De roman van Bernard Bandt
er oponthoud naar Holland doorsporen. Ofschoon zijn familie tegenwoordig in Baarn woonde, zou hij reizen over Amsterdam,
eld naar Baarn gegaan; maar sinds een paar jaar bleven ze 'r winter en zomer en verhuurden 't huis op de Keizersgracht aan een modenaaister. Ze waren ee
evochten in dien tijd - o! heel dikwijls en verwoed! - maar altijd had dadelijk daarna elk van beiden klaar gestaan om ieder ander aan te vliegen die wat dorst te zeggen van zijn vrind. En toen ze in hun vlegeljaren kwamen - zestien, zeventien, achttien jaar, - toen ze begonnen te merken, met schokken van onbegrepen ontroering, de verandering die in hen gebeurde, de ontwikkeling van hun gemoedsleven, 't wilde opwassen van hun begeerten, de wording van hun wil, in dien tijd toen ze 't erg druk hadden over principes, maar dikwijls vol verwondering merkten dat ze over toch zeer belangrijke abstracties heel anders dachten dan de vorige maand, toen ze merkten ook hoeveel vrinden ze verloren en hoe weinig er maa
ge omstandigheden, relaties van zijn vader, was hij aan een bank gekomen en daarvoor
en: Edward student en hij op kantoor. Hij kende er geen voorbeeld van, een student en een niet-student, die intieme vrinden waren. Geluk
alles wat ze bevatten en niet bevatten konden. En die avonden, die lange heerlijk-intieme kletsavonden. Hoe dikwijls hadden ze samen genoten, bij avondlicht in een stille kamer, verdiept in diepzinnig-philosophische gesprekken, waarbij tranen waren gelachen en tranen gehuild, en hoe dikwijls o
jnende land, en toen hij hem dan ook eindelijk voor het laatst in de oogen gekeken had, toen 't portier dicht geslagen was, en de trein, eerst langzaam aan en al sneller en sneller was weg gedreund.... tot ver weg.... en dan een hoek om en heelemaal weg.... toen was 't wel de eerste keer geweest dat Bernard die in-triestige, bijna wanhopi
natuurlijk blijv
half jaar blijven in Holland. Hij kwam deels voor zaken, deels omdat hij '
al wist, en toen hij 't had gehoord begon hij de uren op te rekenen, die hem nog afhielden van dat oogenblik, waar hij zich nog maar een v
klank van Edwards stem bij een ruzie die ze gehad hadden en hoe hij gekeken en gelachen had andere keeren. En God ja! dat was me 'n geschiedenis geweest toen Edward verliefd was op dat meisje in Baarn, die niets van hem wou weten!
dat 't juist trof in zijn druksten tijd. Hij zou in de week bijna geen tijd hebben om aan Edward te geven. Maar 's Zondags! Ja, de Zonda
jven, zonder dat ze 't onhartelijk gingen vinden, en ook omdat hij niet geweten zou hebben wat hij moest doen in Amsterdam. Want hij zou niet kunnen lezen en onmogelijk zijn hoofd kunnen houden bij 't gepraat van
oo.... Maar tante zei, met een breeden glimlach, dat zij er 't hare van dacht, en toen oom dom-verbaasd opkeek: ?Ja.... ja.... enfin!.... ik weet niets, hoor!.... we zullen zien!...." En oom, haalde zijn schouders op en zei met wat ongeduldige ergernis:
Even later kwam de getrouwde zuster met haar man en daarna ook Edwards vader uit Baarn en nog later een van zijn broers, die in Utrecht studeerde. Ze gaven Bernard en elkaar de hand en stonden quasi-kalm, vroolijk-luchtig te praten met kleine uitroepjes, intusschen allemaal telkens kijkend naar den kant van waar de trein moest komen, allemaal in de spanning van de laatste minuten voor een ontroerende gebeurtenis. 't Werd half twaalf, 't werd drie, 't werd vier en vijf minuten over half twaalf. Ze begonnen op hun horloges te kijken, be
r hen begon te dreunen en in de lucht daverde een schurend gestamp. En, nu zelfs voor ze 't zich nog heelemaal bewust waren, stond de trein stil met heesch gehijg. Toen 't ongeregelde openstooten van de portieren en in-
r zijn keel. 't Waren de oude oogen. En daar hoorde hij ook de stem, klein onder 't gedaver van den vertrekkenden trein, zeggend: ?Dag vader!" 't Was de oude stem. En, een paar seconden later, daar keek hij recht in die oogen, en daar voelde hij die vaste, prettig-drog
herper geworden, zijn oogen lagen dieper en vooral zijn voorhoofd was veel ouder. Bernard had een gevoel of zijn vrind nu ook ouder was dan hij. Hij zag bewegingen van hem, een manier van rechtop loopen, die hij nie
r zijn koortsig-tintelende blijdschap kwam nu al somberen een gelig-grijs verschiet van teleurstelling, en toen de familie haastig in den trein gestapt was, die dadelijk wegreed, - de student en de getrouwde zuster gingen mee, - toen hij daar stond, los en koud naast dien bijna onbekenden man van Edwards zuster, den vertrekkende nog even nawuivend, en toen hij zich daarna omdraaide en dien vreemden man een hand gaf en goeden-dag-zei, en langzaam 't station afliep, de onverschillige straat op, terug naar zijn kantoor, toen was er in plaats van den verwachten gloed van vreugde een wee? leegte in hem, waarvan hij wel had kunnen huilen. Al
g tijd had dezer dagen!.... Edward had in de haast nog beloofd dat hij gauw zou komen.... Wat was gauw komen?.... Was dat morgen of overmorgen of aanstaanden Zondag pas?.... Hij had geen tijd van de week naar Baarn te gaan!.... Maar.... Edward was er weer, dat was ten slotte de hoofdzaak.... Hij
en met Edward. Telkens dacht hij even terug aan die aankomst in die haastige herrie op 't perron, en dan kwam ook weer die schimmige leegheid van teleurstelling als een vlaag van killen tocht, maar daarom drong hij dat aldoor weg uit zijn gedachten, en hij ging zacht z
morgens vroeg tot 's avonds laat drukte hem. Hij maakte er zich verwijten van. 'n Ander, dacht hij, zou niet weten wat hij deed van halfdronken blijdschap, als zijn beste vrind terug was gekomen, na jaren van ver-weg zijn, maar ik zit dadelijk weer te tobben, ik akelige, ontevreden ego?st!.... M
ht na dat moment, maar dat was natuurlijk niet gekomen. Alles was net als vroeger. Alleen woonde nu een goede vrind van hem niet meer in Batavia, maar in Baarn en was er kans dat hij hem in de komende maanden eenige malen zou zien. Anders was er niet. Hij voelde 't nu precies. De werkdagen waren als altijd vroeger e
er niet minder alleen om of Edward nu al in Baa
weer aan in e
bij hem geweest. Hij zei 't onverschillig, mat, zonder opkijken.... Maar waarom niet? God, waarom niet? Waarom is hij niet gekomen, vroeg hij zich dadelijk. Was dan toch ten slotte 't oude gevoel bij hem verminderd, weggeslonken of verdord en weggekild misschien binnen de wanden van een aan-zaken-alleen-denkend bankiers-hoofd, de als roestig ijzer ruig-kille muren van een cijfer-en-paperassen-bergplaats? Neen, neen, zoo
f-loomenden weemoed en zelf-meelij, liet hij zijn schrijvende hand omvallen op 't papier en snikte even achter de andere, waarmee hij zijn hoofd steunde. Hij kon veel verdragen, maar dit was te hard, klaagde hij in zich zelf. Hoe had hij verlangd naar 't weerzien van Edward, zijn eenigen vrind - dat had hij hem toch zoo dikwijls
bedaarder en al gauw heel kalm. Zoo wordt men immers wijs, zei hij tot zich zelf, nog vol bitterheid, maar niet meer week. Wijs zijn zij die geen illusi?n
Er waren misschien veel menschen, die alleen zijn, zonder dat je 't ze aan kunt zien. Hij zou 't leven wel doorkomen alleen. Niemand zou ooit weten, hoe hij had geleden. Maar hij zou minder lijden, want er was veel stil genot in 't alleen-zijn, alleen met jezelf, met de wereld binnen in je. Hoe zuiver vormden zich je voorstellingen in de eenzaamheid en hoe mooi, hoe fee-mooi
ad af te doen, of.... ja, honderd andere gewone toevalligheden die hem belet hadden naar Bernard te gaan! Anders zou hij 't stellig wel gedaan hebben!.... Ofschoon,.... eigenlijk wist hij wel, dat Bernard feitelijk geen tijd zou gehad hebben om hem te ontvangen. Want zoo was 't immers! Als hij bij hem op kantoor was komen oploopen, wat zou hij er aan gehad hebben?.... De bedienden om hen
rd 's bij hem kwam als hij tijd had, als 't er niet op aankwam hoe laat 't wer
s daarop kwam
n gaan, maar wie weet of hij soms stoorde 'n familiefeest; niemand had hem gevraagd. Hij bleef dus in Amste
in-eens beklemmend, beangstigend bijna, niet-te-grijpen, niet-te zeggen, maar zuiver te voelen, en dan weer in-eens weg. Een hoopvolle verwachting van zomersche malschheid, die lang strijkt en streelt langs 't gelaat, bijna ongemerkt, en dan in-eens door 't willige lijf vaart en koortsig hijgen doet naar bevrediging van begeerten-waar-geen-woorden-voo
over zijn gedachten, waar ze dan even mee speelden als naakte nimfjes met een boschgod, de lentelucht, die zijn ademhaling korter maakte en zijn slapen en polsen deed gloeien en kloppen, en soms in-eens zijn voor hem liggend werk verhulde in een trillenden nevel, een rossig gewirwar, zoodat hij
gebeur
e toch niet 's naar Baarn? Ik verlang er zoo naar je te zien, je bij me te hebben!
t zijn vrind. Wat een ongemotiveerd wantrouwen was dat geweest, niets dan gekrenkte trots en ijdelheid. 't
lden de scherpe schaduwen over 't zwarte voorjaarsland, dat fel opkwam in 't harde licht, snel als groote vogelen, die vliegen, breedwiekend, laag over de vlakte. Er was onrust, er was actie in de buiten-dingen. En Bernard voelde zich meelevend in die actie, in sympathie met zijn omgeving, opgewekt, bijna vrooli
u was hij waarachtig al veertien dagen in 't land en had hem eigenlijk nog niet eens gesproken. Maar waarom was hij dan ook niet naar Baarn gekomen? ?Och-god ja! geen tijd, dat's waar, dit is j
moeitevol geschrijf deed hem onaangenaam aan. ?Ik dacht.... dat j
noegen mee gedaan...." Edward lachte even, zenuwachtig. ?Ik proefde uit alles zoo mijn ouden Bert
et altijd over de dingen!.... Zóó beroerd heb je 't ook niet, is 't wel?.... En je eenige vrind! Wèl ik ben er verduiveld trotsch op, maar ik had toch eigenlijk nog veel liever dat je rondom dik in de vrinden zat!.... En ik g
kunt er wel gelijk in hebben dat ik ondankbaar ben,.... o ja!.... maa
oor!.... Maar kom!" zei hij weer met dat haast onmerkbaar-ironisch lachje, ?laten we daar van middag nog maar 's
, lang-gekende vrindenoogen, dat hij met dien blik 't opgekomen gevoel van niet-begr
n boel vertellen van mijn reis hierheen." En hij begon een opgewekt relaas van allerlei wat hij gezien en doorleefd had op reis, telk
had een paar dwarse plooien in zijn voorhoofd en in het trekken van zijn mond had hij iets eigenwijs-deftigdoends, iets ouweheerigs gekregen. Maar zijn oogen, die waren nog net als vroeger, mooie, donkerbruine, fluweel-zachte oogen. Zijn oogen maakten zijn leel
niet!.... Och, je weet, ik heb nooit veel tijd!" ?Ja, ja! altijd die drukte van jou!" zei Edward, vroolijk-plagend, maar Bernard hoorde in zijn toon, dat hij best begreep de eigenlijke oorzaak van dat weinig-komen bij de familie van z
met een lorgnet op en een borduurwerk in de hand. Ze stond op om Bernard met beleefde vriendelijkheid te begroeten. Glimlachend vroeg ze hoe 't hem ging en hoe zijn oom en tante 't maakten, en schoof hem een stoel toe. Maar
n om te leven!.... Niet andersom!.... En dan, kijk 's even aan: wij kennen je nu wel, maar heusch.... héél.... vé
e!.... Ik geloof niet, dat er veel menschen z
ei, wat 'n onbeleefd heer is die jonge Bandt!.... die weet niet hoe 't hoort!.... Ja jongen, je weet wel, ik zeg 't altijd maar net
elf heel onbeleefd wordt tegen Bernard, door hem dadelijk bij zijn aankomst al een standje toe te
ook fijne manieren meegebracht!.... Maar al spreken die liplappen daar
en Truida en Frits?" ?O, dank je! heel goed," zei mevrouw, ?Frits zal je vandaag niet zien, hij moest uit dineeren in Utrecht." ?En hebt u goede berichten van Herman uit Hannover?" ?Zóó.... zóó!" zei ze, ?de jongen verduitscht me daar t
voren zettend om kinderlijk-deemoedige verlegenheid n
Truida, een meisje van zeventien of achttien jaar, de kamer in. De heer van Laeken groette Bernard met een luchtige,
ten praten in een vor
antwoordde Bernard. Hij vond 't niet, integendeel, hij vond dat Edw
uitgegaan was. ?Hij heeft nogal besognes gehad!.... en dan de reis!.... ja.... ja!.... je moet zoowat doen in de were
e hebben 't nog niet
aar 's precies vertellen.... Dat wordt een persoon van gewicht in Ind
!.... Ik denk 't ook," zei hij, ?maar, 't is waar, ik heb nog al geboft, en ik zal er wel komen daar.... En ik heb er
je goed. Als je geen plezier hebt in je zaken,.... dan zal-je ze ook nooit goed doen," zei hij, zich naar Bernard draaie
ndelijk, doorbordurend met een kalm-gracelijke armbeweging. Niemand gaf antwoord. Er volgd
e dat veel meer dan vroeger. Het meisje zei enkel nu en dan iets over 't weer, met een vadsig-lijmige stem, alsof 't haar eigenlijk te veel was om haar mond open te doen. Bernard voelde zich alweer verlicht toen 't afgeloopen was en Edward hem dadelijk meenam naar zijn kamer, om hem allerlei dingen te laten zien, die hij meegebracht had. Ook voor hem had hij wat, een mooie kris met een gesneden ivoren heft. Bernard was er heel blij mee; hij bekeek 't mooie ding met eerbied, met
weer verandert," zei Edward, en haastig t
ook door dorre, bladerlooze bosschen, stille, verlaten bosschen, over wegen, half verwoest door 't winterweer, en ook over de eenzame, wijd-naakte heigronden. En ze praatten veel, vo
had over een ouden kennis, zei Bernard: ?Hé, je bent verleden week nog in
p doen!.... En Jan en Anna hadden me op de koffie gevraagd.... 'k Had graag nog even bij jou aangeloopen, maar.
ei Bern
t dien?" vr
aast allen dag!.... We eten samen met S
ie André!.... 'k Mocht 'm altij
oppervlakkig,
elijk met zich de dingen niet te veel aan te trekken,.... waarachtig, je kunt dat ook te veel doen,....
ingezien," vroeg Ber
.. 't Is een feit dat ik er me lekker voel, ik kan best tegen de warmte; je weet: ik ben van ouds een koudkleum.... En dan, misschien ben ik ook wel een beetje meer practisch filosoof geworden!.... De ondervinding in 't zakenleven en zoo'n heel nieuwe omgeving met zooveel verschillende menschen,.... d
en zijn stem gehoord, die klonk als van iemand die iets zwaars op zij duwt. En hij had in-eens begrepen, dat zijn zwaarmoedigheid zijn vrind drukte, hij had in-eens heel duidelijk gevoeld, dat '
er een nevel kwam voor zijn starenden blik. En hij voelde zich moe, loom. Sjokkerig en eenzaam als een landlooper voe
Want anders - die gedachte was 't die als een vlijmende pijn door zijn ziel getrild had en hij had dat voor zich gezien als een visioen - anders zou Edward hem uit den weg gaan loopen, dan zouden Edward en zijn andere vrinden, die vroolijk waren en echt-jong, elkaa
ar 't leven in Indi?, hoe dit daar ging en hoe ze dát daar deden. En Edward keek hem wel even schuw-verbaasd a
iet denken, dat ik niet merk, dat je je vroolijker houdt dan je eigenlijk bent. Dat doe je om mij,.... zie je, en dat vind ik toch ook niet prett
et hoe 't kwam. Was 't Edwards stem, die 'n beetje aarzelend, zijn toon die ietwat meelijdend-beschermend was, of zijn woordenk
ltijd zoo voor me geweest.... Maar.... maar.... re.... laten we toch maar liever gewoon doorkletsen! Nee, zie je!.... laat ik maar n
e wilt," zei E
Bernard weer begon. ?Kom, kerel, ben je nou gek! Trek-je je dat nou wezenlijk aan?.... Wat een nonsens!.... Mijn God! ik heb toch immers niets! Ik heb toch geen kw
at je 't nou zelf zegt, dat 't alleen aan je zelf ligt. Zoo is 't ook. Je bent wat melancholisch aangelegd en je geeft daar te veel aan toe.... Dat is niet goed, niet flink! Je moet
zoo is 't ook!.... Ik heb immers al gezegd dat je gelijk hadt.... Denk-je dat ik 't allemaal niet weet wat je daar zegt?.... Ik bel
zei Edward. ?Maar zeg me nu nog één
zei B
laatsten tijd?.... Dat 's
ward luisterde aldoor aandachtig, vol belangstelling, glimlachend als iemand die innig plezier heeft in een verhaal. Hij sch
haar tegenwoordig.... Als ik morgen haar verlovingskaart kreeg, zou 't misschien even...... Nee! ik geloof e
.. Wel ja, ik geloof haast, dat ik 'r wel 's ontmoet heb indertijd bij van den Bosch aan huis.... Ik kwam daar nog al
ok wel weer 's," zei Bernard met een
orden op zoo'n soort meisje.... En als ik jou dan toch niet in de wielen rijd...." Hij keek Berna
n over allerlei mensch
ze bleven. ?Ben je niet doo
Was wel jammer dat hij nooit thuis was. Hij begreep toch wel dat er de
ijke wandeling gemaak
!.... Waarom heb je dan tenminste de brik niet genomen, als jelie dan met alle
ler. Hij deed verhalen uit zijn jonge jaren, soms even met een schuwen blik naar zijn vrouw, die intusschen, als hoorde ze 't niet,
g; er was een u
ar dingen waaruit bleek dat hij 's middags op de societeit was geweest. Hij vroeg herhaaldelijk, met vergenoegde knipoogjes, w
n whisten, merkte Bernard op dat 't zijn tijd was. Och, maar dat was jammer
fspraak voor de volgende week. Dan zou Edward den Zondag in Ams
mmelend in een hoek van de coupé; hij zat aan allerlei kleinigheden te denken en aan Edwards familie en liet niets tot volle helderheid komen in zijn geest. Hij wou den algemeenen indruk van dien dag, van den eersten dag met Edward, niet voor morgen nagaan in zich zelf.
n den ongewonen dag-in-de-l
Short stories
Billionaires
Billionaires
Billionaires
Modern
Romance