Vanden Vos Reinaerde
e 20e (16e) branche eerst in de laatste helft der dertiende eeuw geschreven te zijn, of zelfs in de eerste der veertiende, dan zouden i
cht aan mogen hechten, omdat zij, als onze beschouwing over den oorsprong des gedichts opgaat, noodwendig licht moeten werpen op den tijd der vervaardig
et fransche voorbeeld, de 20
, getuigt herhaaldelijk hoe verbreid en bemind de Reinart-sage in Frankrijk was(121);
tiers oien
ufe, c'on
ardius l
nta les tr
ière dam
avoit esc
tgeen wij in de 20e br
rdis li
r cele tr
Copée, die b
36 geschreven. Zien wij nu of wij haa
an dat stuk
i son eng
ers fère
rin son ch
miex de s
entr'obli
gement q
rt Noble
rant fo
fist, qui t
me Hersen
PIERRE DE SAINT-CLOUD bewerkt had. Hij kan daarom niet veel jonger dan deze dichter zijn, hoewel men uit de eer
stande fehlen genaue nachrichten, er wird in den beginn des 13 jh. gesetzt, und soll
der dat hij ?omtren
den Roman du Renart, in Frankrijk,
a seconde moitié du XIIe siècle, et se fit conna?tre par ses ouvrages vers les commencements du XIIIe. La première mention qui semble concerner, sinon sa personne, du moins le genre de poésie qu'il remit en vogue, est le témoignage fréquemment cité de GAUTIER DE COINSI, prieur de Victor-Sur-Aisne. Or, une telle mention, qui ne peut être antérieure à l'an 1233, ne nous apprend rien de précis relat
elachtig het geheele vraagstuk, zelfs in Frankrijk, nog is; en toc
g de Roman du Rou het li
s fu rois
s prist en
erres, mul
de mult g
unquest p
ez fu,
e Alexander-gedichten der fransche trouvères bedoelen
CHATILLON kunnen zij onmogelijk doelen, d
s meilleures branches de tout le récit," heeft tot titel: Signification de la mort
, le grand festin royal dans lequel Alexandre est empoisonné." Dit komt, zoo a
CORS en ALEXANDRE DE PARIS, dat hij in de eerste helft der twaalfde eeuw plaatst(131), zoodat deze branche eerst tusschen 1250 en 1300 zou zijn geschreven(132). Dit oordeel is vreemd, zeide
eds in de eerste helft der twaalfde eeuw heeft geschreven, en derh
exander een gedeelte der Reinaertsage be
ngignent, com Re
gorge, quant il c
schrijver genoemd staat, wordt vs. 4935–5492 juist ve
heet daar de haan nimmer li gal, maar altijd li cos, le coc, b.v. vs. 5036
ler qui cl
uidt dat hij hem den ha
baille pa
t zoo als het volgens de toespeling
er nimmer li gals, maar li cos heet, dat zij ?cosin germain" zijn: hij weidt uit in den lof van Chanteclers vader, die kraaide zoo als nooit een haan gekraaid had, en die daar
ers: ?Renart,
prendre p
e dist Rena
tez, si cli
somes et
ie estre d
esface ta
trop près
clers: ?Pas
ai en sus d
rai une
oisin ci
'entende m
est souriz
ars: ?Chant
bien se C
, s'il vos
ommence
a Chantecl
los et lautre
orment crem
egarde c
ars: ?Ce n'
s chantoit
tret, à eu
d'outre le
s cuide qu
mence sa
ligniez pa
plus Renart s
esus un
Renart pa
vs. 11–176, dan ziet men terstond, dat de laatste branche zich het n
oez en l'es
che 11, waar wij,
livres n
ve l'estoi
E SAINT-CLOUD ziet. Maar is werkelijk die 11e branche van gemelden dichter? Het is wa
e Saint-Clost
traveilli
ère de s
os a en
ée et u
qui tant
nain, l
out es
que n'en sa
mmencerai
qui i voil
ult i porr
cuit et co
uter met
lot l
Pierres
ù se volt
Renart co
ander ha
Perrins
de Renart
st volus t
ist à conse
meschiet
en ert s
in den anderen tekst voorkomen, laten wij dit buiten rekening. Wij mogen echter niet achterlaten op te merken, dat van PIERRE steeds in den derden persoon, en in den v
ne; mais le reste prouve assez que cette onzième branche est précisément le po?me entier et isolé de ce même
jnt ons juist het werk van dien omwerker, die van zichzelf in den eersten, van zijn voorganger in den derden persoon spreekt. De geheele toon der inleiding is die van een later jongleur of
re vueil
ent fet à
ien i porr
i plest
tez sanz
ntes ne po
i est tro
o?r soit
i o?r l
rant profi
n de vergelijking met br. 5 en het Mhd. leert duidelijk het tegendeel; terwijl wij daaruit ook ontwaren hoe overvrij de omwerker zijn origineel behandeld heeft. Waarschijnlijk heeft juist le livre, dat in de slotvariant genoemd wordt, dat ook vs. 4938 voorko
iet uitgemaakt. Men zou het evenwel mogen opmaken uit de inleiding tot de 20e branche
gin et
ers fère
'Yse
e besproken branch
een bepaald werk genoemd. Le grand d'aussy en RAYNOUARD kennen hem ook nog, volgens GRIMM(137), de branches 1, 2, 3, 4 en 5 toe; FAURIEL meent dat hij buiten de 11e alleen nog de 1e branche geschreven heeft(138). Van de eerste en de vijfde is het stellig te bewijzen dat PIERRE die niet kan geschreven hebben. De 5e is miss
ice que
ement par
ne corro
wolf dat gebeuren, waarover
erust op het niet goed begrijpen va
rste helft der twaalfde eeuw, vóór 1150, schreef; en dat zijn werk v
n dan de helft dier zelfde eeuw, en zal omstreeks 1150 moeten geschre
tusschen leert de vergelijking met de werken van CHRESTIEN DE TROIES, dat het niet onmogelijk is enkele branches tot de tweede helft der twa
ngs hof komt, zegt hij
nt fet li
i se vole
'avoz jug
sire, que
les mauvè
se les bo
le chief
a terre à
even branche, die tot titel heeft Li Moniages Guillaume, doet een ridder aan koning Lodewijk
ns homs ne vos
ère, ne hom
odomes avez
rance et cha
rres et toz
ont de la t
nt chétis e
sent le bon
ome font lor
ton, li los
r, cil sont
nge les tene
r font les
omes par lor
s as montez
uls honiz e
uls ne sero
estre, ne c
n fet son c
domes i doit
99, wordt den koning
terre empi
es, des sages,
toi as chaci
les pères
homes est li s
ul de gentix
s tot par to
nce est torné
rweten, dat hij zic
ers et les f
s et les glo
ervent de men
oi as tenu
t'onor et
seil seras-
fet par son
roit et losa
, par mon chief
n wel geen twijfel overlaten, of er heeft in de branche van het dieren-epos eene toespeling op he
20e branche van den Renard had stellig de jongste redaktie op het oog, zoo als de daaruit aangehaalde plaatsen leeren, daar deze veel nader bij den tekst van den Renard komen dan het daarmeê overeenstemmende uit de oudste lezing(142). Buitendien is d
n lor convend
rd, vs.
on d'autr
al kan worden opgemaakt. Ook hier sta één voorbeeld. In de dertiende eeuw was het woord geste in de beteekenis va
n de pend
t mès lui e
e komt eene toespeling op dezelfd
ibaut soit
chen Thibaut van Champagne kan gedacht worden, die in 1253 st
igste tegenstander van Guillaume en van het Christendom bekend
geen Renard op het einde van br. 20a zeg
e mande
i sui bons
ément li
chascuns n
ijkschrijvers den bijnaam geven van ?domitor Orientis, ac nostrorum terror,"(147) is het ondenkbaar, dat men zijn naam niet in de plaats zou gesteld hebben van den minder vermaarden; en onmogelijk kan daarom onze 20e branche na Saladijns optreden het licht hebben gezien. Het gedicht moet dus stellig tusschen 1150 en 1190 zijn tegenwoordige vorm hebben aangenomen. Maar zeer zeker valt het, ook om de boven opgegeven gronden, eer in de eerste dan in de laatste helft van dat tijdperk, waarschijnlijk vóór 1173, toe
t de onomstootbare hechtheid van het historisch bewijs, en is uit eene reeks van gevolgtrekkingen en veronderstellingen opgerezen; maar ik vertrouw, dat men daaraan eene hooge mate van waarschijnlijkheid niet zal ontzeggen; en ik aarzel niet de ho
uderdom der vlaamsche navolging van h