icon 0
icon TOP UP
rightIcon
icon Reading History
rightIcon
icon Log out
rightIcon
icon Get the APP
rightIcon

De Kerels van Vlaanderen

Chapter 5 No.5

Word Count: 8370    |    Released on: 30/11/2017

t in haars vaders Steen, bij een venst

. Zij arbeidde niet en scheen geheel verslonden in diepe gepeinzen. Haar gelaat

alleen met eenige duidelijkheid waren uitgesproken; maar die namen, als stonden zij tegen haren wil op haren mond, deden haar

en gebleven toen de deur der kamer werd geopend en e

zeide na eene

gedachten bestormen mij. Ik vreesde dat gij ziek geworden waart. Gistere

jonkver Sneloghe, als aarzelde zij om eene klaardere uitlegging te geven. "Maar

eg, gij z

t alweder geweend!" bem

k heb niet geweend; maar droef was ik toch onuitsprekelijk. De men

pen aan het lot. Zoudt gij dus jaren lang gaan

verschrikt ons en ontrooft ons allen moed; een ongeluk dat geheel en

bij op den toon de

weken, eene eeuw v

are hand en z

ar, hoe het zij, er is niets aan te doen. Wees gij insgelijks verduldig, Dakerlia, anders zult gij u zeker ernstig ziek maken, en hoe ongelukkig zou dan uw arme vader niet zijn, indien hij zijn eenig kind zag verkwijnen? Eerg

ze hem geope

eden uwer smar

zonder de minst

heeft hij gez

jd; hij heeft met mij

ader bemint u te veel om bij uw

n was daarom, uit liefde tot mij, zeer bekommerd; maar nu hij weet wat mij on

elijk, meen

hadde hem te veel leed gedaan!" zei

e: " O, Hemel, Dakerlia, gij, die zoo sterk zijt, geloo

op het hart, terwijl zij eenen k

der het gewicht der smart ontspannen. Maar wees om mij niet bekommerd, Witta. Nog drie weken! Wanneer dan a

vriendin in de oogen en scheen iets te vragen,

mij toch van hem. Ho

ij aanvaardt ver

schoon; hij zal hopen haar te beminnen en hij zal er in gelukken. De arme Dakerlia zal vergeten worden, zo

aangezicht en verborg dus de tra

rde Robrechts zuster verwijtend. "Mijn

s op u gewacht, gehoopt, gebeefd geleden; maar gij hadt niets mij te zeggen ... en zoo zal het in de toekomst gaan. Tusschen u en mij en uwen broeder zal

evoel wel dat de plicht mij het insgelijks gebiedt: maar uw bitter lijden, Dakerlia,

uit medelijden!" sm

mijn broeder onmiddellijk naar Placida Van Woumen gaan. Het was zijn plicht, en ik raadde hem aan dien te vervullen. Hij was zoo ontmoedigd en zoo treurig, dat hij op zijne kamer is gegaan en langen tijd daar in eenzaamheid bleef zitten. Dan heeft

n glimlach der blijdschap op de lippen en tevens

dop gedroomd. Wat hij zeide verstond ik niet; maar van tijd tot tijd zweefde uw naam Dakerlia op zijne lippen, en dan lachte hij zoo zoet in zijnen slaap, dat mij het hart van ontroering klopte. Ook morde

akte eenen b

ij. "Zulke woorden alleen ku

d, vriendinne

alleen, gansch alleen te lijden, en hij, hij t

j dan nog de hoop behouden dat Placida Van

rschoon mij: mijne hersens zijn ontsteld, ik ben zinneloos,-zinneloos genoeg om mij in de ziekte van Robrecht te verblijden ... ik, die al mi

iet ernstig zi

n doet hem wee, niet waar? Schr

onaangenaam is; maar hij kan het niet uitstellen. Mher Rijkaard Van Woumen, die onzen heer graaf tot Rijssel heeft vergezeld, moet dezen morgen teruggekeerd zijn; en gij

itta, dan ben ik weder zoo gan

t gansch gereed om zijn bezoek

rom niet laten uit te gaan

en, Dakerlia. Mijn

e u tot mij gezonden heeft? Gij zeidet dat hij nooit meer van mij spreekt ...

gezondheid. Laat mij nu vertrekken: i

verzeker hem dat mijne gezondheid niet in het minste is bedreigd. Dat ik droef ben en onder eene diepe

e haastte zich

met den blik nederwaarts en zoo diep in zijne overweging bedo

uster?" v

, broeder; zij zal

er om geloofd!"

e zeide hij, als sprak

onzer kindsheid van treurnis kan verkwijnen, en alle medelijden in onzen boezem moeten versmachten, het is iets dat mijne krachten te boven gaa

smartelijken toon gesproken, dat Witta de han

ot is wreed jegens mij; maar in het gevoel van den plicht vindt een

ucht voegde

e gedachten geheel zou hebben overwonnen; maar mijne ziel dwaalt immer weg in

neerslachtig; doch bijna onmiddellijk hief hij

n mijn geslacht dit offer van mij vergt? Weg, weg, die aarzeling! De plicht is de opperste wet. Zal ik tot ee

st stellende woorden om haar te troosten, verliet in alle

zelfs, onder de boomen der Spiegelrei, een oogenblik staan en schudde zu

aanvaard en zich met goeden wil aan het onverbiddelijk lot onderworpen; ja, hij had gehoopt dat allengs in zijn hart eenige genegenheid voor de schoone Placida Van Woumen zou zijn ontstaan. En nu? Nu boezemde Placida hem afschrik in, nu deed het gepeins dat hij in hare tegenwoordigheid ging verschijnen hem sidderen! Nu liep er koude door zijne ade

aden om niets te zeggen of te doen dat Placida of hare

dert gisterenavond was teruggekeerd, maar nu daareven den Steen had verlaten. J

de voor hem de deur eener kamer, waar Placida bij het

e beloftegift bevatte. Placida had het juweel nog onlangs i

r de jonkvrouw richtte op hem eenen bijzonderen strengen blik verwi

voor de maag

rste wensch na mijnen terugkeer van Yperen, moesten zijn u een bezoek te brengen; m

teeken dat zij de kamer zou verlaten.

eenen toon van half verborgen spot en met eene spijtigh

Gij waart niet ziek, heer. Iemand an

Geloof mij, ik was gisteren zoo onpasselijk dat ik

bt gij gezien

dan mijne

vig het hoofd, terwijl een vinnige

u op mij kon verbitteren, het was dan onwetend; want waarlijk, Placida, ik w

id", zeide de jonkvrouw met eene grams

cht, wiens oog plotselijk eene gens

arde even spo

jne verloofde, maar tevens de vrouw. Men heeft u bedrogen, ongetwijfeld; men heeft kwaad van mij gesproken en g

, als raapte zij hare stoutheid of hare gemoedskracht

we hand.-Ah, dit zou men geene valschheid moge noemen?-Wetens en willens veroordeelt gij mij om mijn treurig leven te slijten met eenen echtgenoot wiens gedachten

ijging diep getroffen. Hij zag de jonkvr

bekent het!" kreet z

om en al de zijnen hem zouden beschuldigen van lafheid of van zelfzucht, indien hij eenige redenen gaf tot het verbreken der huwelijksbelofte. Dan zouden de Erembalds in Rijkaard Van Woumen niet eenen macht

van beide geslachten. Zij hebben onze harten niet geraadpleegd; zij konden het niet doen, wij kenden elkander nauwelijks. Wat mij betreft, ik h

lacida, "dewijl uw hart geheel is ingenomen d

jnlijke verlegenheid, murmelde e

de hand eener edelgeborene jonkvrouw? Gij zijt een Kerel; een Kerlinne alleen is uwer liefde waardig! D

ver Dakerlia Wulf niet in mijne tegenwoordigheid! Laat mij bedaard bl

t men mij de waarheid heeft gezegd. Gij zelf, heer, ontkent het niet

ver Placida,

ik ontsla u van uwe be

l uw heer va

as heden te doen. Hij betreurt mijn

ons ten vi

t. Neem uwe beloft

e Erembalds het breken dezer verbintenis als eenen bloedigen hoo

ld ben van alles; dat ik dit huwelijk van de hand wijs, ondanks den wensch mijner ouders. Uw oom en uwe magen zullen

chtte Robrecht, de juweel

chen ons verbroken

as het koe

elijk en v

r al

jn, dit is mijn oprechte wensch", murmelde Robrecht, terwijl h

p meer?" z

e. Va

g diep en verliet s

als bewusteloos voort; maar dan verhelderde allengs zijn blik, totdat hij eensklaps

ing verduldig aanvaard tot het uiterst einde ... en toch ben ik vrij! Ha, dank, o Go

rhaastte hij zoodanig zijnen stap dat hij wein

tmeid scheen aan te kondigen. Zij trad in zijne baan, als wachtte zij hem af

rkent gij

stmeid van jonkver Placida", mo

ik waag er misschien mijn leven aan ... Mijne jonkvrouw heeft uwe beloftegift u teruggegeven niet wa

art niet tegenwoordig!" v

geraden hebben de huwelijksbelofte zijner dochter te breken. Men besloot het te beproeven, maar dewijl mher Van Woumen de wraak uwer bloedverwanten niet op zich wilde laden, zou men jonkver Placida pogen over te halen om uit eigene beweging het huwelijk af te wijzen. Daarom moest men haar tegen u verbitteren. Men deed mijne jonkvrouw roepen en men overtuigde haar dat gij sedert lang eene zekere Dakerlia Wulf bemint. Mijne jonkvrouw, door

hij zich om, vervorderde haastig zijnen weg, en zeide i

ar! Hij vervolgt ons zonder verpoozing. Die bloedvijand van ons geslacht heeft nu toch zijn doel gemist. Hij meende mij diep te honen en doodelijk te bedroeven ... en hij maakt mij den gelukkigste der mensc

edigende, bereikte hij welhaa

er spreken voorbij en liep tot in de zaal waar zijne zuster, v

ingen, en zij wilde hem vragen wat hem dus was over

te verbroken en mijne gift mij doen terugnemen. Het is onherroepelijk. Ik ben vrij, Daker

buiten zich zelve van gelukkige verrassin

od, Gij hebt mijn

arm en trok haar naar de de

ter: Dakerlia

weerstond h

rde zij, "o, n

ef, zij lij

e onverwacht

el

nnen ziek maken, haar kunnen doen st

rikt mij! i

oorzichtig bekend maken. Eenige woorden zijn genoeg om haar te b

is wijs en goed; maar h

af zich naar s

tten doek in de hand voor het venster zitten. De hopelooze had w

onmiddellijke veropenbaring van het gelukkig nieuws te verdrijven; maa

et meer, vri

ngen; ik zal zeker ziek worden, ik

het uit mi

ets te zeggen,

ld, Witta; de minnenijd heeft

jden! Het is eene slang die om ons hart gekronkeld

heb eene verrassende tijding u mede te deelen. Het schijnt dat het hu

ls verschrikt aan e

mompelde zij schier onvers

ndinne; ik zeg immers niet d

slakende, riep Da

waarom pijnigt gij

; zij moest zich haasten en de groote ontstelbaarheid van Dakerlia maakte hare t

edaard blijven of ik verlaat u oogenblikkelijk ... Het is waarschij

kerlia, met eenen hoopvollen l

na z

eschieden, hoe zo

Dakerlia: het huwe

en lachte en stortte tranen, als hadde deze

opend, en Robre

de met uitgestrekte handen Robrecht te gemoet te loopen; maar een hevig schaamrood k

, het eerst de bewegingen van zijn hart bedwingende, ging t

en in elkanders hart te lezen. Na zulke bekentenis hoef ik u niet te vragen, Dakerlia, of uwe ziel dezelfde wenschen voedt als de mijne. Ik kan niet meer leven zonder u te zien, zon

onverwachte vraag had haar zoodanig ontsteld, dat zij wankelend tot haren zetel liep en met de handen vo

erplettert. Komt, komt hier bij mij, geeft mij de hand ... Laat mij ademhalen. Waarom stort de genadige

e Dakerlia", murme

oofd. Gij hebt mij iets gevraagd, Robrecht. Zou ik wel

ruid worden?" vro

Onmogelijk! Het

zoete droom onzer harten di

t u leven, u nimmer verlaten, uwe vreugde, uwe smarten deelen, nevens uwe

jne tasch, opende ze en reikte de

e mijne moeder op haar sterfbed mij dit juweel

snoer en drukte het aan hare lippen en

er twijfelen! Hoe looft mijne ziel, o, Go

aarin zij te zamen zouden leven als in eenen immer wolkenloozen hemel. Robrechts zuster en hij zelf voegden nu en dan een woord bij hare verblindend schoone sc

stond op

aan wie ik nu mijne beloftegift heb aangeboden. Vrees niet meer. Uw vader zal mijn besluit toejuichen. Ik zal komen om mijnen plicht jegens hem te vervullen. Geene menschel

ijl de verrukte maagd met tranende oogen zijnen

or de Hoogstraat en ric

as, en Hacket, den kastelein van Brugge, te zamen in een

ds gedragen. Ik heb tijdingen van Yperen. Mher Van Woumen heeft ons bij den graaf verdedigd en velen onzer vijanden tot zwijgen

er proost", stamelde Robrecht, die wel voorzag

t jonkver Placida verbroke

ver Van Woumen zelve dwong mij tot

den wil gefaald", viel Bertulf besch

en honen met een geduld dat aan lafheid grensde, alleenlijk om in mijn geweten de overtuiging te hebben dat ik tot he

Van Woumen tot zulk onverwach

dat ik mij alleen met jonkver Placida bevond. Zij brak onze huwelijksbelofte, mij besc

de oude Bertulf. "Hoe komt het dat gij dien

ordde Robrecht. "Gij vergeet, heer oom, dat ik u

beloofd aan deze neiging

mij op te offeren voor het heil van Kerlingaland en, wat het mij ook moest kosten, ik zou de opoffering trouw volvoerd hebben. Nu dank ik den barmhartiger God, die mij verlost heeft van een pijnlijk leven; want, oom, men overwint zijn hart

anden van Kerlingaland de zegepraal verze keren? Ach, ik heb dit ongeluk gevr

oo vol vertrouwen overal verzekerde dat Robrechts huwelijk met jonkver

, en het is de hofraadsheer Tancmar met de Isegrims van 's graven gevolg, die Placida's vader er toe hebben overgehaald. Hoe het zij, ooms, nu het

t machtige huis der Van Woumen kan niet beslissend z

en onherroepelijk",

elein. "Hij zal erkennen dat hij de speelbal is van argl

t alle nieuwe poging. Er is voor den man die zich zelven eerbiedigt een grenspaal aan het geduld en aan de vrijwillige vernedering. Men verw

machtige geslacht der Van Woumens mijne schoonste hoop gebouwd. Tancmar zegeviert alweder over al mijne b

ijk door eigene beweging verbreekt, om ons geene redenen tot vijandschap tegen mher Van Woumen te gev

eef, laat mij nog eene p

edaan. Nu wil ik van dit huwelijk niet meer hooren en ik

ders niet!... Wij z

ds mijne belofte

gij? En zij hee

he knikte b

nog af te keeren, ondanks wederwaardigheid en tegenspoed. Voorzichtig moeten wij zijn en waakzaam als de zeeman die zijn schip door golven en klippen in de haven hoop

er oom: ik blijf onplo

t evenwel nog eenige d

id mij volgens uwen

van een dravend paard h

de proost ontevreden. "Wat zal dien onbed

gd, toen Burchard binnentrad en zijne oo

et zich op eenen stoel

reng goed

wonder", mompel

ast ik hun had gezegd dat de Isegrims zich bereiden om hun den balfaart op te dringen. Zij zijn moedig, onze Kerels der Ambachten; zij snakken naar het oogenblik dat het hun toegelaten worde de

ij u stilhieldet. Wij hebben moeite genoeg om den landsvrede in de Ambachten te doen eerbiedig

looft dat alles met lijdzaamheid en geduld te winnen is? Gij zult het zien. Laat den boog maar plooien, altijd plooien, en als het oogenblik komt dat gij hem moet gebruiken zal hij zij

or voorzichtigheid hebben afgeweerd", bemerkte de kastelein. "Met wijsheid kunnen

hopen, en den eenen of anderen dag zullen de Kerels ontwaken met de keten der slavernij aan de beenen. Gij zult

king van verontwaardiging. "Wij zijn te lijdzaam; men zal haast

sheden die hij uitkraamt. Wij zullen wachten en voorzichtig toezien totdat de graaf van het leger zij teruggekeerd. Zoolang de vorst afwezig blijft, hebben wij

en", zeide Burchard. "De toekomst

obrecht reike

geluk te wenschen over uw schittere

der. "Gij schudt het hoofd en gelooft mij niet, Burch

en Erembald zich aan hoon of onheil verwachten. Gij zijt het slachtoffer eener snoode kuiperij, Robrecht. Misschien wist gij h

d van mher Tancmar dat de huw

el vinden", gromde Burchard. "Wees zek

jd hetzelfde met u", s

zal wel eens verschijnen. Rust zal ik toch in mijn leven niet meer vinde

en mond hoort is vermoorden, verdelgen, verpletteren. Wat recht hebben wij om ove

s groote onheilen op den hals halen en, wat

ide Robrecht. "Is Ghyselbrecht Tancmar er de oorzaak van, ik ben hem zeer dankba

ide dan eensklaps, zich met de

et is eene zaak die mij geheel persoonlijk is en dus niemand anders aangaat; maar ik w

er zijn?" mompelde

cmar met vele werklieden te Bethferkerke verschenen en heeft begonnen den grond die mij ten onrechte wordt betwist, met paalwerk te omsluiten. Mijne gezellen wilden zich tegen die aanmatiging verzetten, maar zij werden mishandeld en moesten onderdoen voor de overmacht, bovenal omdat ik hun wel strengelijk had verboden zich tot geweldige

recht. "Ha, gij hebt het ar

an?" zuchtten terzelfder tij

erd heb die zich met de zaak hadden bemoeid. Ik beken dat het gedurende een gehee

de proost. "Gij deedt

aak afgezien?" vroeg Rob

mijn land genomen, er een twintigtal gewapende gezellen op gesteld en Rambold Tancmar eene

l gedaan", z

oorlogsverklaring!

het nemen zooals hij

Burchard had gezegd, vervulde zic

Rambold Tancmar gean

ost, dat er met lankmoedigheid niets is te winnen. Eene enkele st

et eene list onder verborgen

den op om ons tot ongeduld en geweld te drijven. Die gelegenheid hebben zij nu gevonden. Gij meent dat zij ze zullen verzu

ide Burchard met fieren glimlach. "

? De ondadigheid van uwen vijand verontrust mij als de

alk verscheen bij den ingang der za

rzocht mij hem u onmiddellijk te behandigen. Het is een geschenk van Mher Rambold Tancmar

" riepen allen verbaa

, morde Burchard, na

waren opgestaan en hunne oogen op zijne handen gevestig

dit ooft, het is op mijnen grond g

m eenen schreeuw van afgrijzen ontrukte

zich een afgehakte menschenvoet, met ve

ronde ... nog meer afgehakte yoet

taarden allen op deze teeke

j zich zelven wilde tergen, nam hij de loodvervige roeten een voor een

rchard, van den grond der mande, eenen kleine

rd, de harde de sterkmoedige Kerel, liet zich op

e hij. "Dood, dood! En hem niet weder levend

ontwaardiging en toorn. "Bij zulke heuveldaad wordt de wra

Burchards handen gegrepen en poog

"Nu is al mijn moed gestorven; maar indien mij nog kracht overble

et zijne wreedheid boeten; maar laat u niet aldus door uwe wettige woede tot

Dan sprong hij eensklaps recht, dreef zijn

neerhof met zooveel kracht, dat de andere

niet zoo in het openbaar ten schouwspel te geven. Men mocht vreezen dat, indien de misdaad beken

r te zijn, eenige voorzorgen moest nemen en niet dwaselijk mocht te werk gaan. Hij zou zijnen neef helpen, hem

met eenen lach als een tijgergrijns o

t Sneloghe. "Ik zal mijne mannen van Ravenschoot halen; wij zu

woordde hij zich zelve

erhouden ... Alleen, alleen ... geene voorzichtigheid ... andere m

l van den grond op, stak hem met koortsige haast in zijne gordelta

spoor door de huid. Het dier huilde van pijn en schoot a

ar nu klagend en met de armen opgeheven, en riepen hem nog bij zijnen naa

tno

3

OVE. Histoire de

Claim Your Bonus at the APP

Open