Vanden Vos Reinaerde
dit onderwerp niet hebbende behandeld, terwijl het in de tweede plaats duidelijk blijkt uit een zeer in het oog loopend onderscheid. Onze dichter geeft zijnen dier
t vlaamsche woord villecome; ik voeg er bij de uitdrukkingen: fère let voor leed doen, vs. 10975; eschames, 1003
oops(67), gewag van dit onderscheid, dat hij in den regel uit het oog verliest; FAURIEL spreekt er in 't geheel niet van(68); maar het komt mij ook voor, dat men moet toegeven, dat werkelijk in de laatste helft een nieuw verhaal be
eeft gekend en gebruikt. Voorts treffen wij hier hetzelfde spraakgebruik, dezelfde zinswen
e fesant l
vroeger,
iroie-ge
604 he
ron d'autr
or vs.
on d'autr
eelen is die van F
en ons, in verband met de taal, wel recht schij
t beide stukken van dezelfde hand zijn; want het valt niet te ontkennen, dat er een mer
g van beide deelen verschilt daartoe te veel. Buitendien zijn er bij naauw
gelijk in het laatste gedeelte de dieren als ridderlijke strijders worden voorgesteld, zoo is dit ook reeds op het ei
ns porte
duit par la
t laatste gedeelte
Tardis l
porter le
, dat ook den schrijver van het eerste gedeelte
ing eerst met vs. 11368 aanvangt. Maar wanneer zij eens al bij vs. 11297 begon? of althan
egarde a
il viegnent
eil que fèr
0159–11070, waar grootendeels dezelfde personen worden opgenoemd: die herhaling kan onmogelijk van den eerste
t der 10e branche, of der 26e b.v.; en voor die opvatting zou ook pleiten, dat nog vs. 11353 een van Reinaerts zon
het oorspronkelijke slot hier was weggelaten, en bij het aanhechten van het tweede gedeelte door een ander vervangen? De vergelijking met den mnl. Reinaert schijnt dit vermoeden in de hand te werken; en nie
deelen der branche niet te ontkennen, wij kunne
ms genoemd l'emperère, b.v. vs. 9693, 10059, 10
43, 10986, 11231, 11293, die ook in de 10e (6e) branche, vs. 4641, 4573, en eens in 23
leen teruggewezen op een ouder
en escrit
s. 1
trovons e
hijnlijk ook eene omwerking van een ouder gedicht, waarop misschien wel eene
(16e) branche is een toevoegsel van een ander dichter, die int
k GRIMM opmerkte(72); maar of dit ons recht geeft om daaruit te besluiten, dat beiden door denzelfden dichter, namelijk dien van 20a, zouden zijn bewerkt, blijft de vraag. Terwijl sommigen d
Vestigt men zijne aandacht op de sterke bewoordingen van het eerste gedeelte dier uitspraak, dan zal men zeker wel sprekende bewijzen verwachten om het tweede gedeelte te
ik twijfel sterk of de zienswijs van ROTHE wel veel bijval zal vinden. Wat het verschillend karak
kt heeft, geeft zich voor een bretonschen jongleur uit: hij weet het speeltui
udist, moult
ele qu'il
.......
Renarz den
de la vi
n fu et
avec la vielle qui lui a été donnée. Il y a en cela quelque chose de poétique, mais
at hij zich verheugde over het bezit van het speeltuig. Zoo hij er zich veertien dagen meê bezig hield, het was eenvoudig om het te leeren behandelen, ten einde
yle et de caractère, mais sous ce rapport, elles diffèrent essentiellement de la branche 20." Later, pag. 264–265 o
s hommes qui figurent avec eux comme acteurs dans ces petits drames, ce ne sont guère que quelques prêtres, quelques vilains, familiers à la sphère d'idées des poètes populaires, et qui conviennent à la simplicité ou à la rudesse des positions dans lesquelles ils se trouvent avec les animaux, leurs interlocuteurs ou leurs vainqueurs. Le caractère de simplicité et de naturel de ces dix
e branche blijkbaar tot de jongste stukken behooren, daar hier herhaaldelijk verklaringen en toepassingen voorkome
t pris de
il pas s
t aan Renart Le
ie jusqu'
ome qui l
et laatst der dertiende eeuw zijn tegenwoordige vorm erla
mais ces branches ne portent plus tout-à-fait l'empreinte de la fable; ce sont plut?t des récits, des contes versif
de la chevalerie. Les animaux s'y rassemblent à la cour du roi Noble le lion, tiennent conseil, se divertissent, font le siége du chateau-fort de Maupertuis, montent constamment à cheval, s'arment à l'instar des chevaliers, parlent tous le même langage, agissent de la même manière, s'agitent, se battent et triomphent sans aucun ég
ten de drie eerste deelen van MéON te doorbladeren, zal lichtelijk ontwaren, dat ROTHE ter gunste van een systeem een willekeurig onderscheid heeft aangenomen. Wij zagen reeds dat de achttien eerste branches van MéON niet alle tot de
e wolf een priester bedriegen; naar de elfde, die van PIERRE DE SAINT-CLOUD heet te zijn, en die men gewoonlijk voor de ou
el minder zijn ?remplies d'allusions
en te paard. In de eerste branche
fina d'e
weede,
) a trop i
e (9), v
fa ses fra
SAINT-CLOUD toegeschreven ze
z la gra
cort ave
sire Brun
ure de p
eerste branche l
rt Nobl
es plès et
guerres e
ons de lu
er van zich aan een Go
me laissoi
ment et p
oie par
ist ardoir
n po?sse
arakter niet veel verschillen(75). Dit kon ook niet wel, omdat zelfs niet de oudste de oorspronkelijke vorm teruggeeft. Even als
livres n
ve l'estoi
57
estoire n
vat dat ook in het stuk van PIERRE voorkomt, m
poez en
re op gene wijze, naarmate zij zich meer of minder streng aan hun origineel hielden. Zoo zagen wij in de 11e branche b.v. met een
) branche, en ook de 19e waar de dieren gewapend met lans en speer Reinaerts bu
waarin ROTHE het opvatte, en die hem aanleiding gaf de branches 20 en 21–22 aan verschillende dichters toe te schrijven. Wij zullen dan ook later zien,
t de branche 21–22
enart teint en jaune et Renart jongleur .... deux productions remarquables à plus d'un titre,
n artikel over den Roman du Renard te veel misslagen begaan om hem op zi
t eerste gerucht van zijnen dood zich terstond een nieuwen echtgenoot geko
ande, 20e branche, vs. 117
ma fame
quanque j
ez ma ter
m'aura t
me saur
ibaut soit
un en s
hons gist
sgarde pa
home à so
s son volo
pasme et v
i face auc
etel fer
ers jors r'
nneringen voor aan het voorgaande stuk, b.v. vs. 12165–8, waar gewezen wordt op het gebeur
iue d'i
arz moult
e d'une
m'avez bi
e qui là
i mondes
esoit ap
toz con
vient, tant
gnes, on la
e mal qu
enant gar
dat Coupée, de door Renart vermoorde hen, eene heilige martelares was
hier vs. 12682 de dich
m'avez bi
ing te redden neemt hij zijne toevlucht tot de volgende gissing: ?Si l'on osait regarder la vingtième branche, telle que nous la connaissons aujourd'hui, comme un remaniement plus récent et plus s
ese, die alleen gerechtvaardigd wordt door ROTHES onkritische beschouwi
schijnt aan te nemen dat wij de 21–22e branche in hare oorspronkelijke, onomgewerk
den van Renart voorkomen, die ons op de 21–22e moeten voorbereiden, zoodat de aanknoopingspunten blijkbaar
aar van den anderen kant pleit voor de identiteit des dichters de vermelding van de kanonisatie van Coppe
' avez bie
hij(80), ?semblerait à la vérité signaler le même auteur pour les deux
vervalt; want niemand zal wel eenig gewicht hechten aan hetgeen hij er op laat volgen: ?Du reste
weg heeft voorgeslagen, die trouwens ten gevolge v
lijk zijn, dat de schrijver van het tweede gedeelte der 20e branche, aan wien deze aaneenhechting wel mag worden t
avez bien
schillende andere
en enkel handschrift eene andere lezing schijnt aan te bieden dan die welke MéON
hier slechts is ingevoegd om de aanknooping in de hand te werken, terwijl er vroeger
he aan 20a vast te knoopen, waar Reinaert juist bij zijne echtgenoot en kinderen gelukkig was
nder volgen, bewijst niets, daar alle codices jong zijn, en uit een
ling voorkomt op de Chanson de Guillaume au cort nez, dit gedicht juist in de 21–22e bra
on d'
lant et
rlon le b
voorgaande was, hij zeker ook hier in de eerste plaats het gedicht zou vermeld hebb
e schrijver in Fransch-Vlaanderen t'huis behoorde, hetgeen ons niet zal verwonderen als wij de om
lden mogen het t
leur, die het Fransch rabraakt, en gebruik
nart qui
! fet-il,
vraagt hem
le lai D
ist-il, god
er, dist-i
e uitdrukking. Vs. 12858 ve
vez en te
n tient à c
naus est
i entrent
ekwijs vindt men ook terug, br. 20a, vs
enars, cis
onques è
es aan denzelfden dichter toe te kennen,
onden, die tot de 20e in zeer naauwe betrekking staat, waarom wi
anst, gelijk GRIMM reeds heeft aangetoond(81). Het eerste loopt van vs. 1 tot 233 of
d, waarover Isengrim zich in de 20e ten hove komt beklagen. Buitendien, in de laatste regels van 1b geeft He
en ook in het vatikaansche handschrift. In het laatste nu ontbreken juist de 32 laatste verzen, waarin de overgang tot de 20e branche wordt voorbereid(82)
n te bevatten, behoeft men er niet veel gewicht aan te hechten. Branche
ijzen op een naauwer verwants
den hier voorbereiding tot hetgeen later in 20a
it-ele, v
stes, n'es
strez ici
e laissait
ment et p
ie par te
ist ardoir
n po?sse
br. 20a, vs. 9790,
miex ass
seignor
moi n'ot o
ière n'en
en feroie
e ève ou de
ondire que
lde verhalen wat in de 20e branche als voorafgegane gebeurtenis en hoofdoorzaak van de veete tusschen Renart en Ysengrin, slechts wordt aangestipt. Dat dit door den schrijver van 20a zelf zou geschi
stoire ès p
ijver van 1b ook branche 19 voor zich had, die ze
zegt Renart
rien à v
et por lu
où le vod
ement v
voz meil
eling is op de eedsaflegging die in de
at in beiden Ysengrin conestable genoemd w
us bij beiden dezelfde opmerkelijke uitdrukkingen, dan kan er alleen a
s cix rous
chierres,
onques è
king in 21–22 nog niet noodzakelijk bewijst dat dez
gemeen te hebben. Vs. 632 zweert Renart dat
beau sire,
riens i
ez, ne brai
t cors ne pa
rien à vos
oedt, heeft geen plaats kunnen hebben; want zie maar, ik h
t de vos, vs. 10997,
i n'i ot bra
siez, ne po
chier, et
lous de coi
kbaar den afschrijver uit de pen geschoten, wien zij uit de eerste branche, die voora
e n'i ot f
isiez, ne
ndere plaats, vs.
'il n'i ot
isié, ne t
le fist
rt ire n
e andere heeft in 't leven geroe
eten, meer dan één kasteel, even als elke goede vos meer dan één hol heeft. Behalv
'est en Ma
s. 8
alcrues s
waarvoor de uitgave van MéON terecht lee
che 20a (16) t'huis; immers vs. 10803 zegt de vos in zijne b
86) fu devan
........
ent batu
e gezegde niet den eigennaam van Reinaerts b
natuurlijk van denzelfden afschrijver, ook i
fina d'e
entrée d'u
worden, daar weinige verzen later, vs.
us estoit
hoeft het geen betoog, dat zij in de 1e er niet toe kan
en dat daaraan iets later door den schrijver van 20b ook de branche 21–22 werd toegevoegd. Waarsch
sluit, waarin verhaald wordt, hoe Renart zich onttrok aan het afleggen van een zuiveringseed op het lijk van een m
saint fur
aist mout
i en sa t
den mnl. Rei
o s
eleghe war
ndersins
oer in si
an verschillende dichters zijn. Ook wij nemen die stelling aan, hoewel zij ons bij ROTHE vreemd
chts dat men er naar streefde om ze beiden aan een te rijge
r Renart
rt, ne fè
i a de m
n fera-i
rins: ?Je
que la p
ai ferai
nor, que j
i del tra?
chrijver toe te kennen; zelfs niet als wij weten, dat zij ook een
s. 9202
z moult bo
e uitspraak van herberc, ons herberg,
est men nog
respont:
0e branche, zoowel het oorspron
en Goubert (br. 20a, vs. 10371), en vs.
anierdrager, daar hi
porta le
qui Foin
1558, 11617; maar juist uit de bijvoeging cel jor blijkt, dat
rekken. In dit opzicht gaat de schrijver van br. 19 nog verder, daar hij zelfs van een hond,
rt, ainz qu
vée sor
x li c
branche 19 zelden de namen der edeler dieren: in den regel heet bij hem de koning slecht
0, 21–22 met elkander in verband te brengen(89): door wien, en
ende eeuw moeten plaats hebben, toen wellicht de branches
de bijeenzameling van meerdere branches eene andere rangregeling moest aann
gave legde, geheel vooraan geplaatst, en dit hs. is het eenige waarin branche 19 onmidde
iet de 19e; want het is opmerkelijk, dat de schrijver van onzen Reinaert de personagie van Roonel den hond, die toch in de 20e branche vo
Romance
Romance
Billionaires
Romance
Romance
Romance