icon 0
icon TOP UP
rightIcon
icon Reading History
rightIcon
icon Log out
rightIcon
icon Get the APP
rightIcon

De Wedergeboorte van Nederland

Chapter 2 DE OPDRACHT VAN DE SOUVEREINITEIT DER VEREENIGDE NEDERLANDEN AAN DEN PRINS.

Word Count: 10820    |    Released on: 04/12/2017

Vereenigde Nederlanden door van der Duyn van Maasdam en

ugkomst va

vereiniteit door J. M. Ke

ming der so

er regeering door d

iets wenschten, de prins behoorde niet onder hen. Hogendorp tot eene zekere hoogte evenmin. Hoezeer geen van beiden onder de bewonderaars van den nieuweren tijd kon gerangschikt worden, wisten zij toch beiden te goed, dat de oude republiek dringend behoefte had gehad aan hervorming, en dat de kracht had ontbroken, die behoefte zelfs op de meest bescheidene wijze te bevredigen. Eene herstelling va

rlijkheden, kon hij door dit alles een grooten invloed uitoefenen op het staatsbestuur, te meer omdat hij, wat hij dan ook hier te lande rechtens mocht wezen, in de oogen der menigte in waarheid de vorst was, en dit vorstelijk prestige in menig opzicht aanvulde, wat hem aan wettelijke macht ontbrak. Toch, hoe schitterend en uitstekend ook de plaats was, die de stadhouder in ons vaderland innam, zijne macht ging niet zoover, om tegenover het buitenland met voldoende kracht te kunnen optreden. De hoogste macht

t toe te vertrouwen aan eene vergadering, bestaande uit leden, hoewel gekozen door de staten der provinci?n, toch vrij in het uitbrengen hunner stem, eene vergadering met voldoende macht bekleed om over de middelen der defensie te kunnen beschikken en tevens voorzien van eene goede kas; eene vergadering, die het land tegenover d

n beperken. Eene herstelling van iets, dat naar eene republiek zweemde, zoude zijn, alsof wij hunne volkeren wilden prediken, dat men onder een monarchaal gezag niet vrij kon zijn. Zoo sprak van der Palm82). En wat met het oog op het buitenland zoo goed als noodzakelijk kon geacht worden, werd ook hier te lande niet anders gewenscht. Hogendorp zelf deelde in 1813 niet meer de denkbeelden, door hem in 1795 ontwikkeld. Van den aanvang der revolutie van 1813 af, zoo al niet sedert 1801, stond het bij hem vast, dat den prins de hooge overheid

ot eene geregelde orde van zaken noodzakelijk was. Maar wat was dan het blijvend karakter van de opdracht der souvereiniteit? Dat de prins in plaats van Zijne Hoogheid of Zijne Doorluchtige Hoogheid, nu Zijne Koninklijke Hoogheid werd? Dat zijn wapen nu werd gekroond met een koninklijke kroon83)? Dat de Nederlanders zijne onderdanen zouden zijn? Dat de prins dus niet meer zoude zijn de eerste ambtenaar der Staten; dat geene macht boven hem zoude staan? Was het nog meer? Voorzeker ook, dat de meerdere behoefte aan eenheid door het monarchaal gezag zoude worden vervuld. Voor het overige liet ook deze opdracht alles onbepaald. Zij gaf geen antwoord op de vraag: hoeda

nheidstaat: wat

oor Kemper en Fannius Scholten, maar ook door den souvereinen vorst beloofde grondwet. Nu eene volledige restauratie van het oude onmogelijk was, nu het republikeinsch karakter plaats maakte voor het eenhoofdig gezag, nu daardoor de noodzakelijkheid eener diep ingrijpende verandering erkend was, moest men wel zijne toevlucht nemen tot het ontwerpen en

het feit der verheffing in bijzonderheden na te speuren. Zonder juist begrip d

skreet is het feit van 1813, en de oorzaken laten

de aanwezigheid van iemand die haar dragen wil, en van anderen die haar willen

kunnen vestigen. De redding van den opstand is het werk geworden niet van de Nederlandsche generaliteit, maar van het Hollandsche particularisme; en de Republiek der Vereenigde Nederlanden is de uitkomst geweest van dit particula

ndige staat erkend. Toen werd het tijd, het oorlogsnoodbehelp te wijzigen naar den stand van vrede. Het lot heeft gewild, dat t

t volksgevoel altijd bekleed gebleven met die Hooge Overheid, welke eenmaal den eersten Willem voor den duur van oorlog was opgedragen, had voor het eerst geen officieele

mum der wenschen het herwinnen van het verlorene ging opgeven; het hers

1672, zooals het herstel in het stadhouderschap afgedwongen is; maar de massa had geen oog voor de noodzakelijkheid v

hielp, was enkel corruptie. The world's great patriot is tevreden geweest dat het Nederlandsche werktuig hem diende, en onverschillig, hoe het in zijn ha

n ?Prins van Friesland", zooals men hem noemt, te zien.84) De Fransche inval van 1747 is noodig om de langdurige propaganda van Bentinck van Rhoon en anderen eindelijk vrucht te doen dragen. De Prins van Friesland wordt de Prins, tout court. Maar het staat te bezien of de beweging er niet ruim zooveel eene is tegen het oligarchisch bederf als vóór

d, waarmede het eigen krachtsinspanning had beloond gezien. Die voorspoed taande sedert het einde der zeventiende eeuw. Holland had behoefte gehad aan een vrijen armzwaai, zoolang het nog, in economischen zin, op verovering uitging. Wat het won, kon eenmaal allen ten goede komen, maar het kon alleen winnen bij een groote mate van zelfstandig gezag, niet slechts van Holland, maar van de steden in Holland, en in die steden van de bezitters van het handelskapitaal. Zij hadden moeten woekeren met d

, met een daaraan ondergeschikt Erfstadhouderschap, valt de volle nadruk op de volksregeering. Het volk, dat wil in 1786 in waarheid zeggen de onderwezen, gezeten burgerij, stelt zich als erfgenaam van alle machtsaanspraak der oligarchie, ook tegenover het huis van Oranje. H

Nederland voor het huis van Oranje een nieuwe toekomst openen kon. Wij zien Valckenaer in 1791 eene constitutie ontwerpen waarin aan Willem V de plaats is toegedacht die de Fransche staatsregeling van dat jaar aan Lodewijk XVI overlaat.86) Er is geen bewijs dat het plan tot het hof is doorgedrongen, maar al zou het, Willem V hadde het antwoord gereed gehad. Een constitutioneel koning, heeft hij bij eene an

zen Stadhouder den oorlog; wat er van Nederland worden

genlijk liet men, een paar jaar lang, de geheele Bataafsche constitutie aan de Bataven over, en heeft eerst ingegrepen toen uit de mislukte pogingen der verschillende Bataafsche partijen een anarchie ontstond die gevaar opleveren kon voor buitenlandsche inmenging en orangistische reactie. Genoodzaakt tot de keus, welke van de partijen der Bataafsche Conventie men tot

e punten dus waar voor Nederland de revolutie in heeft bestaan en waarvan ook nimmermeer is afgeweken88), waren reeds door de eerste Nationale Vergadering gedecreteerd, maar men was er niet in geslaagd van de onderscheiden deelen een machine te bouwen die loopen kon;-en een machine moest er zijn! De geheele natie was hier zóó van overtuigd, dat de eerste gewaarwording na den 22sten Januari 1798 er algemeen eene was van verademing. Dat men de constitutie op deze wijze had moeten ontvangen was een gevolg van eigen dralen en slofheid; nu had men ze dan en opponeerde er niet tegen

j hebben gezien, dat Nederland toen zeer ernstig op het behoud van de grondslagen de

eving, door die staatsregeling in het leven geroepen, bleek reeds totaal versleten eer het nog eenig werk van blijvenden aard had tot stand gebracht. In Frankrijk had zich hetzelfde verschijnsel voorgedaan: er was geen reactie tegen de grondslagen zelve der revolutie, maar een volstrekte vermoeienis en onvruchtbaarheid der uit de massa voortgekomen vertegenwoordigende lichamen. In plaats van een oppermachtig ?volk", wenschte men, in het belang van de bevestiging der Revolutie zelve, voortaan een oppermachtig bestuur. Het vestigt zich in den persoon van den Eersten Consul. Ook Nederland heeft dien koers te volgen. Maar aan wien hier de bestuursmacht op te dragen? Voor een militaire dictatuur, als in Frankrijk, ontbreekt hier de stof. Napoleon zocht dus in Nederland aansluiting bij de elementen die, in de vóór-revolutionnaire kaders, ervaring van de bestuurstaak hebben opgedaan: bij de regenten. Door het herstel der in 1798 tot onherkenbaar wordens toe verknipte provinci?n, door het afschaffen der politieke geloofsbelijdenis die tot dusver voorwaarde was voor de uitoefening van politieke rechten, wordt het mogelijk een zeker aantal o

had 760 millioen gulden schuld nagelaten, en sedert 1795 was daar nog 366 millioen nieuwe schuld bijgemaakt. De begrooting voor 1804 wees 71 millioen aan uitgaven aan tegen minder dan de helft aan inkomsten. De gewone inkomsten, 33 millioen, voldeden niet meer tot de rentebetaling alleen, die 34 millioen vorderde91). Eigenlijk had dus de Staat bankroet moeten gaan zooals Frankrijk gedaan had, dat zijne schuld had geti?rceerd. Maar tegen deze schending der publieke trouw zag het Hollandsche geweten op; zulk een maatregel was ook nimmer te verwachten van eene regeering waarop de renteniers zulk een invloed hadden als op die van het Staatsbewind. Wilde men aan de door Napoleon aanbevolen ti?rceering ontkomen, dan was de eenige red

l beheerschen, en verandert van tactiek. Engeland zal worden uitgehongerd, nu het niet kan worden besprongen. Daartoe is noodig de volstrekte beheersching van het vasteland, opdat alle havens voor den Engelschen invoer kunnen worden gesloten. Deze verandering van tactiek bracht den nekslag toe aan wat er nog over was gebleven van de Nederlandsche onafhankelijkheid. Zoolang het landingsplan bestond, was het in Napoleon's belang dat er een bevriende Bataafsche Republiek in wezen bleef: geen meester zijnde van het nauw van Calais, kon hij de

in hebben toegestemd dat de Nederlandsche couponknippers van het eene, de Nederlandsche huismoeders van het andere schrikbeeld bevrijd bleven, mits er maar een ondoordringbare muur tegen den Engelschen invoer werd opgericht. Maar hieraan haperde het: ?empêchez donc la peau de transpirer", roept Lodewijk in wanhoop uit na een der ontelbare keizerlijke verwijten. Hij was geheel ongeschikt voor het ambt dat

t. Op al deze punten beteekende dus de inlijving bij Frankrijk niet de onderwerping aan een geheel vreemd regime. Nieuw waren de militaire dienstplicht en het scherpe politie- en douanetoezicht; nieuw was bovenal de ondervinding, dat in den publieken dienst zwaar werk werd verlangd. De gewoonte van het gemoedelijk ?besogneeren" onder een pijp tabak had de collegi?n der Republiek overleefd; thans leerde men het ?dienstdoen" van den modernen ambtenaar. De Fransche directeurs en prefecten houden niet op zich over de laksheid en eigenwijsheid van hun Hollandsche ondergeschikten te beklagen; zij prikkelen hen aanhoudend tot

s en smokkelarij in het goederenverkeer. De hooge graanprijzen maakten den landbouw tot een voordeelig bedrijf, maar de groote Hollandsche steden raakten in diep verval. De huizen te Amsterdam deden in 1813 de helft van den prijs van 1800. Bij honderden werden de huizen daar afgebroken, 't zij om de belasting te ontgaan, 't zij uit speculatie, om de materialen aan te bieden in de Belgische departementen waar landbouw en nijverheid bloeiden en naar huizen veel vraag was. In Leiden, Delft, Haarlem vooral, had hetzelfde plaats. Langs de Vecht werden de buitens gesloopt; men maakte er weiland van. In 1813 werden te Amsterdam minder dan het derde deel van het getal luxepaarden gehouden dat voorkwam in 181093). De famili?n die een etablissement in de stad hadden gehad en een op het land, hielden slechts één van beide meer aan. Me

lijk volk; het had naast minder goede, ook eenige voortreffelijke traditi?n. En het was door de Revolutie van veel overtolligs en schadelijks bevrijd: van een onmogelijke staatsinrichting, die in den harden strijd der moderne concurrentie dien men tegemoet ging, volstrekt onbruikbaar zou zijn ge

arel wilde niet naar de jaren vóór 1795 terug, maar naar een verder verleden: hij wilde een toestand scheppen zooals had kunnen ontstaan wanneer in de zestiende eeuw òf onze wettige vorst hervormd ware geworden òf Prins Will

heet, Gijsbert Karel te summier af. Wij zien hem in 1913 grooter dan men het in

Spiegel, ?kan geen Regeering iets goeds uitwerken, zonder de liefde en het vertrouwen der ingezetenen", en hij wist dat de regeering der Republiek dat vertrouwen niet meer bezat. De gebeurtenis van 1795 heeft hem niet zeer verrast. Hij was geen hoveling; heeft er geen oogenblik over gedacht, Oranje in de ballingschap te volgen. Aanstonds na de verwijdering uit zijn ambt begrijpt hij dat hem voortaan geen rol overschiet dan die van ?citoyen utile"96). Anders dan zijn standgenooten, die pruilend bijeenhokten, voegt hij zich onder de bedrijvige massa. Door den dood zijner sch

llen. Hoe juist maakt hij de balans van zijn tijd op, als hij, niet blind voor haar groote deugden, in haar nadeel boekt, dat zij, als maatschappelijk ideaal, den ?homme de bien" verruild heeft voor den ?habile homme"; dat zij als regel volgt: ?ne parvenir au c?ur que par la voie de l'esprit"; ?fonder le bonheur de l'homme sur l'usage de sa seule raison"97). Het gevolg? ?Mille raisonneurs contre un ho

Afgesneden van den stam waarop zij was gegroeid, zou zij verwelkt zijn. Gijsbert Karel, die meer dan één ander onze achttiende eeuw aan onze ne

llen moeten ruimen. Het oude mag dan niet terugkeeren. In den zomer van dat jaar stelt hij zijne gedachten op het papier omtrent de

llen de provinci?n afstand doen van de Souvereiniteit, die zij voor justitie en binnenlandsche zaken onverkort behouden, met dezen verstande evenwel dat een Hooggerechtshof der Unie wordt ingesteld om overtreding van de wetten en besluiten der algemeene regeering te straffen. De wetgevende macht zal ten opzichte van al de opgenoemde zaken die aan de Unie zijn afgestaan, worden uitgeoefend door de vergadering der Staten-Generaal, waarvan een ambtenaar onder den titel van Raadpensionaris (titel

en dus de samenstelling der gewestelijke vertegenwoordiging een huishoudelijke zaak blijft. Doch reeds tijdens de patriotsche troebelen had Gijsbert Karel de vestiging voorgestaan van een regelm

emorie van toelichting. De Stadhouder heet thans Erfgouverneur, en heeft het karakter van onschendbaarheid. In plaats van vertegenwoordiging der provinci?n naar de bijdragen in de algemeene lasten, komt vertegenwoordiging naar de volkrijkheid. Een aanhangsel geeft de veranderingen op die de constituti?n der provinci?n noodzakelijk zulle

jaar, ?alle constituti?n afkeurt welke niet het Huis van Oranje met de erfelijke waardigheid van Hoofd van den Staat bekleeden". Voortaan zal, zegt hij, in het geval eener restaurati

het huis in Duitschland konden door het optreden van Gijsbert Karel slechts worden geschaad. De toezending van het stuk werd dan ook alleen door de Prinses met eenige hartelijke woorden, door den Prins met verlegenheid, en door den Erfprins in het geheel niet beantwoord. Hogendorp

hrijver van Adrichem tot een niet te verkroppen ergernis103). Tot hij zich overwon, de wereldsche zaken van zich zette, zich in den Haag vestigde nadat en omdat koning en regeering die stad verlaten hadden, en zich nogmaals, als reeds in de jaren vóór 1801, verdiepen ging in de studie der vaderlandsche historie. Het resultaat dier studie, de Discours sur l'histoire de la Patrie104), zijn onontbeerlijk voor de kennis van den gedachtengang die de Schets van 1812 beheerscht, en die geen andere is als deze: een nieuwe Staat der Nederlanden mag niet de herleving der Republiek zijn, maar moet zijn normen zoeken in het monarchaal verleden105). De Republiek wordt als een afwijking beschouwd, alleen te rechtvaardigen uit de buitengewoonheid der omstandigheden van 1588, die in 1812 lang hebben opgehouden te bestaan. Dat reeds Maurits niet tot souverein is verheven wordt ernstig betreurd, en daarbij eene schets gegeven van d

ringen van 1806 en 1807 bewijst zonneklaar, dat ook voor hem de algemeene, gehoorzame erkenning van het monarchaal gezag in Lodewijk Napoleon een diepe beteekenis heeft gehad. Het koningschap, zij het van een vreemdeling, heeft voor hem niet meer, als de staatsvormen van 1798 en 1801, het karakter eener revolutionnaire nachtmerrie. Maar de koning laat hem ter zijde. Deze verwaarloozing, en de daarop gevolgde inlijving bij Frankrijk,

g van Hogendorp in zijne gedenkschriften dat het woord tusschen hem en de bentgenooten bediscussieerd en door hen eenstemmig goedgekeurd was108), reeds de omstandigheid dat de term onveranderd is gehandhaafd geworden in de tweede redactie, die geen gevaa

van Holland; men wil zijn beeldenaar met dat randschrift op medailles gezien hebben waarvan ieder den mond vol heeft maar die niemand vertoonen kan,110) gelijk er dan ook geen enkel exemplaar ooit van is voor den dag gekomen. De Bijltjes zingen te Amsterdam: ?Leve Willem de Eerste onzen Souverein, de Prins moet Koning van Holland z

oud-regenten zouden zich constitueeren tot eene vergadering van Staten-Generaal, die den Prins zouden inroepen tot hoofd hunner regeering, welke zij onmiddellijk daarna door toelating van mannen van na '95 zouden versterken

nce est Souverain", schrijft hij aan Fagel, ?on ne sait pas comment, mais tout le monde le considère comme tel.

dat de oude Regeeringsvorm meer dan eenige andere der Natie aangenaam moest zijn"113). Repelaer antwoordt ?dat het alleen met de waardigheid van Souverein was, dat het volk Zijn Hoogheid aan het hoofd van het bestuur verlangde geplaatst te zien". Deze bedenking, vervolgt Repelaer in zijn aanteekening, ?scheen den gewenschten indruk te weeg te brengen". In den Haag, den 30sten, bleek daarvan nog niet veel. Falck, die 's Prinsen aankomst bijwoonde, noemt in zij

m Amsterdam te laten voorgaan en zich niet tevreden te houden met het Leve de Koning-roepen langs den Scheveningschen weg, beduidt nog geen afkeer van de souvereiniteit! De eerste dépêche van Lord Clancarty116) spreekt niet van een Prin

st laten voorgaan, en tot zoolang althans den koningstitel niet gebruiken. Aan het geschil omtrent den titel maakte de Prins onmiddellijk zelf een einde, door te beslissen dat hij den koningstitel vooralsnog niet voeren wilde; hij wilde, zeide niet maar dacht hij, dien pas voeren over het rijk der zeventien Nederlanden, a

omdat daaruit zoo overtuigend blijkt dat de uitroeping eene volksdaad is geweest en geen opgemaakte fraaiigheid van Kemper en Scholten, zooals b.v. in de bekende Vertraute Briefe van Strick van Linschoten is beweerd, een boek waarvan met de uiterste omzichtigheid gebruik is te maken, omdat de schrijver,

(wij nemen hierbij in aanmerking dat Strick den nacht waarvan hij spreekt doorgebracht

herei mit anh?rten. Im neuen Rathhause wurde die Feierlichkeit beinahe in einem noch st?rkeren incognito begangen, denn sie hatte daselbst im inneren Hof zur n?mlichen Nachtzeit statt,

ggetuige. In een verslag door hem gesteld voor den Russischen gezant te Berlijn, Alopeus, en dat zijn weg gevonden heeft naar verschillende Duitsche couranten, wordt gezegd, dat de uit

en, en heeft Strick, behalve in de beteekenis die hij aan z

iek, flambouwen, Commissarissen-Generaal en stadsregeering heeft hij op den Dam besteld bij een vooruitgezonden brief: ?Neerlands Vorst is aan de wal....; de proclamatie geschiedt op staanden voet"121). Op den Dam wordt nu, met groot geschal, 's nachts om twaalf uur de komst van den Prins bekend gemaakt, en, zooals Commissarissen-Generaal zelf in een extra-blad, 's ochtends van den 1ste

mper aan wal; nadat deze (om vijf uur) bij van Stirum was aangekomen en de eerste begroeting had plaats gehad, kwam het te Londen bedrukte papier voor den dag waarvan hij h

raadslaging. Den uitslag kennen wij: ?den Haag" (zooals burgemeester Slicher het den 3den uit zou drukken) ?zou uit kieschheid volgen, waar het hart had w

geduld verwagt." Ik meen deze woorden als volgt te moeten verklaren. Canneman kent het in den Haag blijkbaar reeds vóór 's Prinsen aankomst bestaan hebbend verschil van gevoelen omtrent de titulatuur; hij zal zich dus bij de voorlezing van 's Prinsen stuk, gelijk hij het reeds in den afgeloopen nacht bij de vermelding van 's Prinsen komst gedaan heeft, onthouden van den koningstitel te gebruiken. Verder onderscheidt hij ?uitroeping" (bij monde) van ?plechtige proclamatie" (op papier); de laatste had hij uit den Haag verwacht en begrijpt niet waar deze blijft. De ?uitroeping" daarente

an hen verwachtte. Het was avond;126) te laat voor het gewone Dagblad-nummer van 2 December.127) Kemper's uitnemend stuk verscheen in een op den ochtend van den 2den alom verspreide extra-courant. Intusschen zal het, zoodra het gereed was, ook wel

rden aangesproken, dan dat zij er de uitroeping tot de souvereiniteit zelve nog uit moesten opmaken. Die uitroeping was toen reeds anderhalven dag een feit;-en eerst jaren

Welk een zegen dat Hogendorp's plan mislukt is en over deze zaak niet eerst gedelibereerd is moeten worden in een lijzige vergadering van Staten-Generaal, die, zóó samengesteld als Hogendorp ze gewild had, in 1813 niets meer had kunnen zijn dan een schimmenkraam. Was de daad revolutionnair? Ja, ten volle, wanneer men legitiem zou

ehouden. Individuen hadden het gedaan in de eerste dagen van den opstand, 't zij uit vrees voor, 't zij uit trouw aan den Keizer. Maar de vrees was afgelegd na Molitor's ontr

gen's beschouwingen, in zijn tweede hoofdstuk opgenomen, vri

niet ontbrak, maar volstrekt niet alleen aan het woord was (zie Duitschland), zou zich aan de restauratie ten onzent van bondgenootschappelijk vereenigde provinci?n met een stadhouder evenmin ge

sche geschiedenis van eeuwen, niet te Amsterdam door het bedrukken van een stukje papier. ?Absolute" vorsten plegen zich ook niet bij de aanvaarding der souvereiniteit bij hun publiek half te verontschuldigen, zooals de Prins het in het stuk van 2 December doet; plegen niet van bedenkingen te spreken, die zij aan de wenschen der ingezetenen te

derati?n maar berust: het is haar inhoud zelf, en het ?zoo diep kon men niet gedaald zijn" had dus ongeschreven k

doorgedrongen die er achter ligt. Dat gevaar moet, in Tellegen's voorstelling, dan toch zeker van de heeren in den Haag komen, die hij tegenover Kemper stelt. En wat doet nu juist op 2 December het Algemeen Bestuur? De na Molitor's aftocht ten ontijd

r waren eenige Fransche ambtenaren weggeloopen en door Hollanders vervangen, maar de geheele toestel stond 2 December precies even goed overeind als 15 November. Voor ?Keizer" las men eerst ?Algemeen Bestuur", vervolgens ?Souver

Vereenigde Nederlanden", en zij hebben voorzeker geen bondsstaat gewild. Dat Kemper in zijn stuk van 1 December ?Nederland" schrijft is niettemin opmerkelijk: hij geeft aan de nieuwe zaak een nieuwen naam, terwijl de algemeenheid de overbrenging van den historischen naam op de nieuwe zaak verkiest. Dit is het verschil, en ik cijfer het bela

en Ged.

VI, 1949 (hetzelfd

Palm, Gede

n. 1814 (Staatsblad,

ded. Hist. Genoo

n ernst voorgesteld er een eiland va

kstukken,

kstukken,

tijd, van de regeering door mini

het zeer juist uitdrukt: ?L'on désire que le rétablissement de la maison d'Orange ne se

rvóór,

stukken IV

in het land, schrijft hij aan Talleyrand, dien de Bataven gaarne met een eminenten titel aan hun hoofd zullen zien; dan nog liever een stadhouder terug. ?Une famille princière froisserait moins l'a

Gedenkschrif

tstaan

. Geschr.

en Ged.

n Ged. II

d. III, 167 (

en Ged.

171.-Over de dateering

vóór, bl.

en Ged.

en uit het dagboek

en Ged.

(Ontstaan I, 58).-De oude voet, zegt Hogendorp in de

ets en D

. en Ge

. en Ge

ntstaa

VI, 336,

, inl. 3e st

ntstaa

an I, 19 (i

s Gedenksch

t opgevat (Fruin's Bijdra

ntstaa

s Gedenksch

raute Bri

en VI, 1993; vgl

. en Ge

en Ged.

. en Ge

ntstaa

it Falck's geleibriefje was weggegleden (Ged. VI

uitgezonden briefje: ?De Prins komt morgen

1780; vgl. B

in den namiddag vóór den dag welks d

e stuk, XCVII; vgl.

I, 5 (art. 2

Claim Your Bonus at the APP

Open