icon 0
icon TOP UP
rightIcon
icon Reading History
rightIcon
icon Log out
rightIcon
icon Get the APP
rightIcon

Het leven van Rozeke van Dalen, deel 1

Chapter 2 No.2

Word Count: 10749    |    Released on: 06/12/2017

loof begon te kiemen op de wijde akkers waar het gouden koren had gegolfd; toen stille rust kwam na den zwaren arbeid, en boeren en boerinnen o

edompt stilleventje van oude, ziekelijke vrouw verrast; en ook Rozeke's ouders hadden er wat te

s' oude moeder had slechts één voorwaarde gesteld, maar een streng

ozeke naar het Begijnhof in de stad gegaan, en als twe

nomen en eindeloos geklaagd over haar eigen gezondheid, die den laatsten tijd zoo achteruitging. Zij waren weldra zoo totaal van het doel huns bezoeks afgedw

r veur ulder huwelijk deftig gedroagt en in de zonde van onkuisc

evat en plechtig verklaard dat nog nooit iets verkeerds tusschen h

igs en onteerends was, hetwelk tenauwernood door een voorbeeldig kuischen omgang vóór het huwelijk eenigszins vergoed kon worden. Zij zelve was veel te fatsoenlijk geweest om te trouwen, beweerde ze; en zij noemde hun tot voorbeeld den heiligen Tobias, die na zijn huwelijk drie

, hadden zij vervelen

hen beiden op den wagen in het koren waren weggehold. Dagen lang had hij als gek geloopen, zwerend dat hij Alfons zijn mes door 't lijf zou halen indien hij hem ontmoette; hij had zijn dienst opgezegd en was gaan

en, geen nutteloos woord tusschen zijn halsstarrig-dreigend gesloten lippen doorlatend. Maar Rozeke bleef doodsbang voor hem en vermeed stelselmatig elke gelegenheid hem te ontmoeten. Zij

ij dat er nie anders gebeurd 'n es en dat de sloeb

gge!" had zij met onwrikbare beslistheid geantwoord. En frank in het gezi

erd geantwoord: en verder was

zwarte snorretje gekruld, netjes als een heer; zij met een schitterend-witten onderrok waarvan zij het randje liet zien en een zwart-tullen hoedje, met hel-witte-en-rose bloemen. Zij zag er frisch en jeugdig uit als

de afwezigheid van meneer de Latour-Champlon, den baron-burgemeester en jonkvrouw Anna's vader, werden zij door meneer Waelckens, den eersten wethouder, in de secretarie van het gemeentehuis, met openstaande deuren, getrouwd. De plechtigheid was spoedig afgeloopen. Meneer Provijn, de secretaris, een slaperige, bleeke dikkerd, met vet-glimmend vest, zanikte de lezing van d

eknik van den slappen secretaris, keerde hij zich tot

e stemmen in 't huwelijk van ou? zeune Alfonsus J

en," antwoordde dof en h

keerde zich tot R

gij toe te stemmen in 't huwelijk van ou dochter

ien e-woar da z'ulder deveuren doen om aan de

eg meneer Waelckens aan Rozeke's moeder, z

e-woar; maar 't es spijt

-e niet toe?" vroeg meneer Wael

'n moên ulder moar weiren, e-woar? W'hên't w

ernstig en de wenkbrauwen in vervel

rkloart-e gij tot wettige huisvreiw

e schepen," antwo

ens keerde zi

-e gij tot wettigen echtgeneut te n

schepen," fluiste

erder notitie van hen te nemen verdiepte hij zich weer in handteekeningen-krassen op de lijvige register

vogels, die uit alle oorden de gebeurtenissen van 't verleden weer in haar geheugen brachten. Zij dacht aan het verwilderd hollen van de paarden met den wagen, en 't akelig grijnsgelaat van Smul rees eensklaps als een duivelsche verschijning vóór haar op. Zij schrikte ervan tot in haar ziel en haar zachte oogen staarden angstig even vóor zich uit. Zij dacht aan jonkvrouw Anna, het mooi, lief meisje van 't kasteel, dat haar altijd zooveel vriendelijkheid betuigde en dat zij, na dien middag op de slijting, niet meer had teruggezien. Had die haar dan vergeten en verlaten? Vreemd, zij voelde zich eensklaps als in eenzaamheid vergeten en verlaten, terwijl toch haast allen die zij kende en liefhad nu bij haar waren, om haar levensgeluk met hem, Alfons, den man van haar hart en haar keus, te helpen zegenen. En slechts aan hem alleen geloofde en hechtte zij met vei

an de acte. Het was als de bezegeling van hun zwijgenden liefdeseed. Geen een van de anderen, behalve Vaprijsken, waren geleerd en konden hun naam zetten. Zij teekenden m

edoan?" vroeg luch

oordde de secretaris

woar?" schertste

hij even lachen kon, "kurt en nie kurt;

en het andere wit-dood oog naar den stroeven wethouder en naar de

n, 't es te vroeg

groette, en met al de anderen en de getuigen verliet hij de secretarie en opende

"dreupelken" met de getuigen, en de mannen ontstaken een pijpje. Toen gingen zij langzaam in

oest plaats hebben, werden allen door vader en moeder van Dalen in d'Ope van Vrede op warme chocolade en krentebroodjes getrakteerd, en dadelijk daar

zille!" riep Alfons' moeder he

nichte Begijntje?" keerde Va

pend naar het station, bang dat ze te laat zouden komen. Zij kwamen echter nog precies op tijd en holden

het woelig plein staan om te beraadslagen hoe zij hun vrijen dag besteden zouden. Zij hadden in 't geheel geen vastge

en vonden 't voorstel goed en langzaam slenterend, verbouwereerd reeds in 't gejoel van trams en rijtuigen en fietsen, gingen zi

hte Begijntje wille goan," zei

n Vaprijsken wisten niet wat zij in

gen dit tweede bezoek aan nic

urde dit voors

ze zoe 't kunnen kwoalij

het Begijnhof vergezellen, en daarna wat heen en weer gaan wandelen in de straten, en na een half uurtje of drie kwartier hen bij den ingang

telkens op zij gestooten en geduwd door vluggere voorbijgangers, spotachtig aangekeken door nieuwsgierigen, en af en toe in verbouwereerd troepje opgehouden a

of drei koartiers," zei Alfo

te worden, maar Vaprijsken kwam met een schalksche

ntig fran geeft, lijk dien baron, van de zomer, o

ns glimlachend; en hi

, de rood-en-witte trapgevelhuisjes der couventen. De kerk stond op een hoek, verweerd en grijs als een monument van hoogen ouderdom, met groote boogvensters vol kleine kleurenruitjes en met grillig klokkenspel op fijn-gekanteelden, slanken toren. Zwartgerokte, wit-gekornette begijntjes liepen ingetogen langs de witte muurtjes, verdwenen geheimzinnig in de groene deurtjes, schreden met korte, vlugge pasjes, over 't breede grasveld naar het kerkje toe. Een paar waren er bezig met wit waschgoed op ee

eune!" juichte Rozeke, met van ver

ndering mee naar links, langs een der witte muren met de groene deurtjes, waarachter, midden in h

lende namen der couventen, met gele of witte letters op de groene deurtjes geschilderd: H. Antonius van Padua, H. Aloysius va

jzeren roedje met glimmend-koperen knop, dat a

schoof een gerasterd spiegat in het deurtje open en vertoonde zich achter het tralienet een frisch, jeugdig gezicht met hagelblank kornetje, dat als een groote

k het vriendelijk-glimlachend gezicht van 't jong begijntje, dat hem dadelijk herkend had, achter 't judasraa

bruidje even aan, met vlug-opslaande oogen, die dadelijk weer zedig naar bene

ep hen even, over het smal en kort grintpaadje, tusschen de heesters en de blo

beide zijden en een helle, matglazen tuindeur aan het uiteinde. Het jong begijnt

n hingen, achter glas, in mahoniehouten lijsten aan de witgekalkte muren, en midden op den schoorsteen zonder spiegel was een kolossaal bruinhouten Christusbeeld met akelig-gefolterd aangezicht onder de scherpe doornenkroon en met bloedende, aan 't kruis

fluisterde Al

bijkans niet,

t geluid over den tegelvloer van 't doodstil kamertje, dat zij er beiden haast van schrikten, alsof hij iets gedaan had dat niet moch

doar," fluis

os-hijgend van de inspanning, steunend op haar stokje en op den arm van het jong verpleegstertje; nicht Begijntje kort en dik, het rimpelig gezicht wasgeel en gezwollen onder de witte kap, de doffe oogen fletsblauw, de dikke onderlip suffig-kwijlend naar beneden hangend. Een groote, bruine rozenkrans hing los over haar ingezakte en platgedrukte borst te schommelen, en

meschien getreiwd...

ou Rozeke nog ne kier teugen, lijk of

rlegen als een schuldige te glimlachen, en zij werd feitelijk onbeleefd door overgroote vrees van onbele

n, nichte Begijntje," trach

n nog gunstige: die eerbiedige schuchterheid beviel haar, en zij wees verwelkomend naar stoele

e fluisteren. De oude knikte goedkeurend en de jonge ve

elang in Alfons' moeder, omdat zij wist dat deze, evenals zij, oud en ziekelijk was, en wilde vooral weten waar het haar nu 't meest aanpakte: op den adem, in de zij of in de beenen. Toen deze nieuwsgierigheid bevredigd was begon zij opnieuw over haar eigen slechte gezondheid te zeuren, telkens herhalend dat zij toch geen recht tot klag

n?" vroeg ze plotseling, hen om de beurt met haar sl

eur als vuur en haar wimpers gingen vlug en zenuwachtig, als zou ze gaan schreien, over haar eensklaps neergeslagen oogen op en neer, terw

'er 'n es giene meinsch op heul de w

bevend afhangende onderlip pruttelde iets van tevredene waardeering. Toch meende zij dat rein met elkaar omgaan vóór het huwelijk lang

rde schichtig naar Rozeke, die ook even met een vluggen blikstraal naar hem opkeek en toen weer met hooge kleur h

r niets van op; en zij bleef rust

nachten lijk den heiligen Tobias in zuiverheid te leven, 'k

rlegenheid en schaamte in haar neergeslagen oogen kwamen, terwijl een zenuwachtig

t hoe oud en rijk ze was en hoe ze hen kon bevoor-of-benadeelen in haar testament, En hij zei, met een doffe s

eloof ou da'k al zal do

zachtjes open, en als een engel van verlossing trad het vriendelijk jong begij

eurend hoofdgeknik dat zij genoeg begrepen had, terwijl het jong begijntje '

"Ge goat 'n taske seekelou drijnken en'n

n, doch de uitkomst was er een zóó ongehoopte en welkome, dat zij terstond, met ongeveinsde verrukking bijschoven en vol graagte het wee?, zoeterige goed naar binnen werkten. Het jong begijntje en d

a veur ulder, moar... moar 'n verlies het niet...

tje in een kast voor haar gaan halen was en nam er van onder een

e, 't es te veele!" riep

lies het niet, en... en vergeet ulder

d hij vóór haar, hij zag ineens als heel nieuw en onbekend nicht Begijntje, een goed en liefdadig oud mensch met een paar

e genezen zilt en da ge wel honder joar oud zilt worden," zei hij, met tranen van dankbaarheid in de oogen, t

die langzaam in de drukke straat vóór de winkelramen op en neer wandelden. Alfo

geên?" schertste Vaprijsken. Maar hij werd vreemd getroffen door

Es 't lachen of es 't sc

ling barstte 't bij haar uit, half lachen en half huilen, onbedwingbaar, mid

edt er toch uit! wordt-e gij zot!" ri

nd en huilend, het verhaal deed van den heiligen Tobias en van het bankbriefje van honderd frank, telkens in hortende woorden smeekend dat zij er toch niet om lachen zouden, want dat nicht Begijntje veel te goed en veel te lief was om bespot te worden, en telkens zelf weer in overweldigende lachbuien uitproestend, hoe langer hoe erger, naarmate La en

spruim, die hij kauwde, als van

e voor dat zij ergens wat zouden gaan eten en vooral de flesch wijn uitdrinken waarop Alfons nu met zijn honderd frank waarachtig wel trakteeren mocht. Alfons stemde toe, en in een groepje stonden zij nu even weer midden op het kruispunt van vier straten, wantrouwig-aarzelend rondkijkend,

ij voor de tweede maal in 't herbergje en Alfons vroeg aan den dikken baas, die in

afel, waar stukken koude roastbeef, ham en kaas op groote borden onder gl

jgen, en dat vooruitzicht troostte Vaprijsken en deed hem reeds op voorhand lekkerbekken. Na lang aarzelen en overwegen bestelde Alfons voor La en Vaprijsken twee groote porties "rosbuuf en hespe" en v

roeg de baas van ach

dpleegden zij

ei eindeli

nairen of van

zij de hoo

het in de prijs

an en dr

ten dan," be

et mosterd bestreken, in gelijke stukken op kubieke hompen brood, en telkens na het slikken dronk hij een teug van zijn wijn, schalks knipoogend naar de anderen, als voerde hij iets heel ondeugends uit, waarin hij groote, stille pret had. La gin

rde ook Vaprijsken met sigaren. Toen spraken zij weer over nicht Begijntje en hadden nog even pret om de Tobias-historie; ma

te kijken en misschien 't een of 't ander te koopen; doch de mannen hadden reeds mee

n dag in die hirbirge blijve zitte

n zijn; hij had het zelfs een paar keer ondervonden al. Nu ook. Hij glimlachte zoet en nam streelend hare hand onder de tafel. Half pruilend nog keek ze naar hem op, maar

ad Vaprijske

nt goan!" riep hij. "La mee Rozeke in d

en wellicht zou hebben toegestemd, w

hem en 'k goa mee hem mee woar dat hij wilt!" riep zij, als een bedorven

awèl weet-e watte: loat ons al te g

rische trams rondrijden, van den eenen in den anderen, zoover ze liepe

lachend in den eersten tram den best

e?" vroeg de

de weireld!" sch

ad met lange, rechte straten vol grauwe arbeiderswoningen en reusachtige fabrieks-gebouwen, ze reden 't alles zoo gemakkelijk af en langs, in telkens afwisselende belangstelling voor in-en-uitstij

instering der schoone winkels die zij slechts in het vlugge voorbijsnorren van den tram gezien had, werd opnieuw misnoegd en pruilerig en verlangde reeds zoo spoedig mogelijk terug te keeren. Zij stonden daar even als verdwaald: geen van allen wist nog waar naartoe; zij vonde

-ruischen van den trein, het lachgepraat van La en Vaprijsken, die elkaar met grapjes trachtten op te winden. O, slapen, rustig naast elkander mogen slapen, na een zoo langen dag van afmattend slenteren en hangen! Maar knarsend op zijn remmen hield de tr

de glinstering van hun lantarens voorbij, en in een daarvan meende Rozeke den baron en de barones van het kasteel te herkennen. Zij verbaasde zich zeer. Sinds een paar maanden waren zij reizende, en na den middag der slijting had Rozeke van haar voorn

nna euk in de voit

ht wèl dat de jonkvrouw er bij was en haar hart popelde van ongeduld

dat hij ons van den oavond nog ne kier mee 'n gouwsti

heur lief zi

asteel vertoefd had; maar Rozeke voelde instinctmatig dat hij en de jonkvrouw elkander liefhadden en zij brandde van verlangen om er wat meer van te weten. I

m om haar middel en dru

p peist-e dan?

, verliefd-glimlachend in he

liene?" pl

e weten of dat die jongen b'ron heur lief es, en of

j gelukkig

haar stem, met een teedere intona

? zeu gelukkig zijn,

Fons, o jo

heid van het suffig slenteren in de stad was eensklaps voorbij, de zachte frischheid en 't mysterie van de duisternis verkwikten hem, hij keek op naar de heldere sterren die tintelden in 't donkerblauw uitspansel tusschen de zwarte kruinen van de boomen en dan weer rechts en links naar de hier en daar nog vaag zichtbare velden, waar krekels droomerig zongen tusschen de laatste haverschoofjes van den lieven zomer, die daar ook als geheimzinnig-omstrengelde liefdesgestalten op de naak

Rozeke, mij

plotseling een roode gloed op en tegelijkertijd bomden i

p Vaprijsken, in de duisternis to

haar ouders woonden en waar de terugkomst van de jonggehuwden door het volk gevierd zou worden. Hooger en rooder flakkerde de vuurgloed op en opnieuw

reten, terwijl het vuur, door het gewirwar van struikgewas, van verre op een boschbrand leek. En plotseling kwamen zij in 't zicht en een lang hoezee-geroep begroette hun v

oren, met een papiertje en een bloemruiker in de hand; en bij het in rood

we reis, Alf

t in den e

ouders Leo

het feestmaa

heeft zich in u

t gij veel

van wie

rouw zult bl

ij met de trouwgasten en andere genoodigden in vader van Dalen's huisje, waar een lange tafel klaar gedekt stond, terwijl het volk daarbuiten, mild getrakteerd op

ij in de zomerdrukte op boer Kneuvels' hoeve werkten, en zij hadden allen dolle pret en haalden grapjes uit, een beetje dronken reeds van 't joelen om het houtvuur. De dikke moeder van Dalen liep hijgend en zweetend, van 't fornuis naar de tafel om een ieder te bedienen, en vader deed een beetje buitensporig, den broek

n baard. Hij keek naar Rozeke en Alfons, die zelven met moeite zich bedwingen konden, al bedu

ij leeft gelijk de

g vader van Dalen wenkbrauw-fr

Vaprijs!" vermaanden Alfons en

d kon Vaprijsken het niet langer onder zich houd

r stom en roerloos even, verbluft en overdonderd, zijn helder oog rond als een glinsterkogel op Vaprijsken, zijn doode oog als in slaap of treurnis half gesloten. Maar plotseling begon het goede oog te knippen en te twinkelen terwijl zijn mond wijd open ging; en op zijn beurt proestte hij 't eindelijk uit, zóó hevig dat hij zich verslikte en van zijn stoel opspron

en op den duur midden op den kruisweg weer rondom het houtvuur gingen joelen. De trouwers en de gasten trokken mee en volop werd de pret er voortgezet. Vader van Dalen liet opnieuw bier, jenever en meetjeskonte halen in den "Graeve van Halfvasten," de herberg aan den overkant; armvollen hout werden van alle kanten bijgehaald, en hoog en rood in grijze kolken roo

n, geleund tegen den gelen gevel van den Graeve van Halfvasten, de pet laag op het voorhoofd, den rossen knevel als een zware streep dwars door het bar gezicht, de stuursche oogen strak op haar gevestigd. Het was haar plotseling te moede alsof een onverwachte ongeluksbod

het leven gered? Het kwelde haar dat hij daar nu zoo norsch en zoo alleen stond; zij had hem willen mee zien dansen met de anderen in de vreugderonde om het knappend vuur, en toch schrikte zij ontzettend bij de gedachte dat hij in den kri

geboart da g'

uitgelaten jool verzwakte en verstomde; allen keken met wantrouwend ongenoegen naar den stoeren kerel, die door zijn enkele verschijning de pret gestoord had; en reeds trad Miel, Rozeke's oudste broeder, ondank

inter?" riepen allen versc

werd al lichter en al grooter in een steeds hooger en zwaarder opdreunend geraas, en plotseling fonkelde de flikkerstraling van twee groote, gele vuuroogen i

lle kanten te gelijk gegild. En een donkere b

bundels sneeuwwit manelicht begooid en weer in duisternis gedompeld, tot het eindelijk vóór het huisje van van Dalen in den rooden gloed van het brandend houtvuur stilhield. Een dame en een heer, gedrochtelijk toegetakeld met mantels, capuchons en groote brillen, stegen uit de

w trouwdag was en ik heb u van mij

zeke met star-verbaasde oogen, plotseling

e genomen en naderde nu ook glimlachend de bruiloftsgasten, en allen herkenden

akje van hem af en ove

boven op een schouw of een kaske te zetten en een

kte Rozeke, tot de tranen ontroerd, terwijl zij herhaaldelijk de hand harer weldoenster drukte.

u getrouwd zijt, Rozeke?" g

oogen. En plotseling ontsnapte 't haar, onwillekeurig, terwijl h

nkvreiwe? Zijt-e

olgend. "Meneer is een neef van mij, weet ge? Gij hebt hem dezen zomer op de slijting wel gezien. Hij heeft toen de

oan, mejonkvreiwe?" vroe

e als 't is voor wandeling," glimlachte zij. Vlug keerde zij zich tot h

core quelque c

ie was, kwam al vast, met van oolijke pret flikkerende oogen naast den jonker staan. En juist al

ij aarzelend en sti

eu!" riep vrijpo

n Fransch sprak, en ook de jonker glimla

me de cet été!" z

de Vaprijsken ongestoord, onder het no

ins, n'est-ce pas?" co

onder een storm van geschater en gelach kreeg hij het twintigfrank

geluk in uw leven, Rozeke; en gij," sprak ze tot Alfons

m even met haar lieflijke

eer in den lagen, langen, grijs-bestoven wagen gestegen, die ook dadelijk oorverdoovend weer begon te bruisen en te trillen. 't Was iets ontzettends, alsof een helsche kracht daarbinnen woedde, een roffelen als van twintig trommelslag

lig vizioen alsof dat lange en lage, daverend monsterding een doodkist was, een sombere doodkist, waarin een levend-opgesloten wezen uit al zijn krachten lag te beuken en te bonzen om verlost te wor

beteekenis, uit al haar kracht, terwijl het akelig gevaarte met een langzamen, sierlijken zwaai omdraaide en in de flikkering van

bij hen en zij namen afscheid van de ouders en van La. Vader van Dalen, stomdronken, wilde iets zeggen, maar raakte niet meer uit zijn brabbelwoorden; moeder kwam vóór Rozeke staan, lei de beide handen op haar schouders en begon ook, met tranen van ontroering in de stem, te spreken; maar plotseling riep een der mannen schertsend dat zij Rozeke nog eens aan de geschiedenis van den heiligen Tobias moest herinneren; en daarop viel moeder zonder overgang aan 't proestlachen en dan weer aan het huilen, stikkend in haar woorden en haar tranen, t

otseling ook Smul naar hen toe komen. Zij had hem in 't geharrewar met de automobiel niet meer gezien, ze had aan hem niet meer gedacht, zij wist niet of hij er nog was,... en daar stond hij eensklaps in de rij met al de anderen vóór haar en als in een droom zag zij hem naderen en op zijn beurt de hand naar e

eke; en gien kw

de zij haast onhoorbaar; e

-getrokken pet, als door een waas van droefheid beneveld. Onwill

bij hem zag zij het glaasje vredig aa

tegelijkertijd deed Smul het hem na, en het leek Rozeke alsof de beide mannen die om haar gestreden hadden, plotseling met den drank hun wrok inslikten en of er nu voortaan rust en vrede tusschen hen zou bestaan. Zij loosde een zucht van verlichti

eslapen boerderijen waar zij langs kwamen, blaften de waakhonden schor-verwoed hun lawaai?gen voorbijtocht na. Toen blaften zij allen voor de pret soms mee, waarbij de honden nog razender werden en door hun woest gebrul de koeien wakker maakten, die dan klagend even loeiden, terwijl de hanen

els piepten vreedzaam in de klavervelden, even slechts zwijgend in 't voorbijgaan der luidruchtige bende; en op de naakte stoppelvelden stonden hier en daar zware korenschelven als een in veilige haven opgeborgen rijkdom voor de toekomst, terwijl de laatste, nog maar pas gemaaide en gebonden haver-schoofj

populieren. Moeder, die hen had hooren aankomen, stond wachtend op den drempel, Rozeke's broeders verlichtten den ingang met hun laaiende, walmende fakkels, de

s?" schreeuwde met luid-

uwden al de brui

ulderen treiwdag

a z

nou nog bete

z'! J

n lijk den hei

Nie z'!

Drieske Nijpers kittelden haar in de lenden dat zij er van giegelden en kraaiden; en Rozeke, doelpunt

oar huis?" schreeuwd

a w

iest nog een

w'! J

n zijn zak verstopt had; en tot laatste afsch

Rozeke de uitgelaten bende in 't roode weerlicht van de toortsen onder de

n wij ook

nz' goede

reten als dierengeluiden, met af en toe hoog en schril op

an!" glimlachte Alfons; en teederlijk sloe

erde hij; en hij drukte een zoen op haar frissche wang, te

riep zij plotseling, als in schri

zaam uit het donkere der stammen en verwijderde zic

zal 't gezien hên;"

totse gaf? 'K mage toch zeker wel!"

a angstig af, de verdwijnende ges

hij. "'t Es den ienen of den anderen van b

ar een huivering doorrilde ha

man herkend. 't Was Smu

oten zich haar l

zegde dat ze Smul herkend

Claim Your Bonus at the APP

Open