De Dominee en zijn Gemeente
ggen, dat over het algemeen de Gemeente liefderijk is in haar oordeel over haren predikant, geduld heeft met zijn fouten, ten zeerste elk goed werk, dat hij doet, waardeert en zeer dankbaar is voor al zijn goede diensten. Er zijn niet veel klachten, die een welwillend dominee met gezond verstand kan inbrengen tegen een gewone Gemeen
en dus moet hij wel, daar hij toch maar een mensch is, meenen, dat zij zich verbeelden, dat hij geheel op is na zulk een verstandelijke uitputting. Weer een anderen keer vermanen zij hem, zoo langs hun neus weg, na een praatje over het weer, zich voor overwerkin
op het aangename partijtje zijn zal, evenmin als haar zoon, omdat zij het te druk hebben en zij zou er niet aan denken, een advocaat of een koopman of een geneesheer of een dagbladschrijver te vragen, tenzij het was voor een groote partij, waarop iedereen komt. Het zou haar een dwaasheid toeschijnen een man van zaken van zijn werk te halen zelfs om een uur door te brengen met haar en andere even bekoorlijke vrouwen. De andere mannen zouden niet komen, omdat zij niet konden. Zij moeten hun werk doen. De dominee wordt uitgenoodigd omdat, zoo als de gastvrouw veronderstelt, hij geen werk heeft, dat hem verhindert. En zij zou hem misschien weinig hoffelijk noemen en zeker heel onvriendeli
ijfeld was het noodig, dat het bestuur herkozen wordt, en de dominee zei dat na verloop van tien minuten, maar terwijl hij naar huis ging, moede en ge?rgerd is de gedachte bij hem opgekomen of dit nu het beste gebruik was, dat hij van zijn tijd kon maken en zou de secretaris, hoe onvermoeid die man ook was en hoe dringend ook, er toe gekomen zijn een man van zaken-dat is iemand, die werkelijk iets doet-te vragen zijn kantoor te verlaten te midden van d
of het kijken door de ramen of als zij niets anders doen dan hun wijk rondslenteren om beleefdheidsbezoeken te brengen en praatjes over het weer te houden, dan zou het heel goed zijn, al wa
aar wortelen in plaats van vleesch aten; dat het werk, gedaan door zeker iemand, wiens naam de dominee niet kan uitspreken op een plaats in Klein-Azi?, waarvan hij nooit gehoord heeft, het allerbelangrijkste is onder dat der uitwendige zending, altijd alleen afgaande op de mededeelingen van den man, die het salaris beurt in Klein-Azi?. Indien een v
telt zich als bij instinct en met een gevoel van ?ik ben hier thuis" in de studeerkamer van een dominee. Als deze een werkelijk goed man is, dan is de bezoeker in zijn nopjes, want hij heeft een hulpeloos slachtoffer gev
ken met zijn leesstof, maar hij moet des morgens weer vroeg bij de hand zijn, omdat wellicht een koopman hem komt spreken vóór negen uur, en omstreeks dien tijd moet hij de eerste brievenzending geopend hebben, die zoo ongeveer uit een twaalftal brieven bestaat en als hij het noodig oordeelt-en het is noodzakelijk in een stad-moet hij dan ook een blik geslagen hebben in de feiten, die den vorigen dag voorvielen in zijn stad en in de wereld. Van negen tot een moet hij zich voorbereiden voor zijn taak op den preekstoel, voor avondbeurten in de week, voor catechisaties, en voor toevallig werk in kerk of vergadering, zoo vlug hij kan
en, die lijden onder wereldsche rampen of die pas tot zijn Kerk zijn toegetreden of haar juist verlaten hebben, die hij wenscht over te halen tot eenigen arbeid of die hij in langen tijd niet gezien heeft en waarmee hij voeling wil blijven houden. Hij komt 's avonds thuis, niet
ie pas in dienst is gekomen en nog niet goed op de hoogte is van de taak van een predikants-dienstbode, het uur heeft vernomen, waarop de ongelukkige man zijn volgenden maaltijd zal gebruiken en nu reeds een half uur op hem gewacht heeft o
n het gezin en zoo het grootste genot van den geheelen dag te smaken. Het is iets zeldzaams als deze ongelukkige man een avond voor zich zelf heeft, omdat hij gewoonlijk dadelijk na het eten naar een of andere bijeenkomst in zijn kerk moet
men, maar als de tijd komt, dat hij zelf een bijl heeft, die geslepen moet worden, dan zal hij niet de minste aarzeling hebben den dominee te vragen den molen te draaien. En inderdaad wordt het openbare werk van den dominee sterk vermeerderd door zijn eigen gemeenteleden, die aan de secretarissen, de treuzelaars en de rest van tijdroovers aanbeveli
den secretaris bezocht, dan zou ik dien secretaris mijn gemoed bloot leggen in de woorden, die een vriendelijke Voorzienigheid mij op dat oogenblik zou ingeven en één dominee zou ten minste geen last hebben van dien secretaris. Als het godsdienstig publiek ooit eenigen twijfel heeft omtrent het geld, dat uitgegeven wordt aan secretarissen
f zij onthaalt hem op wat muziek of de heele familie bladert een kunstwerk door, of-want ik wil zijn zwakke zijde niet verbergen-zij spelen een spelletje samen, zijn vrouw, zijn kinderen en hijzelf. De bel gaat over en
len spreken, maar die inbreuk maakt op des dominees vrijen tijd met de stille, doch onbepaalde gedachte, dat, daar de dominee den geheelen dag voor zich zelf had, de avonduren wel ter beschikking van het publiek konden zijn. Wat de boodschap van den bezoeker betreft, hij had even goed kunnen schrijven, maar hij gevoelde, dat het beter kon behandeld
j hebben ten minste geen last van toevallige bezoeken en beuzelachtige gesprekken om de eenvoudige reden, dat als iemand bij hen komt, hij niet langer dan een kwartier mag blijven en hij moet betalen voor den tijd, dien hij blijft. Natuurlijk is een dominee ten dienste van zijn Gemeente op elk redelijk uur en op elk uur is hij bereid den stervende en den achterbl
an verplicht is op de hoogte te blijven van de beste gedachten van den tegenwoordigen tijd en zich meester te maken van de schoonste denkbeelden uit het verleden, wanneer hij zijn herderlijke plichten behoorlijk moet vervullen en zijn aandeel moet hebben in de voornaamste zaken der gemeenschap, zijn tijd dan beschermd moet worden tegen indringers en zijn krachten niet moeten verknoeid worden in onbeduidende vergaderingen? Wanneer zullen de menschen begrijpen, dat zijn arbeid even ernstig is en even geregeld is als die van elk anderen man,