Lente
ware en droeve o
manshuisjes in vuilgrijzen steen, met dofgroene luikjes.-Het is er somber, kil, treurig, modderig. Haast nooit komt er een zonnestraaltje in de vieze, altijd natte greppels glimmen
ndweg naar het blauwachtig verschiet, onder den hoogen, zonnigblauwen hemel met zijn glinsterwitte wolken. Daar zingen de vogeltjes en geu
at dichte deurtje staat een vaalverkleurd, tegen de luikjes aangeleund, langwerpig-vierkant zwart vaandel, met dof-zilveren doodshoofd in het mid
isje is e
md, ongunstig uiterlijk, met iets valsch en gluiperigs in de oogen; en hij had ook een héél slechte
k gewild, zou hij nog werk gekregen hebben. Herhaaldelijk werd hij in gezelschap van een beruchte dieven-en stroopersbende gezien, en geen schurkenstreek werd in het dorp gepleegd, of 't heette dat ook hij er schuld in had. Het heette zoo, maar was toch niet bewezen, daar hij nooit op heeterdaad betrapt werd en niemand ook beslist
tadsmarkt terugkomend, door drie kerels aangerand, geplunderd en half dood gevonden
e gendarmen hem halen en 't gan
k is de schel
s hij dikwijls deed, in een boerenschuur gaan slapen. En hij voegde er bij, met een zonderlingen, raadselachtigen glimlach, een glimla
terd, 'k wirke,
zijn lief te zijn. Maar 't meisje was er een uit de beruchte dievenbuurt; hare getuigenis leek eenigszins verdacht en de aanslag wa
hè!" herhaalde Jules een beetje snibbig. En h
hudden 't hoofd en grinnikten wantrouwig. Niets belette dat hij 's nachts toch ongezien weer uit de schuur gekomen was om met de anderen zijn slag te slaan; en overigens: dat slapen in schuren behoorde bi
huishure mee uit te sp
genaardige manier van sparen! Waar zou het op gaa
de zuivere woarheid!" be
wa geld?" vroeg
k," ze
r es
er ons meubels mee te keupen
e en vonden er 't geld: een paar h
ankbriefjes. Maar dat bewees niets: zij konden 't uitgewi
e. "Ze woaren ulders gedrei?n, twie kl
Jules, bleek en
herhaalde de boer met
liegt, gie sloebe
r hun overtuiging stond onomstootbaar vast. Jules wàs ee
t iederen avond bij zijn meisje door en sliep daar waar hij plaats kon vinden, in de boerenschuren, om te bezuinig
e stad gedagvaard werd. Men had hem aangeraden een advocaat te nemen, maar hij deed het
nog formeelere ontkenning. Getuigen verschenen, die het allen eens waren om Jules' slecht gedrag en ellendige antecedenten te bevest
de voorzitter om de beurt aan allen. En allen zonder een oogenblik t
beschuldiging van den aanklager, bleken afdoende. Jules werd tot e
rp, vond het een w
onberispelijk gedrag werd hij uit de gevangenis ontslagen en kwam op een avond in 't dorpje terug. In het triestig klein huisje
zoo bitter schreide, gaf hij 't beetje geld dat hij in de gevangenis ve
hij zacht, met van o
Julken," s
ittelde de kuiltjes van het wichtje, dat hem
dagen, sprak weinig, zat doorgaans, in zijn schaarsche rusturen, droo
eenden de menschen. "Hij hè b
brak hij telkens het gesprek met zwijgen af en over zijn bleeke wangen kwam dan soms als 't ware een teere kleur van pijn of schaamte. Nooit heb ik hem bitter hooren klagen, razen of verwijten doen. Voor vrouw en kind was h
houten doodkist, een armemenschen-doodkist staan. Zij stond daar, griezelig-bleek in 't schemerachtig zolderlicht, scheef tegen den muur geleund
n vrouw, die dat gezicht zoo akelig vond. "Woaro
chen-doodkisten gemaakt. Het zat hem in den geest en in de handen. Het was een manie, een obsessie van zijn hersenen geworden. Hij had er gemaakt, zooveel, zoovéél dat hi
er niet uit
de grijze muurtjes en de groene deurtjes en de groene luikjes, waarvan het tweede nu gesloten is, met het strookruis en den bakste
geen mensch. Armoede,... stil verdriet... kwijnende ziekte... wie zal het zeggen? Berouw, meenen de dorpelingen. Maar wat weten de dorpelingen! Hij ligt daar, in
dwaalt ze doelloos rond, met uitgeschreide, zwakke oogen, niet wetend wat ze zoekt? Ligt 't kindje zachtjes slapend in zijn wieg? Of speelt het rustig in zijn
korenaren schommelen en wuiven, als 't ware stoeiend onder lang-strijkende golvingen; de blonde zandweg kronkelt eenzaam naar stille ver