren glimlach op de lippen.

"Dat is inderdaad zonderling," meende de gouverneur. "Vindt gij niet, dokter Antekirrt?"

"Toch niet," antwoordde deze ernstig en afgemeten in toon en gebaren. "Zoo iets komt meer voor."

"En kunt gij hem uit dien slaap wakker maken? Dat zou ik wel eens willen zien."

"Niets gemakkelijker dan dat!" antwoordde dokter Antekirrt meesmuilend. "Kijk goed toe, kolonel."

En na het voorhoofd van Carpena met de vingertoppen aangeraakt te hebben, opende hij met vaardige en lichte hand de oogleden van den lijder, en zeide toen:

"Word wakker! ... ik wil het! Hoort ge?... Ik wil het... word wakker!"

Carpena bewoog zich, eerst onmerkbaar schier, daarna meer duidelijk, keerde zich om, opende de oogen, hoewel hij toch nog in een staat van slaapdronkenheid en verdooving bleef. De dokter bewoog toen verscheidene malen en in schuine richting de hand voor het gelaat van den gedeporteerde, alsof hij ten doel had de hem omringende luchtlaag in beweging te brengen. Langzamerhand verdween de verdooving. Toen stond Carpena op en ging, evenwel loom en traag, en zonder dat hij eenig bewustzijn scheen te hebben van hetgeen er voorgevallen was, plaats tusschen zijne makkers nemen.

De gouverneur Guyara, dokter Antekirrt en Piet Bathory stegen weer in het rijtuig, dat de weg naar de stad vervolgde in vollen draf, om het tijdverlies van het oponthoud in te halen.

"Was de kerel, alles wel beschouwd, niet ietwat onder den invloed van sterken drank?" vroeg de gouverneur met een spotachtigen glimlach. "Het kwam mij zoo voor."

"Dat geloof ik niet," antwoordde dokter Antekirrt ernstig. "Neen, dat was het niet."

"Vooreerst ontbrak geheel en al de alcohollucht," zei Piet Bathory, die den dokter te hulp kwam.

"Meent ge? Ik moet erkennen, dat ik daar niet op gelet heb," zei kolonel Guyara.

"En dan valt hier slechts eene eenvoudige uitwerking van het somnambulisme te constateeren."

"Maar hoe kan die uitwerking te voorschijn geroepen zijn?" vroeg de gouverneur.

"Daarop kan ik niet antwoorden, heer gouverneur. Misschien is die man onderhevig aan dergelijke aanvallen."

"Maar hij is nu op de been, verdere zorgen mijnerzijds zijn nu overbodig en deze aanval zal hem geen kwaad doen."

"Mijnentwege," dacht de gouverneur. "Zoo?n boef! Alsof ik mij daarom bekommeren zou."

Het rijtuig bereikte weldra den gordel der vestingwerken, reed de stad in en dwars door en hield stil op een klein plein, waarbij de verschillende inschepings-kaden van Ceuta uitkwamen.

Daar nam dokter Antekirrt hartelijk afscheid van den kolonel Guyara.

"Ziet, daar ligt de Ferrato," sprak de eerstgenoemde, terwijl hij naar het sierlijk stoomjacht wees, dat op de open reede bevallig door de deining heen en weer bewogen werd. "Vergeef mij, dat ik u uwe belofte herinner. Gij zult niet vergeten, heer gouverneur, dat gij aangenomen hebt, om aanstaanden Zondag-ochtend aan boord te komen ontbijten?"

"Zeker niet, dokter Antekirrt. Evenmin als gij vergeten zult, dat gij Zondag-avond op het gouvernementshuis dineeren zult! Denk daar ook om; want ik reken er op."

"Ik zal woord houden, heer gouverneur, dat verzeker ik u," zei dokter Antekirrt met plichtpleging.

"En ik ook, wees daar verzekerd van," was het wederantwoord van den kolonel.

Beiden scheidden en de gouverneur verliet de kade niet, dan nadat hij de sloep had zien afsteken.

"Een merkwaardig man!" zei hij bij het heengaan tot zijn adjudant. "Bepaald een merkwaardig man."

De jonge officier knikte toestemmend, zooals dat een goed ondergeschikte betaamt.

Toen de sloep aan boord gekomen was, antwoordde dokter Antekirrt op de vraag van Piet Bathory, of alles volmaakt naar zijn wensch was afgeloopen en of hij de uitvoering zijner plannen meer nabij gekomen was:

"Ja!"

"Meent gij dat wezenlijk?" vroeg Piet Bathory, niet zonder ietwat verbazing te laten blijken.

"Zeker! Want Zondag-avond zal Carpena met of zonder vergunning van den gouverneur aan boord van de Ferrato zijn."

Tegen acht uren verliet het stoomjacht zijne ankerplaats, wendde den steven noordwaarts en weldra verdween de berg Hacho, die deze Afrikaansche kusten beheerscht, in den nevel, die zich bij het vallen van den avond uit den Atlantischen Oceaan en uit de Middellandsche zee verhief.

Toen de dokter ontscheepte, stond de gouverneur hem op de kade af te wachten. (Bladz. 40.)

* * *

1 De werkelijke diepte van de straat van Gibraltar is 300 tot 900 meter.-J.H.

Continue Reading

You'll also like

Other books by Jules Verne

More
Chapters
Read Now
Download Book