De Kerels van Vlaanderen
sting, weleer als wijkplaats tegen de invallen der
reede grachten; ten noorden en ten oosten was zij beschut door ee
het wijde vierkante binnenplein, waar rondom de
r zich 's Heeren hof, een schoon paleis, met eene overwelfde bovengang, die men de Loove n
uis, dat men den Steen heete en waarin de kastelein van Brugge, d
naar de Markt, stond het Gijse
s met twee breede, gekanteelde gaanderijen, opdat men ook van daar den vijand mocht bevechten, indien de Burg eenen aanval af te weren had[16]; dan het klooster St-Donaas met de hui
nog een bijzondere muur, zeer hoog en sterk, met torentjes en kanteelen, zoodat, indien de Burg in de h
usschenruimten, er nog andere van mindere uitgestrektheid, di
s omdat hij het paleis van den vorst bevatte; maar bovenal omdat de pr
ddellijken invloed op dit groot gedeelte van het Westelijk Vlaanderen dan de vorst zelf. Hunne aanzienlijke grondbezittingen en hun persoonlijke rijkdom vermeerderden dien invloed tot zooverre, dat de rid
eder Hacket, de kastelein, waren Kerels, afkomstig uit h
n de Erembalds, omdat de voornaamste onder hen afstamden van Erembald, den eersten Kerel die h
beid en allen handel als onteerend. Hunne eenige inkomsten bestonden in de lasten en schattingen welke zij hunnen lij
handel als vereerend. De gansche scheepvaart van Vlaanderen en de visscherij, tot de Engelsche kust, waren in hun
drijvigste en verstandigste dezer Ker
omsten, waarover zij beschikten, om zoo te zeggen, aan den meestbiedende te verkoopen, dan zullen zulke Kerels, zooals de genaam
konden zij daarvan niet worden beroofd, al mochten ook de ridders, ja de graa
ten, dezen immer tegen de heerschzuchtige aanslagen der leenheeren verdedigden; maar daarom tevens durfde de graaf, noch zijne hovelingen, openlijk tegen de Er
ofden te zamen staan kouten; maar aan de deur der proostdij hielden zich een aantal boden te paard, van welke er nu en dan een met de hem vertrouwde brieven of bevelen den Burg ve
vernemen welke tijding zij voerden, doch zij konden geen voldoende
Burg een persoon die aller aandacht tot zich trok en eene zonderlin
d hij het voorkomen van eenen reus. De genster, die uit zijne groote zwarte oogen lichtte, moest den aanschouwers ontzag inboezemen; want alhoewel men vermo
ing een groot, krom zwaard. Op zijne kleeding, waarin de blau
eef van onzen proost", murme
van Rodenburg, den eigen broeder
de Kerels. Wie hem zou durven ondervragen
aag gij
e mher Burchard is de ongenaakste
eenen slag zijner reusachtige
oals gij zegt. Zwijgt, daar n
e een oude zwaardveger. "Hij komt dikwijls in mijnen
t en stamelde, terwijl deze met scherpe
outheid niet ten kwade. Welke
er met eene stem die uit eene
n, h
verveelt mij; ga
veger terugdeinzen en richtte zich, zonder meer acht
ne zaal waar een twaalftal ridders rondom eene tafel zaten, bij welke een paar gr
Burchard, nadat hij den ridders e
te Atrecht aangekomen. Onze ridders zullen nog daar blijven; want de koning van Frankrijk
ongenoegen trok Burch
e proost?"
rijven van eenige bevelen
kaste
is me
eder dat de eiken stoel onder h
an onzen graaf u niet verbl
aaf is mij onverschi
gij er zoo on
ims komen
uurl
vel Tancmar
zou heeft hij eenen algemeenen landsvrede doen uitroepen en ons gelast in zijne afwezigheid over de openbare rust te waken. Hebben wij deze zending niet tr
r met zijne beide zonen en heeft intusschen het beheer zijner goederen toevertrouwd aan zijnen neef Rambold Tancmar. Weet gij wat deze doet om mij te hoonen en uit te dagen? Hij zaait en oogst op mijnen grond en bouwt er eene schuur op. Het is een ware diefstal ... en ik, Burchard Knap, d
af zelf hem dien grond heeft ges
dom van eenen vrijen man ond
aaf bedrogen en hem doen gelooven
eigene of een slaaf"
l de zaak onderzoeken en u re
nu een vorst die Vlaanderen betaamt? Hij kruipt voor den koning van Frankrijk; en deze zal
"Ware hij niet slecht geraden, hij zou in alles rechtvaardi
jven hem onverpoosd tot onrecht aan. Men noemt ze Isegrims, dit is wolven, en zij verdienen het wel, zij
t zien, heeren: zoohaast de Isegrims in het land zijn zullen zij weder hunne kuiperijen
het beletten",
"Die huichelaar? Hij heeft het z
is de proost!" mompe
meer dan zestig jaar, met grijze haarkroon en een ernstig en eerbiedwekkend gelaat. Ondanks zijnen ouderdom ging hij rec
s en schouders eenig wit bont, zoodat zijne kleeding half geestelijk en half wereldlijk scheen.
e hebben toegestuurd, zette hij zich nevens den kastelein
wezigheid, met de verschuldigde eerbewijzen onthalen. Ik heb u doen roepen, heeren, om uwe hulp te vragen ten einde op den dag van 's vorsten intrede een behoorlijk getal vrije lieden uit de Ambachten naar de stad te doen komen. Gij zult begrijpen dat zulks noodig is om te beletten dat onze vijanden bij den graaf de Kerels beschuldigen
gromde Burchard. "Hij is z
an.... Alzoo, heeren, gelieft brieven of boden naar uwe burchten en hofsteden te zenden, met het verzoek dat men van daar eenige lieden naar Brugge doe komen om bij de intrede
der Kerels gunstig gestemd was, daaraan twijfelde de meerderheid sterk; maar zij wilden in deze onzekerhe
laffe kuiperij aanzag. Graaf Karel van Denemarken was, volgens zijn gevoelen, e
k der Kerels ten hoogst schadelijk, werd de deur geopend en een ridder, met den helm op het h
eninghe!" riepen de ridders, van hunne z
usbrugge was erg gekwetst. Is hij genezen? Zijn er vele Vlaamsche ridders gesne
een haast te hebben om hen van andere dingen te spreken. Nauwelijks kon hij met zijne vrienden eenige korte gro
art en vraag u oorlof om te zitten. Ik h
de anderen hem hierin hadden nagevolgd
twerp om de Kerels van hunne vrijheid te berooven heeft laten varen. Het doet mij leed uwe gerustheid te mo
rchard Knap stampte geweldig op den vloer en gromde eene vermale
he, vestigt gij dit verm
wederkeerden, beroemen zich openlijk dat zij de wapens niet zullen nederleggen voor
" riep Burchard. "Indien wij
em de proost. "Wat heeft deze pocherij der Isegrims te beduiden? Wij
, die hem omringen, moeten zich sedert eenigen tijd met de zaak der Kerels bezighouden; want zij spreken
e hem toebehoord? De Fransche koning? Ha, ha, de Fransche koning bemoeit zich met onze zaken? Niet genoeg dat men on
lingaland te wapen te roepen", zeide Willem Van Wervick. "De
igen, te midden der Ambachten hebben gebouwd!" voegde Burchard er bij. "Ik heb omtrent Eerne
ovenal, mijn oploopende neef Burchard! Ontijdig geweld redt geene zaak, zelfs niet
eenen anderen man op aarde verdragen hebben; maar de proost, die als hoofd
acht, in schijn, ten minste, van aard zijn om u te kwetsen en te verbitteren; maar gelieft in te
r leenheeren bestaan. Kondet gij het hooren, vrienden, hoe onbeschaamd de Isegrims hunnen haat tegen de Kerels lucht geven! Zij zingen zelf
de Kerels d
nde over
kwaad dat
se wel
e slepen
rt is al
ens niet
niet sond
rontwaardigingsk
echts een woord van dit lied in mijn bijwezen durft zingen het
rvick. "Wat blijft ons te doen? Het is gansch eenvoudig: ons
anderen uitroepen", viel Burchard woedend uit, "te wapen loopen met dien wettige
stelein Hacket. "Is het zoo dat men beraadslaagt over de hoogst
mannen, terwijl Karel van Denemarken dit slechts is door de vrouwen? Haddet gij, mijne ooms, in den oorlog tusschen beiden, Kar
or de Kroon u onzijdig gehouden", wedervoer Hacket, "de Kerels zoude
er Isaac Van Reninghe vragen of hij ons met eenige zekerheid kan bevesti
nwendde, ik desaangaande niets heb kunnen vernemen. Maar gij weet hoe ondoorgrondelijk onze graa
Deze heeft mij geschreven dat wij alle redenen hebben om te gelooven dat men de Kerels voortaan aangaande hunne vrijheid niet meer zal verontrusten; en hij raadt ons aan onzen heer graaf met betuigingen van eerbied en verkleefdheid te onthalen en hem in zijne goede stemming ten onzen opzicht
ridders knikten met het hoof
an Brugge. Ziet hier mijn gevoelen. Wij moeten ons bereiden om onzen heer graaf bij zijne intrede met de meest mogelij
ard. "Mij door de Isegrims uitdagend laten b
zijt en u zelven niet kunt bedwingen, wilde ik u v
men zal mij in
en verkleefd jegens hem toonen en zelfs, indien het geval zich voordoet, de hoonende houding der Isegrims over het hoofd zien, om geene reden van ontevredenheid aan den vorst te geven. Ontstaat het kwaad dat gij vreest, wij zullen onzen plicht doen en met goed en bloed de vrijheid van Kerlingaland verdedigen; maar niemand toch zal ons kunnen beschuld
ijk toegestemd?" vroeg Matfried Wegel. "Hij s
h bereid toont tot zelfopoffering, zoohaast hij iets kan doen ten goede van ons geslacht en van Kerlingaland. Het was mij genoeg hem te doen begrijpen welke gelukkige
n Woumen met dit h
tevr
eenheeren zich verbin
de Bertulf. "Wie weet niet dat mijn neef meer vri
wordt zult gij iets wonders gewrocht hebben dat, inderdaad,
Placida", bemerkte Yorg Koevoet. "Indien zijn oom, de hofraadsheer,
zal Placida Van Woumen de beloftegift uit Robrechts handen ontva
de aanwezigen. Burchard zelf glimlachte van tevredenh
zelven moest verschaffen en hoe hij hoopte daardoor beter dan door eenen verderfelijken oorlog de rechten en de vrijheid van Kerling
ling tot voorzichtigheid herhalende, le
broeder Hacket i
stand der zaken? Onze berichten zijn niet
ulken onvoorzichtigen woestaard als onze neef Burchard, kunnen wij de waarheid niet gansch openbaren. De minste genster ware genoeg om het vuur van eenen
te hem de hand en
r aan het hoofd van het stadsbestuur stond, trad in de zaal en g
ten waren, zeide
aten mij niet toe ten uwent te gaan; daarom deed ik u bidden u ten Burg te will
heer proost", beme
an de graaf u insgelij
er Tancmar Van Straten br
herhaalde Bertulf met
hofbottelier Wal
st om in Brugge te versc
erda
eenige bijzondere be
deed. De reden daarvan is dat eenige voorname Fransche ridders onzen vorst zullen vergezellen en hij verlangt dat zijn onthaal zoo plechtig mogelijk geschiede. Ik zie geen bele
", sprak de proost. "Het spijt mij u zoo verre te hebben doe
chepen s
cmar is in de stad?" vr
p de baan naar Atrecht om d
rekt hij? Dez
n den vo
schudde
van Tancmars tegenwoordigheid?"
proost. "Wat goeds kunnen de poorters zoowel als de
r een groot getal Brugsche poorters te doen betalen, onder voorwendsel dat dezen voortgesproten zijn uit onvrije lieden welke vroeger tot bezittingen der leenheeren behoorden. Onze keure, door vorige vorsten ons verleend,
l der dienstbaarheid willen doen betal
t men zelfs niet meer wanneer zij of hunne
t lijdzaam onderstaan, ho
n graaf beklagen en re
ng der leenheeren beschermen. Wij moeten het hopen ... maar
en een taai geduld; maar des te meer gespaard bloed zouden wij voor het beho
p den voorsc
dwingelandij der Isegrims eenen hardnekkigen tegenstand te kunnen bieden. Werden de poorters eerder dan de Kerels aangerand, wij zouden allen u ter hulp vliegen; want het geldt hier het dierbaarste dat onze vaderen
r proost", murmel
, wil men doen bukken onder eene zelfde verdrukking. Slaan wij dus immer de handen te zaam en, waar het volk bedreigd wordt door degenen
voorschepen. "Wij poorters, zijn allen uwe vrienden, gij weet het w
proost tot va
e deur, keerde dan terug naa r d
de hand van jonkver Placida gestaan. Gelukkig dat op dit oogenblik de beloftegift reeds moet aanvaard zijn en het dus geheel onwaarschijnlij
cht Sneloghe die met droef en spij
ezicht?" vroeg hij verwonderd en bekommerd.
bij haar aangeboden
en[24] geweest?" riep de proost met verbazing
laat mij afzien van dit
s!" kreet de proost, die zich
woorden geduld hebben; maar hij onderstond
edachtenis mijns vaders, dien gij zoo liefhadt,
van Kerlingaland. De Isegr
weze! Mijn bloed wil ik geven tot den laats
e z
berekeningen. Bestrijden wij de Isegrims, maar het weze niet door sluwe middelen. De l
er zinnen" morde de proost, sidderend van verontwaar
kkig zijn, geh
Woumen? Is zij ni
ene lelie is
en edel
minnen. Dit huwelijk boeze
rom
e lippen zweefde, uit te spreken. Evenwel hij de
ene andere
re vrouw?" kreet de p
rlia
Vos staat naar de hand van jonkver Dakerlia en
dochter de vrije keus.
harten voor mij verborgen!
ontving ik ha
omde de proost bitter schertsend. "Het is eene onbegrijpelijke dwaasheid. Spreken wij er niet langer van. Wilt gij niet dat ik, door de diepste treurnis getro
e genade
elofte moet u
n blik, als worstelde hij nog tegen een pijnlij
gij mijn vader. Er is eene grens aan alles. Vermits gij onverbiddelijk blijft, welnu, laad
ie
erlia Wulf zal mijne l
in Brugge. De Leenheeren, de Isegrims, onze vijanden, beroemen zich openlijk dat zij nu met geweld onze broederen, de Kerels der Ambachten, den b
ht, "dat wij eindelijk ons leve
ms en neven en met eenigen onzer vrienden. Allen juichten bij de aankondiging van uw huwelijk, als bij iets dat de booze ontwerpen onzer vijanden voor altijd kon verijdelen. Want, misken het niet,
. Indien hij den vorst rechtvaardigheid jegens
n hield den blik beweegloos o
en, en-wie kan het weten?-misschien zal in dit akelig bloedbad de vrijheid der Kerels, de vrijheid van ons geslacht voor eeuwig vergaan. Na zulke ijselijke ramp zou de vloek der overlevenden op eenen enkelen man geladen worden. Uit den afgr
gewicht der wreede noodzakelijkheid, luisterde Robr
eindelijk weder zou onderwerpen en verzac
ardt. Dit huwelijk moet niet alleen u tot eenen hoogen trap van roem verheffen, maar zelf gansch ons geslacht nader bij den tro
leden en een ongeduldige grijns verkrampt
e uitdrukking als het t
? Meent gij misschien dat zijne ziel juicht, daar hij ziet hoe zijn eenig zoon zijn geslacht verraadt en weigert te gehoorzamen aan mij die de erfgenaam ben zijner overheid op aarde? Gij antwoordt mij niet? Is alle gevoel van eer en plicht eensklaps in u gestorven? Weigert gij dan de minste opoffering voor het welzijn van Kerlinga
en stempel eener diepe droefheid, doch in zijn
tere verwijten", zeide h
eent g
t gelijk. Hoezeer ik ook hadde gewenscht dit huwelijk te kunnen ontwij
ht? Er
jonkver Placida mijne beloftegift ontvangen hebben. Zooals gij zegt
t blijven!" juichte de proost met onverborgene blijdschap. "G
e hand terug, als schoot er een onrustwek
bedroeft? Indien gij door de koelheid uwer woorden jonkver Placida tot eene weigering deedt besluit
rechtzinnig genomen; ik zal onderwege mijne krachten verzamelen en, wees zeker
n weinig lieftallig v
j aan het denkbeeld van dit huwelijk pogen te gewennen. Hopen wij dat er later ook liefde voor jonkver Van Woumen in mijn hart zal
proost, hem juichend op den schouder slaande. "
klaps de herinnering te binnen, dat hij de juweeldoos in zijne woning
at. Wel vertraagde hij zijnen stap en wel scheen hij soms te will
meende aan te treffen. Zijne zuster was gansch
n den onverbiddelijken plicht. Hij, Robrecht, mocht nu met Dakerlia niet meer spreken. Jonkver Wulf zou dit zelve wel erkennen. Witta zou haar gaan zeggen dat alle hoop was
h die hem aan den gordel hing en verliet zi
et kracht over het voorhoofd, als om de volle bewustheid van zijnen toestand t
om mij de slachtoffering bitter en schrikkelijk te maken! Het is gedaan: uwe herinnering zelve wil ik uit mijne
hij langzaam en immer denkend over de Markt
tno
1
ten jare 1316. Zie DESPARS,
1
onversaagde krijgsman, begaafd me
t, Collection des Mém. rel. à l'
1
uitani? met den koning van Frankrijk, zie SUGER, Vie de L
1
amer in de hand. Men zegt daarvan nog in Brabant, van iemand die
2
gezegd half have en Balfaert
du Comité Fl. de Fr
2
s door Philips; Karel van Denemarken was dit insgelijks, doch door Adela. Men vindt den volledi
2
te Bethferkerke. Beide deze plaatsen lagen op het gebied der
2
ten was een slaaf vrij als hij ongestoord e
oude Gesch. der
2
is de genitivus van heer; het is also