De Kerels van Vlaanderen
t in haars vaders Steen, bij een venst
. Zij arbeidde niet en scheen geheel verslonden in diepe gepeinzen. Haar gelaat
alleen met eenige duidelijkheid waren uitgesproken; maar die namen, als stonden zij tegen haren wil op haren mond, deden haar
en gebleven toen de deur der kamer werd geopend en e
zeide na eene
gedachten bestormen mij. Ik vreesde dat gij ziek geworden waart. Gistere
jonkver Sneloghe, als aarzelde zij om eene klaardere uitlegging te geven. "Maar
eg, gij z
t alweder geweend!" bem
k heb niet geweend; maar droef was ik toch onuitsprekelijk. De men
pen aan het lot. Zoudt gij dus jaren lang gaan
verschrikt ons en ontrooft ons allen moed; een ongeluk dat geheel en
bij op den toon de
weken, eene eeuw v
are hand en z
ar, hoe het zij, er is niets aan te doen. Wees gij insgelijks verduldig, Dakerlia, anders zult gij u zeker ernstig ziek maken, en hoe ongelukkig zou dan uw arme vader niet zijn, indien hij zijn eenig kind zag verkwijnen? Eerg
ze hem geope
eden uwer smar
zonder de minst
heeft hij gez
jd; hij heeft met mij
ader bemint u te veel om bij uw
n was daarom, uit liefde tot mij, zeer bekommerd; maar nu hij weet wat mij on
elijk, meen
hadde hem te veel leed gedaan!" zei
e: " O, Hemel, Dakerlia, gij, die zoo sterk zijt, geloo
op het hart, terwijl zij eenen k
der het gewicht der smart ontspannen. Maar wees om mij niet bekommerd, Witta. Nog drie weken! Wanneer dan a
vriendin in de oogen en scheen iets te vragen,
mij toch van hem. Ho
ij aanvaardt ver
schoon; hij zal hopen haar te beminnen en hij zal er in gelukken. De arme Dakerlia zal vergeten worden, zo
aangezicht en verborg dus de tra
rde Robrechts zuster verwijtend. "Mijn
s op u gewacht, gehoopt, gebeefd geleden; maar gij hadt niets mij te zeggen ... en zoo zal het in de toekomst gaan. Tusschen u en mij en uwen broeder zal
evoel wel dat de plicht mij het insgelijks gebiedt: maar uw bitter lijden, Dakerlia,
uit medelijden!" sm
mijn broeder onmiddellijk naar Placida Van Woumen gaan. Het was zijn plicht, en ik raadde hem aan dien te vervullen. Hij was zoo ontmoedigd en zoo treurig, dat hij op zijne kamer is gegaan en langen tijd daar in eenzaamheid bleef zitten. Dan heeft
n glimlach der blijdschap op de lippen en tevens
dop gedroomd. Wat hij zeide verstond ik niet; maar van tijd tot tijd zweefde uw naam Dakerlia op zijne lippen, en dan lachte hij zoo zoet in zijnen slaap, dat mij het hart van ontroering klopte. Ook morde
akte eenen b
ij. "Zulke woorden alleen ku
d, vriendinne
alleen, gansch alleen te lijden, en hij, hij t
j dan nog de hoop behouden dat Placida Van
rschoon mij: mijne hersens zijn ontsteld, ik ben zinneloos,-zinneloos genoeg om mij in de ziekte van Robrecht te verblijden ... ik, die al mi
iet ernstig zi
n doet hem wee, niet waar? Schr
onaangenaam is; maar hij kan het niet uitstellen. Mher Rijkaard Van Woumen, die onzen heer graaf tot Rijssel heeft vergezeld, moet dezen morgen teruggekeerd zijn; en gij
itta, dan ben ik weder zoo gan
t gansch gereed om zijn bezoek
rom niet laten uit te gaan
en, Dakerlia. Mijn
e u tot mij gezonden heeft? Gij zeidet dat hij nooit meer van mij spreekt ...
gezondheid. Laat mij nu vertrekken: i
verzeker hem dat mijne gezondheid niet in het minste is bedreigd. Dat ik droef ben en onder eene diepe
e haastte zich
met den blik nederwaarts en zoo diep in zijne overweging bedo
uster?" v
, broeder; zij zal
er om geloofd!"
e zeide hij, als sprak
onzer kindsheid van treurnis kan verkwijnen, en alle medelijden in onzen boezem moeten versmachten, het is iets dat mijne krachten te boven gaa
smartelijken toon gesproken, dat Witta de han
ot is wreed jegens mij; maar in het gevoel van den plicht vindt een
ucht voegde
e gedachten geheel zou hebben overwonnen; maar mijne ziel dwaalt immer weg in
neerslachtig; doch bijna onmiddellijk hief hij
n mijn geslacht dit offer van mij vergt? Weg, weg, die aarzeling! De plicht is de opperste wet. Zal ik tot ee
st stellende woorden om haar te troosten, verliet in alle
zelfs, onder de boomen der Spiegelrei, een oogenblik staan en schudde zu
aanvaard en zich met goeden wil aan het onverbiddelijk lot onderworpen; ja, hij had gehoopt dat allengs in zijn hart eenige genegenheid voor de schoone Placida Van Woumen zou zijn ontstaan. En nu? Nu boezemde Placida hem afschrik in, nu deed het gepeins dat hij in hare tegenwoordigheid ging verschijnen hem sidderen! Nu liep er koude door zijne ade
aden om niets te zeggen of te doen dat Placida of hare
dert gisterenavond was teruggekeerd, maar nu daareven den Steen had verlaten. J
de voor hem de deur eener kamer, waar Placida bij het
e beloftegift bevatte. Placida had het juweel nog onlangs i
r de jonkvrouw richtte op hem eenen bijzonderen strengen blik verwi
voor de maag
rste wensch na mijnen terugkeer van Yperen, moesten zijn u een bezoek te brengen; m
teeken dat zij de kamer zou verlaten.
eenen toon van half verborgen spot en met eene spijtigh
Gij waart niet ziek, heer. Iemand an
Geloof mij, ik was gisteren zoo onpasselijk dat ik
bt gij gezien
dan mijne
vig het hoofd, terwijl een vinnige
u op mij kon verbitteren, het was dan onwetend; want waarlijk, Placida, ik w
id", zeide de jonkvrouw met eene grams
cht, wiens oog plotselijk eene gens
arde even spo
jne verloofde, maar tevens de vrouw. Men heeft u bedrogen, ongetwijfeld; men heeft kwaad van mij gesproken en g
, als raapte zij hare stoutheid of hare gemoedskracht
we hand.-Ah, dit zou men geene valschheid moge noemen?-Wetens en willens veroordeelt gij mij om mijn treurig leven te slijten met eenen echtgenoot wiens gedachten
ijging diep getroffen. Hij zag de jonkvr
bekent het!" kreet z
om en al de zijnen hem zouden beschuldigen van lafheid of van zelfzucht, indien hij eenige redenen gaf tot het verbreken der huwelijksbelofte. Dan zouden de Erembalds in Rijkaard Van Woumen niet eenen macht
van beide geslachten. Zij hebben onze harten niet geraadpleegd; zij konden het niet doen, wij kenden elkander nauwelijks. Wat mij betreft, ik h
lacida, "dewijl uw hart geheel is ingenomen d
jnlijke verlegenheid, murmelde e
de hand eener edelgeborene jonkvrouw? Gij zijt een Kerel; een Kerlinne alleen is uwer liefde waardig! D
ver Dakerlia Wulf niet in mijne tegenwoordigheid! Laat mij bedaard bl
t men mij de waarheid heeft gezegd. Gij zelf, heer, ontkent het niet
ver Placida,
ik ontsla u van uwe be
l uw heer va
as heden te doen. Hij betreurt mijn
ons ten vi
t. Neem uwe beloft
e Erembalds het breken dezer verbintenis als eenen bloedigen hoo
ld ben van alles; dat ik dit huwelijk van de hand wijs, ondanks den wensch mijner ouders. Uw oom en uwe magen zullen
chtte Robrecht, de juweel
chen ons verbroken
as het koe
elijk en v
r al
jn, dit is mijn oprechte wensch", murmelde Robrecht, terwijl h
p meer?" z
e. Va
g diep en verliet s
als bewusteloos voort; maar dan verhelderde allengs zijn blik, totdat hij eensklaps
ing verduldig aanvaard tot het uiterst einde ... en toch ben ik vrij! Ha, dank, o Go
rhaastte hij zoodanig zijnen stap dat hij wein
tmeid scheen aan te kondigen. Zij trad in zijne baan, als wachtte zij hem af
rkent gij
stmeid van jonkver Placida", mo
ik waag er misschien mijn leven aan ... Mijne jonkvrouw heeft uwe beloftegift u teruggegeven niet wa
art niet tegenwoordig!" v
geraden hebben de huwelijksbelofte zijner dochter te breken. Men besloot het te beproeven, maar dewijl mher Van Woumen de wraak uwer bloedverwanten niet op zich wilde laden, zou men jonkver Placida pogen over te halen om uit eigene beweging het huwelijk af te wijzen. Daarom moest men haar tegen u verbitteren. Men deed mijne jonkvrouw roepen en men overtuigde haar dat gij sedert lang eene zekere Dakerlia Wulf bemint. Mijne jonkvrouw, door
hij zich om, vervorderde haastig zijnen weg, en zeide i
ar! Hij vervolgt ons zonder verpoozing. Die bloedvijand van ons geslacht heeft nu toch zijn doel gemist. Hij meende mij diep te honen en doodelijk te bedroeven ... en hij maakt mij den gelukkigste der mensc
edigende, bereikte hij welhaa
er spreken voorbij en liep tot in de zaal waar zijne zuster, v
ingen, en zij wilde hem vragen wat hem dus was over
te verbroken en mijne gift mij doen terugnemen. Het is onherroepelijk. Ik ben vrij, Daker
buiten zich zelve van gelukkige verrassin
od, Gij hebt mijn
arm en trok haar naar de de
ter: Dakerlia
weerstond h
rde zij, "o, n
ef, zij lij
e onverwacht
el
nnen ziek maken, haar kunnen doen st
rikt mij! i
oorzichtig bekend maken. Eenige woorden zijn genoeg om haar te b
is wijs en goed; maar h
af zich naar s
tten doek in de hand voor het venster zitten. De hopelooze had w
onmiddellijke veropenbaring van het gelukkig nieuws te verdrijven; maa
et meer, vri
ngen; ik zal zeker ziek worden, ik
het uit mi
ets te zeggen,
ld, Witta; de minnenijd heeft
jden! Het is eene slang die om ons hart gekronkeld
heb eene verrassende tijding u mede te deelen. Het schijnt dat het hu
ls verschrikt aan e
mompelde zij schier onvers
ndinne; ik zeg immers niet d
slakende, riep Da
waarom pijnigt gij
; zij moest zich haasten en de groote ontstelbaarheid van Dakerlia maakte hare t
edaard blijven of ik verlaat u oogenblikkelijk ... Het is waarschij
kerlia, met eenen hoopvollen l
na z
eschieden, hoe zo
Dakerlia: het huwe
en lachte en stortte tranen, als hadde deze
opend, en Robre
de met uitgestrekte handen Robrecht te gemoet te loopen; maar een hevig schaamrood k
, het eerst de bewegingen van zijn hart bedwingende, ging t
en in elkanders hart te lezen. Na zulke bekentenis hoef ik u niet te vragen, Dakerlia, of uwe ziel dezelfde wenschen voedt als de mijne. Ik kan niet meer leven zonder u te zien, zon
onverwachte vraag had haar zoodanig ontsteld, dat zij wankelend tot haren zetel liep en met de handen vo
erplettert. Komt, komt hier bij mij, geeft mij de hand ... Laat mij ademhalen. Waarom stort de genadige
e Dakerlia", murme
oofd. Gij hebt mij iets gevraagd, Robrecht. Zou ik wel
ruid worden?" vro
Onmogelijk! Het
zoete droom onzer harten di
t u leven, u nimmer verlaten, uwe vreugde, uwe smarten deelen, nevens uwe
jne tasch, opende ze en reikte de
e mijne moeder op haar sterfbed mij dit juweel
snoer en drukte het aan hare lippen en
er twijfelen! Hoe looft mijne ziel, o, Go
aarin zij te zamen zouden leven als in eenen immer wolkenloozen hemel. Robrechts zuster en hij zelf voegden nu en dan een woord bij hare verblindend schoone sc
stond op
aan wie ik nu mijne beloftegift heb aangeboden. Vrees niet meer. Uw vader zal mijn besluit toejuichen. Ik zal komen om mijnen plicht jegens hem te vervullen. Geene menschel
ijl de verrukte maagd met tranende oogen zijnen
or de Hoogstraat en ric
as, en Hacket, den kastelein van Brugge, te zamen in een
ds gedragen. Ik heb tijdingen van Yperen. Mher Van Woumen heeft ons bij den graaf verdedigd en velen onzer vijanden tot zwijgen
er proost", stamelde Robrecht, die wel voorzag
t jonkver Placida verbroke
ver Van Woumen zelve dwong mij tot
den wil gefaald", viel Bertulf besch
en honen met een geduld dat aan lafheid grensde, alleenlijk om in mijn geweten de overtuiging te hebben dat ik tot he
Van Woumen tot zulk onverwach
dat ik mij alleen met jonkver Placida bevond. Zij brak onze huwelijksbelofte, mij besc
de oude Bertulf. "Hoe komt het dat gij dien
ordde Robrecht. "Gij vergeet, heer oom, dat ik u
beloofd aan deze neiging
mij op te offeren voor het heil van Kerlingaland en, wat het mij ook moest kosten, ik zou de opoffering trouw volvoerd hebben. Nu dank ik den barmhartiger God, die mij verlost heeft van een pijnlijk leven; want, oom, men overwint zijn hart
anden van Kerlingaland de zegepraal verze keren? Ach, ik heb dit ongeluk gevr
oo vol vertrouwen overal verzekerde dat Robrechts huwelijk met jonkver
, en het is de hofraadsheer Tancmar met de Isegrims van 's graven gevolg, die Placida's vader er toe hebben overgehaald. Hoe het zij, ooms, nu het
t machtige huis der Van Woumen kan niet beslissend z
en onherroepelijk",
elein. "Hij zal erkennen dat hij de speelbal is van argl
t alle nieuwe poging. Er is voor den man die zich zelven eerbiedigt een grenspaal aan het geduld en aan de vrijwillige vernedering. Men verw
machtige geslacht der Van Woumens mijne schoonste hoop gebouwd. Tancmar zegeviert alweder over al mijne b
ijk door eigene beweging verbreekt, om ons geene redenen tot vijandschap tegen mher Van Woumen te gev
eef, laat mij nog eene p
edaan. Nu wil ik van dit huwelijk niet meer hooren en ik
ders niet!... Wij z
ds mijne belofte
gij? En zij hee
he knikte b
nog af te keeren, ondanks wederwaardigheid en tegenspoed. Voorzichtig moeten wij zijn en waakzaam als de zeeman die zijn schip door golven en klippen in de haven hoop
er oom: ik blijf onplo
t evenwel nog eenige d
id mij volgens uwen
van een dravend paard h
de proost ontevreden. "Wat zal dien onbed
gd, toen Burchard binnentrad en zijne oo
et zich op eenen stoel
reng goed
wonder", mompel
ast ik hun had gezegd dat de Isegrims zich bereiden om hun den balfaart op te dringen. Zij zijn moedig, onze Kerels der Ambachten; zij snakken naar het oogenblik dat het hun toegelaten worde de
ij u stilhieldet. Wij hebben moeite genoeg om den landsvrede in de Ambachten te doen eerbiedig
looft dat alles met lijdzaamheid en geduld te winnen is? Gij zult het zien. Laat den boog maar plooien, altijd plooien, en als het oogenblik komt dat gij hem moet gebruiken zal hij zij
or voorzichtigheid hebben afgeweerd", bemerkte de kastelein. "Met wijsheid kunnen
hopen, en den eenen of anderen dag zullen de Kerels ontwaken met de keten der slavernij aan de beenen. Gij zult
king van verontwaardiging. "Wij zijn te lijdzaam; men zal haast
sheden die hij uitkraamt. Wij zullen wachten en voorzichtig toezien totdat de graaf van het leger zij teruggekeerd. Zoolang de vorst afwezig blijft, hebben wij
en", zeide Burchard. "De toekomst
obrecht reike
geluk te wenschen over uw schittere
der. "Gij schudt het hoofd en gelooft mij niet, Burch
en Erembald zich aan hoon of onheil verwachten. Gij zijt het slachtoffer eener snoode kuiperij, Robrecht. Misschien wist gij h
d van mher Tancmar dat de huw
el vinden", gromde Burchard. "Wees zek
jd hetzelfde met u", s
zal wel eens verschijnen. Rust zal ik toch in mijn leven niet meer vinde
en mond hoort is vermoorden, verdelgen, verpletteren. Wat recht hebben wij om ove
s groote onheilen op den hals halen en, wat
ide Robrecht. "Is Ghyselbrecht Tancmar er de oorzaak van, ik ben hem zeer dankba
ide dan eensklaps, zich met de
et is eene zaak die mij geheel persoonlijk is en dus niemand anders aangaat; maar ik w
er zijn?" mompelde
cmar met vele werklieden te Bethferkerke verschenen en heeft begonnen den grond die mij ten onrechte wordt betwist, met paalwerk te omsluiten. Mijne gezellen wilden zich tegen die aanmatiging verzetten, maar zij werden mishandeld en moesten onderdoen voor de overmacht, bovenal omdat ik hun wel strengelijk had verboden zich tot geweldige
recht. "Ha, gij hebt het ar
an?" zuchtten terzelfder tij
erd heb die zich met de zaak hadden bemoeid. Ik beken dat het gedurende een gehee
de proost. "Gij deedt
aak afgezien?" vroeg Rob
mijn land genomen, er een twintigtal gewapende gezellen op gesteld en Rambold Tancmar eene
l gedaan", z
oorlogsverklaring!
het nemen zooals hij
Burchard had gezegd, vervulde zic
Rambold Tancmar gean
ost, dat er met lankmoedigheid niets is te winnen. Eene enkele st
et eene list onder verborgen
den op om ons tot ongeduld en geweld te drijven. Die gelegenheid hebben zij nu gevonden. Gij meent dat zij ze zullen verzu
ide Burchard met fieren glimlach. "
? De ondadigheid van uwen vijand verontrust mij als de
alk verscheen bij den ingang der za
rzocht mij hem u onmiddellijk te behandigen. Het is een geschenk van Mher Rambold Tancmar
" riepen allen verbaa
, morde Burchard, na
waren opgestaan en hunne oogen op zijne handen gevestig
dit ooft, het is op mijnen grond g
m eenen schreeuw van afgrijzen ontrukte
zich een afgehakte menschenvoet, met ve
ronde ... nog meer afgehakte yoet
taarden allen op deze teeke
j zich zelven wilde tergen, nam hij de loodvervige roeten een voor een
rchard, van den grond der mande, eenen kleine
rd, de harde de sterkmoedige Kerel, liet zich op
e hij. "Dood, dood! En hem niet weder levend
ontwaardiging en toorn. "Bij zulke heuveldaad wordt de wra
Burchards handen gegrepen en poog
"Nu is al mijn moed gestorven; maar indien mij nog kracht overble
et zijne wreedheid boeten; maar laat u niet aldus door uwe wettige woede tot
Dan sprong hij eensklaps recht, dreef zijn
neerhof met zooveel kracht, dat de andere
niet zoo in het openbaar ten schouwspel te geven. Men mocht vreezen dat, indien de misdaad beken
r te zijn, eenige voorzorgen moest nemen en niet dwaselijk mocht te werk gaan. Hij zou zijnen neef helpen, hem
met eenen lach als een tijgergrijns o
t Sneloghe. "Ik zal mijne mannen van Ravenschoot halen; wij zu
woordde hij zich zelve
erhouden ... Alleen, alleen ... geene voorzichtigheid ... andere m
l van den grond op, stak hem met koortsige haast in zijne gordelta
spoor door de huid. Het dier huilde van pijn en schoot a
ar nu klagend en met de armen opgeheven, en riepen hem nog bij zijnen naa
tno
3
OVE. Histoire de