Vanden Vos Reinaerde
gsel der Middennederlandsche po?zie, den uitmuntenden Reinaert, blijkbaar is toegenomen, en dat WILLEMS
rt en de omwerking, ware het mogelijk, duidelijk te beantwoorden. Want, zoo men het eens was over de uitstekende waarde van het gedicht, omtre
te lande, en ook elders(2), vrij algemeen omhelsd. Ikzelf heb in mijne Geschiedenis der Mnl. Dichtkunst voor den oudsten dichter het jaar 1170 aangenomen, en den omwerker in de veertiende eeuw gesteld(3). De jongere SERRURE is daartegen opgek
e daarmede innig samenhangen zijn no
terkundige wereld, dat ik het wel der moeite waard reken op nieuw en opzettelij
g, dat daartoe niet weinig bijdroeg, dat wij nog geene eigenlijke kritische uitgaaf van den geheelen Reinaert bezitten; dat de eerste helft der omwerkin
driemaal is gedrukt(6), tweemaal kritisch behandeld, en dus, zoo als KAUSLER zich uitdr
re uitgaven moge mijne stelli
door KAUSLER leert ons, dat het gedeelte dat den Reinaert omvat, eerst omstreeks het jaar 1400 is te boek gesteld(9). Het afschrift is dus betrekkelijk zeer jong, en uit een tijd dat men zich niet bijzonder om diplomatische naauwkeurigheid bekommerde. Het is dan ook vol
angelhaften Kenntniss der Sprache unde Pal?ographie m?glich war, ziemlich richtig." Die gebrekkige palaeographische kennis wil eigenlijk zeggen, dat GR?TER ter naauwernood zijn co
nen; 494 oni-om; 671 omiroet-onvroet; 605 ghenen-gheven; 768 enme-cume; 802 abscale-abstale; 848 onner-ouver; 856 vloutte-vloucte; 993 diet-dier; 1007 niene-menne; 1023 salue-salne; 1073 nene-neve; 1081 lijue-lijne; 1091 braet-vraet; 1214 vmdise-vindise; 1220 sander hu saense-sauder hu saeuse; 1225, 1234 niet-met (1531 omgekeerd); 1344, 1376 waernen-waerven; 1355 wanc-wane; 1419 rollel-rossel; 1589 verbouden-verbonden; 162
424 Revic-Levic; 721 Riept-Liept; 791 Raghen-Laghen; 793 Rudmoer-Ludmoer; 796 Rudolf-Ludolf; 815 Ramfroit-L
an zijne uitgave met betrekking tot die van zijnen voorganger te zeggen: ?die Comburger.... jetzt hoffentlich besser von mir herausgegebene hs."(11). Maar wij weten(12) dat GR?TERS tekst GRIMM tot legger diende, waarb
n dan iets aan zijne aandacht ontsnapte, waardoor enkele blijkbaar valsche lezingen in den tekst zijn blijven staan: zoo b.v. v
ard, daar zij gewoonlijk het broddelwerk zijn van den slordigen schrijver van den codex, niet minder de lezing bemoeyel
van een handschrift, dat de omwerking van het eerste boek, en het bijvoegsel dat men het tweede boek noemt, bevatte. Dat handschrift was
erlinge denkbeeld om een geheel samen te stellen uit twee zeer ongelijksoortige deelen: het eerste boek was een herdruk van den ouden tekst, met varianten uit den jongeren; he
Doch de aldus opgeteekende variae lectiones waren zoo groot, zoo talryk, dat ik my heb verplicht gezien, wilde ik geenen dubbelen text in zyn geheel leveren, daerin besnoei?ngen te maken, hierin bestaende, dat ik het min bel
t eerste den ouden Reinaert der twaelfde eeuw uitmaekt, en h
e geschiedenis der letterkunde, de taalstudie, alles eischt dat wij thans dien onnatuur
ders de Saksische vertaling (Reineke), stelden my in staet, althans ten deele, om de boven vermelde gapingen van het handschrift aan te vullen, om de vergissingen en misz
nde of overtollige adspiratie in de vlaamsche uitspraak herleid heeft tot het gewone spraakgebruik. Enkele malen heeft WILLEMS ook meer eigenlijke wijzigingen in GRIMMS tekst aangebracht: zelden is hij hierin gelukkig geweest, en zoowel in dit opzicht als in de tekstverklaring, ziet men de duidelijkste sp
ot een verwijt mogen maken: men herinnere zich slechts, dat het werk in de eerste helft van het jaar 1836 voltooid werd, en men verlieze niet uit het oog, dat men toen gewoonlijk aan diplomatischen
akelijk werd, hij zou zeker niet berust hebben in zijn vroegeren arbeid. Ik kan daarom ook
nog niet toestemmen, dat SNELLAERT ?aen de nagedachtenis van den vriend verschuldigd" was in 1850 een werk letterlijk te herhalen, waarin de voortschrijdende wetenschap van lieverlede leemten en gebreken moest doen vinden. Willems zocht naar waarheid en
r gevaer te loopen van een zoo gunstig beoordeeld werk een wa
toch geen ?wangedrocht"; evenmin als ik geloof mij aan de letterkundi
hap, vindt, naar ik vertrouw, zijne rechtvaardiging in het voorafgaande overzicht; tha
een eerste vereischte; want eerst als men de omwerking in haar geheel voor oogen heeft zal eene werkelijke vergelij
este belangstelling verdient en zal opwekken. Ik waag het eene nieuwe uitgave te leveren, omdat de bekende teksten tot een wetenschappelijk onderzoek onvoldoende zijn, daar zij niet zeld
een, mij vergewist van de lezing van het Comburger handschrift door bemiddeling van KAUSLERS onu
zal doen zien, dat er vrij wat kaf van het koren te scheiden viel. Hier mo
verandering moet brengen in het vraagstuk over het ontstaan des gedichts, en die ik ie
?den buuc so gheladen" heeft (556) met honing, dat hij kan
er hon
ommer ha
n sprake kan zijn. Maar ziet, in de kollatie bij GRIMM staat voor het commer van den tekst: coiiiier, en dat is blijkbaar couuer, couve
rik van Martinet gevan
oeste ro
e hem selven
een gheroe
t hoorde up
ringen valt niet te denken, hoewel de overeenkomst van klank de vorige uitgevers schijnt misleid te hebben. Buitendien blijkt uit het voorgaande zoowel als het v
2 leest
singhet ni
, ?eine verderbte stelle,
diger is te lezen in lanc so bet, dat het hs.
est WILLEMS
e op met ha
ing is, mits men voor Doe leze Soe. Dat de kapitale
zijne vrouw Reinaert ni
oet, no
ijt, no
e den vos alles behalve nijd toedroeg. De variant bij GRIMM heeft: no dor met, hetgeen blijkbaar ve
7 bij G
sult
en neve, den
weinigen verstaan." Grimm leerde, p. 278: ?vode, lump, lumpenkerl. Kilian schreibt vodde, Maerl. 3,
ijkbaar voor vuden het bekende ruden moet lezen: dezelfde letters worden daar me
ats uit den Reinaert dezelfde verwisseling is ingeslopen, en dat het onbe
4 leest
et hanen e
S willekeurig
et vogel e
te bespringen. De variant bij GRIMM geeft de juiste lezing aan:
134) leest
ne liepen
ms variant geeft ten base, dat hij terecht verwierp. Hoe eenvoudig is het intusschen om aan te nemen, dat dit kwalijk gelezen is voor ten hase, d. i. met de Vlaamsche adspiratie ten ase, dat ook de omwer
arin meer dan eene verkeerde lezing van een ouden of nieuw
erdedigen tegen de aanklacht van den hond Cor
ht dat o
e die Cor
et zich Pancer
t u
men die cl
een recht mo
erdaad wil bewijzen
di van e
ghistr
die vraag? Er is immers van eene laghe (hinderlaag) niet gesproken! De omwerker heeft, volgens WILLEMS' variant, van ee
van omber
de zin zoo natuur
weede maal door Tibert doet inda
niet, het
drie wer
allen sin
wettig gebruik driemaal gedaagd werd. Buitendien ze? toch de koning, dat het reeds slecht met hem af zou loopen,
dreicht u
te hove n
en, of de natuurlijks
hanghen so
k in het fransche g
i le rox
gne en ma cor
ésence d
port or
por soi
rt à sa g
n aldus in het handschrift gelezen wordt. Als Reinaert gebi
em goet t
........
i vort all
ke soude
t hier moet gelezen worden bescedelike, dat in het schrift des tijds bij vluchtige inzage van een slordig
92 lee
pleghen s
e ziel moet verplegen." De lezing is door
siere sie
ter ware echter het slechte rijmwoord dan het ondietsche woord
aerre siel
2 alleen het rijmwoord te veranderen
miere si
ook nog 2333 (2359) voo
i siere s
ien hoezeer onze Reinaert eene kritische behandeling n
ig maakte. Ik ben overtuigd dat een ouder handschrift die veranderingen in den regel zou schragen; maar ook zonder dien steun ben ik daarin niet angstvallig geweest, daar
2634 (bij GrW. 2658); terwijl ik er zelfs niet tegen opzag om de 30 verzen na 2308 (bij GrW. 2304) uit den tekst te werpen, daar zij blijkbaar den samenhang
d of onverstaanbaar voorkwam. Ik zal slechts een paar voorbeelden aanhalen. Blijkbaar is niet zelden het meervoudige pronomen ghi, u, in de plaats getreden van het enkelvoudige du, di, zoo als schijnt te blijken uit 2856–7 (2876–7). Willems noemt(18) ?het woord bedi, door den auteur van het eerste boek zoo gaerne gebezigd;" nu komt dat woord in onzen tekst slechts vijf maal voor: twee maal in den zin van doordien, daarom (2892, 2975), driemaal in de beteekenis van want (2331, 3110, 3162). Overal elders leest men daarvo
ezelfde wijze aangebracht, vs. 6, 103, 138, 193, 447, 453,
ade ende scande, 1563 leet ofte lief, 1606 stene ende struke, 1685 vasten ende vieren, 1970 nichten ende neven, 1989 no dor niede no dor n
b.v. 42, 97, 103, 106, 230, 264–5, 268, 276, 306, 308, 326, 333, 350, 358, 405, 435, 484, 485, 516–7, 531, 597, 613, 666, 690, 693, 701, 743, 770, 933, 1046, 1108, 1174, 1182, 1426, 1438, 1449, 1532–3, 1591, 1597, 1678, 1691, 1787, 1816, 1842, 187
gedicht door, b.v. 229, 359, 985, 1315, 1361, 1578, 17
inghen, vingheren, 2101 Isengrijn, rijm, 2113 doe, vro, 2129 Hersinde, kindren, 3359 trac, dat(?)
e, clusenare, hare, jare; 367 niemare, ware, clusenare, twaren; 459 boecstave, grave, begraven, scraven; 945 prihore, ore, bescoren, verloren; 1233 ghestaen, ghevaen, wane, hane; 1307 waert, Reinaert, waert, vervaert; 1333 rade, dade, daet,
telbare malen, het geheele gedicht door, meer dan twee regels verbindt. Wij zullen slechts enkele voorbeel
pele, vele; 699 dat, sat, sal, al; 711 ghevaen, staen, haest, naest; 3315 ram, quam, mid
, jare, ware, scame, name; zoo ook 1331, 1693, 1767, 2215, 2323, 2867, 2915, 3307, 3377. Acht, b.v. 291 gaende, slaende, bare, mare,
raet, ghelaet, overstaerc, maerc, bestaen, waen, dagheraet, raet, ghedaen, gaen; 1451
ichter er naar streefde weêr op denzelfden rijmklank terug te komen, ook als hij dien voor 't oogenblik had moeten opgeven. Dikwerf keert na twee regels dezelfde assonnanc
ne, pine, gram, vernam, vlien, ghescien, ondergaen, saen, mordadelike, ghenadelike, sidi, mi; 539 Reinaert, waert, haghedochte, ghedochte, raet, vraet, driven, blive
ntreft, vindt men in het geheele gedicht, van het begin tot aan het einde terug; zoodat het wel
schikten aard in voor, dan zal men wel gerechtigd zijn tot he
iten de bevoegdheid der kritiek, zoolang geen ouder codex van het gedicht gev
e voorkeur geeft aan het slordige afschrift van een onnadenkenden kopist,
et die der vorige uitgaven overeenkomt. Bij het doorloopende onderscheid zal dit echter geen bezwaar van eenig belang opleveren. In mi
hete, hat, für uut, ete, at, umgekehrt aerde für haerde, gheoorsam für ghehoorsam, geflissentlich bewahrt" werden(22), heb ik, even als WILLEMS, dit veranderd, omdat het dikwerf voor den hedendaagsch
in de woorden drouch, slouch, enz., noch ook lust voor list
thografische veranderingen zijn in den regel niet aangewezen: al de overigen zijn zoo naauwkeurig mogelijk in de kollatie aan den voet der pagina opgenomen(23). Kortheidshalve heb
het lezen moeten worden in acht genomen, daar dit in Mnl. stukken niet regelmatig is vol te houden. Ik vertrouw dat lezers die het gedic
heb gegeven, kunnen wij overgaan tot de overweging van de nog niet genoegsaam