De Dominee en zijn Gemeente
erkelijk een veel heiliger man en misschien ook een veel wijzer man dan hij vóór twintig jaren was en stellig begaat hij minder vergissingen in woord en daad dan in de dagen zijner jeugd. Ook staat het niet in verband met zijn herderlijken arbeid-want hij is meer dan ooit de raadgever en vriend der menschen, die tot hen spreekt met ri
week een sterker bril moest aanschaffen, dat hij niet altijd hoort, wat men tot hem zegt, dat zijn haar van grijs tot wit overgaat,
den kant is en niet aan den winnenden onder de Bediening van een oud man. Eén zaak is zeker-en dat is een zeer ernstige zaak-een dominee wordt op een zekeren leeftijd bijna ontoegankelijk voor nieuwe denkbeelden. Natuurlijk verschilt die leeftijd voor onderscheiden mannen en het is gevaarlijk ook maar een gissing te wagen, daar de lezer altijd wel de een of andere uitzonde
en doet hij zeker niet. Hij zal zich misschien niet verzetten tegen nieuwe wijzen van optreden maar ze aannemen zal hij stellig niet. Zijn prediking kan juist zoo goed zijn als zij vroeger was, omdat zij dezelfde is, zonde
standpunt, zoodat de man van middelbaren leeftijd soms vervalt tot vitlust en kwaaddenkendheid. Hij wordt langzamerhand een rem aan het rij
in een stedelijke parochie, het drukke leven, de groote inspanning van den geest en de zware verantwoordelijkheid eischen een man in den bloei des levens, met een vlug begrip en een sterk lichaam. Zooals de toestand nu is, zou het he
jeugd, ook in veel opzichten ophoudt in verbinding te staan met jonge menschen. Zij mogen eerbied voor hem gevoelen en hij moge bela
wat ?wuft" vindt. Er zijn weinig menschen, die de gaping tusschen twee geslachten kunnen overbruggen en even goed kunnen omgaan met de jongen als met de ouden en
arden. Het is altijd gevaarlijk geweest ironisch te spreken in Engeland sedert den tijd van Swift, want ofschoon het Engelsche volk elke andere deugd van de wereld bezit, het heeft zeker geen vlug begrip voor humor en ik ben er niet zeker van, dat er niet menschen waren, die geloofden, dat dit barbaarsche voorstel ernstig gemeend was. Voorzeker sprak hij in den geest van eenige ondankbare armzalige Gemeenten, voor wie het een heele opluchting zou wezen
id placht hij, ongeveer dertig zijnde, te zeggen, dat hij nimmer dominee zou blijven na het geel worden zijner bladeren; dat hij er zich over verwonderde, hoe oude menschen niet konden zien, dat hun tijd voorbij was en dat zij beter zouden doen kool te gaan planten in een dorpstuintje. Toen hij deze brave dingen zei, stond hij aan den anderen kant van de h
an te nemen van verstandige menschen, die zijn welzijn op het oog hebben en die het plan opperen, dat hij vrijwillig een ambt zal nederleggen, dat hij zoo eervol vervuld heeft. Zoo zal het er toe kom
het zwaarste gedeelte van uwen arbeid. Zou het niet goed wezen, dat wij een sterken, jongen man aanstelden, die de catechisaties op zich nam en al het bijkomstige werk en die één keer per dag zou preeken om u vermoeienis te besparen en u gelegenheid te geven van tijd tot tijd eens vacantie te nemen? Gij zijt wel goed geweest, dat ge geen hulp voor de prediking gevr
tellen, zoodra hij dien werkelijk noodig acht, en erbij voegen, dat er niets akeliger is voor een jongen man dan zijn tijd door te brengen met niets te doen. Misschien zal hij nog erbij zeggen, en met diep l
al zich tegen den ouden inzetten en gesteund door de jongere lidmaten den ouden dominee uit de Kerk drijven. Het was inderdaad een onverstandige en onnatuurlijke positie, dat twee mannen gelijke macht zouden bezitten en dat wordt er te erger op, naarmate beiden meer afhankelijk zijn van de openbare meening. Heeft men er ooit
leten dominee bejegenen. Zij hebben zijn jeugd en zijn mannelijke krachten verbruikt en al zijn geestdrift en zijn vuur; zij hebben den bloesem van zijn geest en den oogst zijner ziel genoten. Voor hen leefde en dacht hij; voor hen putte hij zich uit in zijn krachtige dagen elken Zondag en is hij voortgegaan zijn laatste krachten te verslijten. Al wat er uit hem te halen was, hebben zij genoten en nu, na een paar jaar hem te hebben gadegeslagen, zijn ze tot het besluit gekom
r zijner broederen of rustig leven, al naar hij verkoos. De tweede voorwaarde moest zijn, dat hij een pensioen ontving van niet minder dan de helft van zijn traktement, tot, laat ons zeggen, een bedrag van drieduizend zeshonderd gulden (£ 300). Mocht iemand beweren, dat zulk een wet willekeurig is, dan antwoord ik d
lagen en haar doel behoort te zijn, dat elke Gemeente een dominee heeft in de volle kracht zijns geestes en zijns lichaams,
verwaarloozing van de jongere leden, ontoegankelijkheid voor de nieuwere denkbeelden, en een eindeloos gekibbel. Niets zou zekerder bijdragen tot vernieuwing van de geestkracht der Kerk dan een bij een wet geregeld emeritaat op voldoe
zijn en oude predikanten hebben een grief tegen Gemeenten, die geen eerbied hebben voor d
verdwijnen en niemand zal in de Christelijke Kerk meer ge?erd en geliefd worden dan de getrouwe predikant, die haar