icon 0
icon TOP UP
rightIcon
icon Reading History
rightIcon
icon Log out
rightIcon
icon Get the APP
rightIcon

De Wedergeboorte van Nederland

Chapter 3 DE SAMENSTELLING DER GRONDWET.

Word Count: 13505    |    Released on: 04/12/2017

der commissie tot het

bijeenkomst

ng der commissie ter v

rp der grondwet

en aan den sou

den souvereinen vor

enkomst de

der grondwet do

ndwet door-en inhuldiging

k deed, die zijne onderdanen met de charte begiftigde en uit goedertierenheid aan zijn onbeperkte macht grenzen stelde? Wat echter Lodewijk XVIII, om het modewoord dier dagen te gebruiken, van zijn legitiem standpunt kon doen, was daarom nog niet mogelijk voor den souvereinen vorst. Wanneer deze zich op het beginsel der legitimiteit zoude beroepen, zoude hij het daarmede nooit verder hebben kunnen brengen dan tot zijne optreding als erfstadhouder, als Willem VI. Dat hij als souvereine vorst, als Willem I optrad, was geene voo

ndwet vragen. Doch dit denkbeeld werd niet gevolgd. Hogendorp zelf had reeds in de Novemberdagen het meer dan eens uitgesproken, dat ook notabele ingezetenen, die geen oud-regenten waren, tot het gr

samenstelling van eene ontwerp-constitutie werd opgedragen, terwijl tegelijk bepaald werd, dat het door die commissie gemaakte ontwerp a

onaris van Rotterdam; Mr. W. F. R?ell, pensionaris van Amsterdam, O. Repelaer, raad van Dordrecht en bij den inval der Franschen in buitengewone zending te Parijs, G. W. van Imhoff, lid der Staten-Generaal voor Groningen, Mr. C. T. Elout, baljuw van Texel, en eindelijk A. J. C. Lampsins, gesproten uit een Vlissingsche regeeringsfamilie. Er bleven dus twee leden over, die noch tot dezen, noch tot genen kring behoorden; twee, die de revolutie van 1795 als hunne moeder behoorden te beschouwen: Mr. C. F. van Maanen en Mr. D. J. Hondebeek Heerkens; gene bij den val van Napoleon eerste president van het gerechtshof in den Haag, deze zijn medelid in dit collegie. Vooral de keuze van den eersten trekt de aandacht. In 1769 in den Haag uit eene patriotsche familie geboren, was hij, evenals zijn vader135), door de revolutie tot eer en aanzien gekomen. Sedert 1793 advokaat in den Haag, wordt hij met de revolutie secretaris der stad, en nog in hetzelfde jaar 1795 tot advokaat-fiscaal en procureur-generaal van Holland en Zeeland benoemd, om den lande verder in allerlei betrekkingen onder alle wisseling van regeeringsvorm te blijven dienen. Hij is als minister van justitie een dienaar van koning Lodewijk, en als president van het gerechtshof in den Haag in dienst des keizers136). Hij blijft den keizer trouw ook in de dagen van November, en weigert aan Hogendorp alle medewerking137). Aan wien, zou men vragen, had dan die man der revolutie, had die keizerlijke ambtenaar zijne benoeming tot lid der commissie te danken? Men zou zeggen, dat zij niet kon geweest zijn in den geest van Hogendorp. Het is dan ook beweerd dat het de souvereine vorst was, die van Maanen tot lid wenschte in strijd met de bedoelingen der oud-regenten138). Toch schijnt dit beweren onjuist te zijn. Ook Hogendorp was voór van Maanen's optreden; hij had zelfs zijne Schets eener Grondwet aan dezen ter beoordeel

ra142) wellicht laat verklaren. Immers de tegenwoordigheid van Hogendorp, van den man, die de ontwerper der schets was, van den man, op wien nog naast den souvereinen vorst op dat oogenblik aller oogen waren gevestigd, was onmisbaar. Hij werd dan ook in die eerste vergadering met algemeene stemmen tot president benoemd

en blijken, deed ook bij deze formuleering zijnen invloed gevoelen. Het ontwerp, alzoo naar zijne considerati?n gewijzigd, werd eindelijk in de vergadering van 28 Februari 1814 gedrukt145) ter tafel gebracht, om, nogmaals herzien en gewijzigd146), den 1sten Maart 1814 vastgesteld, en den 2den Maart door de commissie in persoon aan den souvereinen vorst aangeboden te worden. Wie er belang in stelt bekend te worden met hetgeen in de werkplaats der commissie voorviel, dient niet onkundig te worden gelaten van de omstandigheid, dat zij bij het besluit harer benoeming was uitgenoodigd, zich bezig te houden met het examen van Hogendorp's schets, en deze, dit geraden geoordeeld wordende, als een leiddraad harer beraadslagingen aan te nemen. In die eerste bijeenkomst deelde

e werd vervangen door den strop en het zwaard, de jury werd opgeheven, en de publiciteit der terechtzittingen werd beperkt. Dit verklaart dan ook, dat in het besluit van 21 December 1813, waarbij de commissie benoemd was, van de justitieele administratie uitdrukkelijk melding werd gemaakt, met bepaling dat te dier zake vooraf een voorloopig rapport aan Z. K. H. zoude worden ingediend. Eerst den 3den Februari 1814 kon de commissie aan deze uitnoodiging voldoen en werden de leden Humalda, Elout en van Maanen verzocht het IVde hoofdstuk der grondwet: over de justitie, aan de

zen worden gekozen, en de grondwet aan hare overwegingen worden aangeboden (art. 3, 4, 5). Na afloop der deliberati?n, na aanneming der grondwet en bekendmaking hiervan aan den souvereinen vorst, zoude de vergadering zich constitueeren tot eene groote vergadering der Staten-Generaal, waarin de souvereine vorst den eed zoude afleggen, en waardoor daarna de souvereine vorst zoude worden gehuldigd (art. 7, 8). Maar met dit een en ander zoude de taak der vergadering nog niet zijn afgeloopen. De souvereine vorst zoude door de ministers voordrachten kunnen laten doen: de vergadering zoude harerzijds aan den souvereinen vorst de invoering der grondwet opdragen op zoodanige wijze als zij zoude goedvinden (art. 9, 10). De staten der provinci?n zouden de eerste reis te zamen komen in de maand Maart, en zich vóor alles bezig houden met het reglement op hunne huishoudelijke inrichting (art. 11, 12). De eerste vergadering der Staten-Generaal zoude gehouden worden den 1sten November 1814 (art. 13). Eindelijk zoude de commissie gedurende de drie eerste jaren na de invoering der grondwet over de authentieke interpretatie adviseeren (art. 14). Dit concept-reglement tot invoering der grondwet werd gewijzi

ing op 600 bepaald, wat ook het denkbeeld der commissie was. Maar hoe nu het grootere getal der lijsten terug te brengen tot 600, voor ieder departement een bepaald aandeel naar de volkrijkheid? De commissie meende in haar voorloopig rapport van 5 Februari 1814 daarvoor het lot te moeten aanbevelen, als zijnde dit het onpartijdigste middel. De souvereine vorst was echter van die loting niet gediend158) en droeg bij besluit van 14 Februari 1814 die taak op aan negen heeren159). Hiermede was althans één punt geregeld: de wijze van verkiezing der notabelen. Maar wanneer er niet meer geschiedde dan dit, kon men dan met eenigen grond zich voor de grondwet op de goedkeuring des volks beroepen? ?Welke qualificatie", vroeg van Aylva in de zitting van 4 Februari 1814, ?zullen die notabelen hebben, welke zal hun wettige titel zijn? Hoe zullen wij ooit de wettigheid van ons werk defendeeren? Wij moeten het soliede maken voor geheel Europa." Hogendorp werd gemelijk: hij maakte de zeer ware opmerking, dat het geene kunst was, zwarig

de democratische denkbeelden, maar het was minder het wezen dan de schijn, die men lief had. Ditzelfde openbaart zich ook in de regeling van de werkzaamheden der notabelen. Wat, indien die notabelen eens lastig werden? Hunne bijeenkomst moest zoo spoedig mogelijk afloopen. De souvereine vorst moest den president kiezen en daarbij niet tot de keus uit eene voordracht beperkt worden. Zoo mogelijk geene delib

dan ook tusschen de leden der commissie verschil van gevoelen; men begreep, dat de notabelen namens de natie den souvereinen vorst daartoe moesten machtigen. Eene daartoe strekkende bepaling werd dan ook gevonden in art. 4 van het den 7den Februari in behandeling genomen ontwerp-besluit door de notabelen te nemen. En hoewel-zooals ik gezegd heb-dit besluit als zoodanig ter zijde werd gesteld, zoo bleef toch de commissie dit denkbeeld aankleven. Men kwam echter meer en meer tot de overtuiging, dat over dit punt niet afzonderlijk, maar tegelijk met de constitutie moest gehandeld worden, hetzij dit als additioneel artikel in de gr

heer van Nagell van Ampsen, vóor 1795 extra-ordinair ambassadeur in Engeland en sedert ambteloos burger. Heeft hij eene vergadering geleid, die op den naam van ernstige vergadering aanspraak kan maken, of waren het vele solemnia en weinig zaken? Tegen half elf uur trad de souvereine vorst met zijne beide zonen, omgeven door de herboren hofhouding, door de hoogste dienaren van den staat, door de commissie van constitutie, de kerk binnen. De souvereine vorst hield ?op eene zeer aandoenlijke en plechtige wijze eene aanspraak"164). Het lid der commissie voor de constitutie, van Maanen, hield daarop ?met de hem eigen welsprekendheid"165) eene redevoering over de beginselen en den geest der grondwet. Na het vertrek van den vorst volgde het onderzoek

n ?op eene treffende en aandoenlijke wijze" beantwoord. Ook werd der vergadering daarbij mededeeling gedaan van het aanstaande huwelijk van den oudsten zoon van den souvereinen vorst met de engelsche prinses Charlotte. Daarop legde de sou

der stemme: ?Leve Willem Frederik, souv

nstige redevoering van prof.

nia en wei

aaruit blijkt, dat dit punt niet vergeten was, is eene zinsnede uit de aanspraak, die de souvereine vorst vóor het afleggen van den eed in antwoord op de rede van den heer van Nagell uitsprak. De souvereine vorst zeide: ?Ik weet, M. H.! dat ik uwer aller wenschen te gemoet kome door te zorgen voor de onverwijlde invoering der grondwet, en door te dezen einde alle die maatregelen te nemen en alle die aanstellingen te doen, zonder welke hare werking nog lang onvolledig en gebrekkig blijven zoude"168)

ers dezer gewesten den vorst als redder terugontvingen, maakte hen geheel onbezorgd over de voorwaarden der regeering". Ja, men had desnoods de grondwet aan de bekrachtiging van het algemeen stemrecht kunnen onderwerpen, zonder dat de uitkomst anders ware geweest dan nu in de vergadering van die 474 notabelen, meest allen genomen uit den kring der edelen en patrici?rs, versterkt met hen, die na 1795 zich op gelijke lijn met genen hadden weten te plaatsen. Wat nog eenige kracht had, wat nog snaren konde doen trillen, was het stuk van den godsdienst. He

p de beschouwing over

van de nederlandsche maatschapp

Ik maak daarbij, voor die op de hoofdstukken III–V, meer dan eens gebruik van het uitnemend proefschrift, door Mr. B. D. H. Tel

beraadslagingen der commissie. Sedert hij schreef zijn er twee andere redacties aan het licht gebracht: de oorspronkelijke

jzigingen en bijvoegingen, die men in de tweede redactie aantreft,172) waren het gevolg van hunne aanmerkingen. De derde redactie verto

dorp's hoofd gespookt, doch de eerste poging daartoe was op 18 Nov. zoo geheel te niet geloopen dat niemand zich eene herhaling voorstelde. Er is mij geen letter bekend waaruit blijken zou dat hetzij Hoge

st, die overstelpt was met werkzaamheden en zich bovendien tot zijn persoon niet zeer aangetrokken gevoelde, kwam niet druk bij hem. Den 15den December heeft hij over de gansche den Vorst in handen gegeven Schets nog geen woord van dezen vernomen; hij dicteert dan (zijn hand nog niet tot

?n en individu?n die hun opwachting kwamen maken; ook viel kennis aan te knoopen met het in den Haag beschikbare regeeringspersoneel, voor een goed deel bestaande uit personen die de Vorst nimmer ontmoet had. Daaronder waren oud-patriotten in een vrij aanzienlijk getal: Falck, Canneman, van Maanen, Piepers. Falck stelde hem Elout voor,176) die nog geen aanstelling had van het Algemeen Bestuur, maar reeds een groote carrière achter zich had, bij Hogend

, kan wel niet anders; een oordeel in schrift schijnt

n met zijn Keizerlijk Gerechtshof het veld te ruimen voor ?alle de Hoven Provintiaal, zooals dezelve bestonden in de jaren 1794 en 1795"180). Hij redt er zich dus uit met het verhaaltje over Filips II; de heeren, zegt hij, moeten inmiddels maar door middelen van politie kracht aan hunne wetten geven. ?Volgens mijne gewoonte", schrijft Hogendorp, ?liet ik het daarbij; genoegzaam zeker, dat hij zooveel mede zou werken als hij doen kon, zonder zich openlijk bloot te geven". Dit was van Maanen goed beoordeeld: hij was er volstrekt de man niet naar, zich op te offeren voor een verloren zaak, en de

cht dat, onmiddellijk na het openen der eerste vergadering, van Maanen een rede houdt die de Schets in het hart treft, en dat hij in zijn eigen aanteeken

laar in handen kreeg? Het is onmogelijk aan te nemen. Hij verkeerde intiem beide met Falck en met Elout, en deze twee wisten lang vóór de benoeming der commissie van de Schets alles af. Trouwens 20 Dec. deelt van Maanen sub rosa aan R?ell mede, dat van Hogendorp eene schets van grondwet gemaakt heeft, en daarom zeker in de commissie zal komen; tevens blijkt dat op den ochtend van dien dag tusschen Falck, Elout en van Maanen geconfereerd is over de keus der in de commissie te benoemen personen, en

m, vond hij later alles in het gedrukte stuk terug, zoodat hij aan Thorbecke kon verklaren dat er geen ander stuk was geweest. Dit is natuurlijk niet juist; maar wèl juist is zijne mededeeling, dat de Schets zooals zij in de commissie diende ni

, ?dat de Schets althans aan wijlen den Heer Minister van Maanen daarna188) ook werd medegedeeld189) en deze allereerst van oordeel was dat de keizerlijke constitutie met wijziging van namen enz. zouden kunnen voldoen aan het oogmerk".190) Merkwaardig stemt met dez

n een uitgebreidere voor van Hogendorp.194) Met deze laatste was Falck ?het bijna onvoorwaardelijk eens."195) De kern der opmerkingen van Elout is deze: ?Kon men zich verplaatsen in het tijdvak van 1787 of vroeger, de ontworpen schets zou zeer groote waarde hebben; maar gedane zaken nemen geen keer, en nu is het bedenkelijk het nieu

dit punt niet. Tot wijzigingen in de Schets hebben zij geen aanleiding gegeven; met een enkele wijziging van détails was er t

hen permanente uitgaven, die aan het begrootingsrecht der Staten-Generaal onttrokken zullen worden, en tijdelijke, die er aan onderworpen zullen zijn; hij verlangt in elke provincie een stadhouder als zijn vertegenwoordiger en in Holland twee (Amsterdam bij het Noorderkwartier, als onder Lodewijk Napoleon); en eischt, als een regaal, de munt voor zich op. Den volgenden avond kwam hij dit alles met Hogendorp bespreken tot drie uur in den nacht198). Alle voorgeslagen wijzigingen werden door Hogendorp overgenomen op twee na: rijksadel en hoogerhuis; twee zaken die met elkander samenhingen. Hogendorp had, naast de provinciale ridderschappen, bestemd ter vertegenwoordiging van het platteland in de Provinciale Staten, een stand van rijksgraven en pairs voorgesteld, met zitting in de Staten-Generaal krachtens geboorterecht en voor hun leven; zij zouden door den Vorst tot die waardigheid worden verheven, in iedere provincie op de hond

keuring zou worden onderworpen aan eene vergadering van 5 à 600 notabelen, welke zich na aanneming der grondwet constitueeren zou tot eene ?algemeene groote Statenvergadering," om den eed des Vorsten te ontvan

d schijnt daarbij te zijn geopperd ook aan de ministers203) zitting te verleenen204); hiervan is echter afgezien205). Van een bezoek van den Vorst aan Hogendorp tusschen 15 en 20 Dec. is niets bekend, en in schrift is er geen bewijs gevonden dat hij over de personen geraadpleegd is. De namen zullen

et vier leden zou te opvallend zijn208). Denkt men aan de oude provinci?n, dan zouden er zes leden komen op Holland (van der Duyn, Elout, Hogendorp, van Maanen, Repelaer, R?ell), twee op Gelderland (van Lynden, Schimmelpenninck), twee op Friesland (Aylva, Humalda), een op Zeeland (Lampsins), Utrecht (van Tuyll), Overijsel (van Heerdt) en Groningen (Heerkens). Doch nòch eene schikking naar departementen, nòch eene naar oude provinci?n, is in het besluit genoemd; de leden zijn daar vermeld in alphabetische volgorde. Dit is echter

aar naar die van den leeftijd gestemd. In deze orde gaan wij ze hier b

tog van Brunswijk gaandeweg onttrok. In 1778 had de Prins hem een groot bewijs van vertrouwen gegeven door hem te benoemen tot Representant van den Eersten Edele in Zeeland, een post tot 1795 door hem bekleed. Door deze benoeming werd van den regel afgeweken die in deze betrekking een Zeeuw verlangde; maar de provincie was toen zoo door kabalen verscheurd dat het geraden voorkwam er een ?buitenlander" van aanzien te plaatsen. Van Lynden toonde zich in Zeeland een omzichtig man; volstrekt geen ultra-oranjeklant naar den Zeeuwschen smaak. Hij behoort tot degenen die altijd voor e

re, was nog geheel een man van het oude régime. Minder bekwaam dan van Lynden, is hij dezen doorgaans in de beraadslaging gevolgd. Ook hij was sedert 1795 buiten alle bewind gebleven, maar zijn zoon was onder Lo

; tijdens de inlijving was hij buiten bewind gebleven. 4 Dec. was hij door het Algemeen Bestuur benoemd tot commissaris-generaal (prefect) in het departement van den Boven-IJsel, welken post hij nu nog bekleedde, te zamen met een collega, W. H. A. C. baron van Heeckeren van Kell211). Een van de bewijzen van de haast waarmede de lijst van commissieleden is opgemaakt,212) is dat men zich blijkbaar niet vergewist heef

gunst kwam. In de laatste jaren voor '95 zat hij geregeld voor Friesland in de Staten-Generaal en stond als hofmaarschalk in dagelijksch verkeer met de stadhouderlijke familie. Over zijn houding in 1795 en 1799 is reeds gesproken215); zij was vrij tegemoetkomend tegenover de nieuwere denkbeelden. Onder Schimmelpenninck en koning Lodewijk was hij lid geweest van het Wetgevend Lichaam; onder Napoleon had hij geen ambten bekleed. Op enkele punten, als de

n 1789 gebleven en vervolgens niet naar Amsterdam teruggekeerd, daar hij inmiddels tot baljuw van Vlissingen benoemd was. In 1795 week hij naar Duitschland uit, maar heeft in dat jaar en in '96 onderscheiden inspectiereizen naar de gerevolutionneerde Republiek gedaan, waarover hij merkwaardige verslagen aan den Erfprins uitbracht: zij raden een poging tot gewelddadige tegenomwenteling ten sterkste af, daar het oude nimmer terug zal kunnen keeren. Na deze reizen vestigde hij zich te Brunswijk, verkeerde er aan het hertogelijk hof en beheerde met Tollius een soort agentschap voor de overbrenging van nieuws uit en over de Repu

meer opgaven dan zij verantwoorden konden, en toen de tijd om te handelen in 1799 gekomen was, liep de geheele zaak op niets uit. Humalda is een dergenen die het langst aan de mogelijkheid van een tegenomwenteling hebben geloofd; nog in 1802 schrijft hij in dien geest aan den in Duitschland aangekomen Willem V, die zelf dan alle hoop reeds lang heeft laten varen. Hij had zich voor de zaak van Oranje bijzonder

igde patriotten over, correspondeerde er over met den uitgeweken Prins. De ontdekking dezer briefwisseling door het Hollandsche Comité van Waakzaamheid leidde tot zijn inhechtenisneming. Na een langdurig proces, waarin zijn vriend van later tijd en medelid van thans, van Maanen, toen procureur-generaal van Holland, zijn hoofd eischte, werd hij in '97 tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld, die hij uitzat op de Voorpoort van den Hove. In 1801 losgekomen associeerde hij zich met den notaris de Bas voor een zaak in fondsen en scheepvaartbelangen, en werd in 1803 lid van den Amerikaanschen Raad, welke functie hij onder Schimmelpenninck behield217). Lodewijk Napoleon maakte hem Staatsraad, aan welke benoeming hij zich eerst trachtte te onttrekken; tijdens de inlijving bleef hij ambteloos, en maakte deel uit van Hogendorp's vriendenkring ter voorbereiding aan den opstand. Het was door zijn tusschenkomst en die van zijn zwager Singendonck, tevens zwager van Falck, dat Hogendo

jde. Willem VI had hem veel gebruikt in vertrouwelijke zendingen, in 1809 en 1811 naar Engeland en in 1812 naar den Erfprins in Spanje; op den terugweg van de laatste zending was hij te Hamburg door de Fransche politie in hechtenis genomen en naar Parijs gevoerd, waar Napoleon uit zijne papieren kennis kreeg van 's Prinsen verlangen, zijn zoon den Erfprins met Charlotte va

raal bij het Nationaal Hoog Gerechtshof; in 1805 benoemde Schimmelpenninck hem tot Commissaris-Generaal naar Bataafsch-Indi?, tot invoering der door de bekende staatscommissie van 1803 beraamde hervormingen. Hij nam de reis over Nieuw-York, maar werd, daar zijnde, door koning Lodewijk teruggeroepen die hem in den Staatsraad plaatste; tevens was hij lid van de commissie tot samenstelling van een crimineel wetboek van 1807. Na de inlijving trad hij krachtens benoeming door het Hollandsche Wetgevend Lichaam, als lid op van den door Napoleon tijdelijk naar Parijs geroepen ?Conseil pour les affaires de Hollande;" van Maanen bracht hem op de voordracht voor lid van h

j in 1767 geboren moet zijn. Hij was een volstrekt onbekende persoonlijkheid in de politiek, maar vereenigde de kwaliteiten van Groninger en van Katholiek. Hij was lid van het Hooggerechtshof in den Haag en op

zien, en niet minder de geregelde loop, dien de aan het bestuur opgedragen werkzaamheden weldra verkregen, waren zoovele omstandigheden welke mij de aanvaarding mijner functi?n geenszins deden beklagen". In Mei 1804 volgde hij Mollerus, tot lid van den Aziatischen Raad benoemd, als secretaris van het departementaal bestuur van Holland op; Schimmelpenninck benoemde hem daarenboven tot lid der commissie van superintendentie over den Waterstaat. Lodewijk Napoleon, die zijne bekwaamheden hoog stelde, maakte hem eerst minister secretaris van Staat, vervolgens minister van buitenlandsche zaken. In deze laatste hoedanigheid vergezelde hij den koning op diens pijnlijke reis naar Frankrijk in 1809 en 1810, en gedroeg zich in de moeilijke omstandigheden van dat oogenblik met groote waardigheid. Tijdens de inlijving bleef hij ambteloos, doch nam in 1812, op a

cretaris van den raad van financi?n in het departement Groningen op. Lodewijk maakte hem Staatsraad; tijdens de inlijving was hij lid van het Wetgevend Lichaam te Parijs. Van afkomst een man van vóór '95 evenals R?ell, was van Imhoff in nog h

geheime politie in het koninkrijk Holland gelijk de koning die verlangde, nog minder met de individu's van welke de koning zich tot dat werk bediende, trad hij in 1809 af. In 1810 lid en sectie-president van den ?conseil pour les affaires de Hollande" te Parijs, werd hij tijdens de werkzaamheden van dat lichaam tot staatsraad in buitengewonen dienst van het Keizerrijk, en vervolgens tot eersten president van het keizerlijk gerechtshof in den Haag benoemd, en met de invoering der Fransche rechterlijke organisatie in de Hollandsche departementen belast; een werk dat hij met voorliefde en groote geschiktheid ondernam. Bij den opstand hield hij zich ter zijde en vreesde eene reactie die zou omverwerpen ook wat het Fransche bestuur goeds gebracht had. Het besluit van het Algemeen Bestuur van 1 Dec., ?op de administratie der justitie," kwam hem omtrent zijn eigen hoog

r van een der ministers van koning Lodewijk, van der Capellen), met al het nieuwe even goed kennis gemaakt alsof hij er een werkzaam aandeel aan had genomen. Zijn gedrag tijdens den opstand was bewonderenswaardig geweest: trouw, moedig, geschikt; aan geloof in en eerbied voor het superieure in Gijsbert Karel paarde hij een veel gro

enigen naam gemaakt door zijn economisch en statistisch werk, De Toestand van Nederland (1804). Hij was ook secretaris geweest der landbouwcommissie in Zuid-Holland. Van eenigen bijzonderen invloed, door hem op den gang v

leden na 1795 moeten zeggen, hetgeen hij pas aan het slot van het volgend hoofdstuk doet. Het verleden van iemand als El

strijd der meeningen in de commissie kent, concludeert hieruit tot een strijd over van Maanen's benoemin

en uit de portefeuille zijns vaders gelicht de ?algemeene gronden"228) die Tellegen uit de officieele notulen reeds kende, en voorts Hogendorp's ontwerp van een reglement ter invoering der grondwet229) en het gedrukte ontwerp van grondwet, 28 Febr. door de commissie van redactie ter tafel gebracht230), en zond deze drie stukken aan Mr. van Maanen

(hiervóór, bl. 77). Juister: voor de

?ell niet kent, kan hij alleen de omschrijving van Heerkens' brief uit de officiee

ervóór, bl. 78). Vgl

chillende brieven van Hogendorp aan den Vorst, in dat werk afgedrukt, en de stukken Ontstaan I, 212, 221, 278,

, blijkt uit Ontstaan I, 446 vv., waar ook blijkt, welke de v

g kwam, moesten enkele artikelen vervallen daar de daarin behandelde stof reeds anders geregeld was; andere punten hebben een plaats gevonden hetzij in de grondwet zelve, hetzij in het voorloopig rapport of in het eindrapport met de daarbij behoorende procl

ons en onze nakomelingen". Dit hield niet in, dat de stemming enkel met ja of neen zou geschieden, hetgeen door den Vorst noodig bleek te worden geoordeeld2

weest, dat door den S.V. van kantteekeningen is voorzien en met inachtneming dier kantteekeningen door Elout is omgewerkt: zie Ontstaan I, 43

12–'13), die van commissarissen-generaal krachtens aanschrijving van van Stralen van 24 Jan. (Ontstaan I, 279): ? uit den adel, ? uit notabele en aanzienlijke mannen uit de andere standen. ?Vooral de oude en ook de latere Regeringen moeten eerst in aanmerking komen; voorts de justitie, koophandel,

r, bl. 87 noot). Ik heb ze noch in het Kabinetsarchi

ng van gave aanneming uit. Negen verontschuldigen zich wegens ambtsverrichtingen of commando's, drie wegens sterfgeval in de familie, enz.-Politieke beteekenis schijnt slechts het wegblijven van drie gehad te hebben: Cau omdat hij

per Letterk. Aanteekeningen 471, en vgl. Ontstaan I,

21 December 1813

, Bijl., blz. 2. Van der Palm schrapte ten gevolge van eene bedenking van Falck het woord

Hogendorp in

rkens (Wester-Eems, later voor de Generaliteitslanden), Mr. G. K. van Hogendorp (Monden van de Maas), Aebinga van Humalda (Friesland), A. J. C. Lampsins (Monden van de Schelde), W. C. H. van Lynden van Blitterswijk (Boven-IJsel), M

ous les partis et tous les cultes, parce que tout esprit de parti est abjuré et parce

tot raadsheer in den Hove van Holland benoe

, de vénération et d'amour, die de leden van het gerechtshof bezielden voor le père de la patrie, pour le plus grand h

iet besluiten mede te doen, zegt van Hogendorp. ?Hij haalde mij het voorbeeld aan van den Sp

, Staatk. Geschieden

edeeld door Jhr. Mr. P.

Lennep, 24 Dec. 1813 (B

eving van de oorzaak van deszelfs afwezigheid en voornemen, zoo spoedig mogelijk, de vergadering te komen bijwonen. De artikelen

en Jan. 1814 schrijft Hogendorp aan Clancarty: ?M. de Hogendorp garde encore la chambre. Cependant il aura chez lui la constitution à une heure après mid

ntstaa

edde 3 Febr. (O

tstaan

viteerd om achtervolgens het gecommuniceerde en geresolveerde op heden in de nadere redactie de noodige veranderingen te maken." 2 Maart. ?De president heeft door den secretaris doen voorlezen alle

staan I,

ntstaa

tstaan

tstaan

tstaan

tstaan

tstaan

tstaan

tstaan

p het denkbeeld kwam dit woord te gebruiken? Sedert men aldaar de Staten-Generaal thuis had gelaten, hadden de koningen in plaats

commissie verzoeken, ieder voor zijne provincie te willen opmaken eene lijst

I, 415; vgl.

n Kattendijke, B. Donker Curtius, D. C. de Leeuw, J. P. Graafland, G. A

tie representeeren; liefst bekend maken of zoo iets-dat a parte princ

tstaan

VII, 26). Lord Castlereagh bevond zich in die dagen in

dan nog enkelen geweest, die met sommige personen geen genoegen namen? Men kan

telerka

Aldaa

vens opperhofmaarschalk van den souvereinen vorst, aan zijn medelid in de commissie R?ell ges

Blz

telerka

den souvereinen vorst in de eerste bijeen

, Letterkundige Aant

n I, 1; Br.

van B. D. H.

en Ged. V

ntstaa

en Ged.

s Gedenksch

ntstaa

. en Ge

ed. VI

en Ged.

s Gedenksch

ntstaa

ntstaa

ntstaa

r meer op posten gesteld, had zich tot du

had uitgedrukt in het 7de deel zijner B

actie met de tweede, en vervolgens met '

e mededeeling aan E

zijn papieren aanwezig) moet hebben afgelegd, is: 4 Dec. aan den S. V., vervolgens waarschijnlijk Aylva; 9 Dec. of daarvóór in handen van Falck;

het Rijksarchief bij de

. en Ge

tstaan

tstaan

ntstaa

tstaan

tstaan

ntstaa

. en Ge

akt van het aantal leden, door iedere provin

. en Ge

tstaan

e dienaar; Humalda, Lampsins, Schimmelpenninck, met welke hij in de jaren na '95 gedurig in correspondentie was geweest. Hogendorp sprak natuurlijk vanzelf; ook van der Duyn en Repelaer om de positie die zij

n Hogendorp en de niet den titel van commissaris-generaal voerende van Maanen: van Stralen (binnenlandsche zaken), Canne

ntstaa

eman veel ophad: Falck's Gedenkschriften, 120.-Bentinck had een in die dagen buit

s Gedenksch

dt door den Hagenaar Elout, wiens familie

n de Zuiderzee 500.656 inwoners;

6 (?wij moeten een

een gevolg van het levendig beklag door P.G. van Iddekinge bij den S. V. gedaan, dat zijn beide co

door het Algemeen Bestuur

van Falck en van Maanen over de benoeming v

reemde troepen door Gelderland trokken, was het voor de militaire be

6 Januari, doch Gorkum eer

vóór, bl.

609; vgl. G

gen's eerste druk op bl. 58 noot), dat hij onder het Staatsbewi

kschriften 77; Br

24; Ged. VI, 3e st

I, 1e Stuk,

ed. VI

-Zij waren beiden vader

ntstaa

e punctueele van Maanen wel verlangd

Ged.

rkwaardige Souvenirs, uitgegeven door Sirtema van

scourant 5 April 1814 waarin zij was geplaatst omdat Hogendorp haar in Engelsche couranten had laten

ntstaa

tstaan

tstaan

tstaan

tstaan

Claim Your Bonus at the APP

Open