icon 0
icon TOP UP
rightIcon
icon Reading History
rightIcon
icon Log out
rightIcon
icon Get the APP
rightIcon

De Wedergeboorte van Nederland

Chapter 8 DE INVOERING DER GRONDWET.

Word Count: 20389    |    Released on: 04/12/2017

was bovendien zoo goed als verzekerd van een aanzienlijke uitbreiding van grondgebied. Een gevoel van verademing, een gevoel van dankbaa

de aarde, opent al onze bronnen van welvaart en hergeeft ons niet alleen landen sedert twintig jaren van ons afgescheurd, maar verzekert ons zelfs eene vermeerdering van grondgebied en macht, waardoor deze n

s het tusschentijdvak van 's Vorsten onbeperkte heerschappij ge?indigd en was de nieuwe orde van zaken verbindend geworden voor Vorst en volk. Maar tusschen de vaststelling eener Grondwet en haar in werking treden ligt nog eene breede kloof. Het was de taak van den Souvereinen Vorst, dat wat op het papier stond, te doen overgaan in het leven. Dat dit zijne taak was, volgde voor een deel uit de uitdrukkelijke be

sbestuur zoude worden verdeeld; aan te wijzen, welke personen hem bij elk dier takken ter zijde zouden staan. ?De Souvereine Vorst", zoo luidde art. 35 der Grondwet, ?stelt ministeri?ele Departementen in

onder de collegi?n, die aan het hoofd stonden, en bij de verdere verdeeling van de bestuurstaak onder die ondergeschikte collegi?n, nog van het algemeen bestuur iets terecht kwam, was bijna een wonder in de oogen van den Raadpensionaris Slingelandt en andere staatslieden der Republiek. Hogendorp524), na de revolutie van 1795 nadenkende over die vroegere organisatie, zocht de verklaring van dat wonder hierin, dat er zeer veel geschiedde, wat staatsrechtelijk niet was te verdedigen. Hij spreekt, als van iets onbekend bij de constitutie, van een geheimen raad van het bondgenootschap, bestaande uit den Stadhouder, uit den Raadpensionaris van Holland, uit de ministers of dienaren der Hooge Vergaderingen en Collegi?n, en eindelijk uit eenige voorname leden der Staten-Generaal en van de groote Hollandsche steden, welke laatsten, daar zij voortdurend door

den toepassen op de dienaren der uitvoerende macht, bij de verdeeling der verschillende takken van staatsbestuur. Er waren er, die het uitvoerend bewind door comités wenschten te zien geadsisteerd. De meerderheid der Nationale Vergadering verklaarde zich echter voor ministers. Dit beginsel werd eveneens in de staatsregeling van 1798 gehuldigd. Alleen aan het hoofd werd een collegie geplaatst. Het denkbeeld was, dat dit collegie bedaard, ernstig zou raadplegen over de te nemen maatregelen, terwijl de werkelijke uitvoering, de eigenlijke bediening der uitvoerende macht voor elken hoofdtak van staatsbestuur zoude worden opgedragen aan één persoon, aan één minister. Deze had, meende men, niet te beoordeelen de wijsheid of verkeerdheid van de maatregelen der uitvoerende macht, hij had ze alleen uit te voeren in den geest van het collegie. Voor deze uitvoering nu was het wenschelijk één persoon voor zich te hebben, zoowel omdat hij tegenover het uitvoerend bewind zich niet kon verschuilen achter het scherm van een comité en alzoo zijne verantwoordelijkheid illusoir zoude worden, als omdat, waar het op snelheid en gemakkelijkheid van handelen aankwam, de macht in handen van één persoon verre de voorkeur verdiende. Het springt in het oog, dat veel van hetgeen voor het bestaan van ministers pleitte, ook kon worden aangevoerd voor de samentrekking der uitvoerende macht in de handen van één persoon, en dat omgekeerd zoo aan het hoofd een collegie de vereischte taak kon verr

n vorm gekregen, dien het onderwerp ook nu behield. Toen echter de Souvereine Vorst tot de uitvoering van art. 35 wilde overgaan, vond hij geene tabula rasa meer. Hij had t

dus even vóór de terugkomst van den Prins van Oranje, Commissarissen-Generaal aangesteld voor financien, binnenlandsche zaken, oorlog en polit

echter niet belet met Hogendorp bij de omwenteling gemeene zaak te maken. Hij was immers ook de steller der proclamatie van 21 November 1813, waarbij het Algemeen Bestuur de Nederlanders van den eed van trouw en gehoorzaamheid aan den Keizer ontsloeg. Evenmin verhinderde hem de nauwe betrekking waarin hij stond tot Gogel528), toen Intendant-Generaal van financien hier te lande, om voor Hogendorp een brief te ontwerpen, waarin deze van Gogel onder inroeping zijner verantwoordelijkheid

r Russen en Engelschen in Noord-Holland en bij de aankomst van den toenmaligen Erfprins, de raadsman van dezen geweest, en was het alleen aan een gelukkige samenloop van omstandigheden te danken, dat een tegen hem te dier zake aangevangen strafproces gesmoord werd. Maar hij was sedert-wat met Hogendorp wel het geval was-niet ambteloos gebleven; integendeel, met autorisatie van den voormaligen Stadhouder was hij, evenals zoovele anderen zijner partijgenooten, in 1802 in den dienst der Bataafsche Republiek overgegaan. Onder Schimmelpenninck is hij zelfs Secretaris van Staat voor binnenlandsche zaken. Lodewijk benoemt hem tot lid van het w

odig te hebben. Waarom daartoe Mr. Antony Hoynck van Papendrecht werd uitgekozen, is mij onbekend. Gewichtiger dan deze betrekking was voorzeker het Commissariaat van Oorlog. Deze taak werd aanvaard door een Overijselsch edelman, B. H. Bentinck van Buckhorst. Geboren in 1751, page van Willem V, later officier, in 1795 uitgeweken, in 1801 teruggekeerd, was hij zijne oude liefde voor het huis van Oranje getrouw gebleven en ontsnapt

hij sedert de revolutie van 1795 zich geheel van het werkzame leven teruggetrokken. In de Novemberdagen van 1813 ontmoet men hem weder en nu als voorzitter van het provisioneel bestuur te Amsterdam. Onttrok hij zich alzoo niet, zooals van Stralen, aan de beweging, het was niet om de vaan des opstands omhoog te heffen, integendeel om in een stillen geest werkzaam te zijn tot behoud van orde en rust531). Had men, bij de we

eling niets willen weten. Is er in die dagen recht gesproken, 't moet geweest zijn in naam des Keizers. Toen de Prins echter den 30sten November 1813 was teruggekomen, volgde het besluit van het Algemeen Bestuur van 1 December 1813, waarbij al de rechterlijke autoriteiten werden ontbonden, doch te gelijkertijd weder bij provisie in werking gebracht, om nu in naam der Hooge Overheid in plaats van in naam des Keizers recht te spreken. Ook van Maanen ging nu over in dienst van het n

n Maanen, Canneman, Bentinck en van der Hoop. Naast, zoo niet boven die allen, stond nog A. R. Falck, die, in 1777 geboren, en dus in 1813 nog slechts 36 jaren oud, door zijn kloekmoedig gedrag in de dagen der omwenteling op den voorgrond was ge

den 23sten Maart 1814 was het zeker, wie zijn opvolger zoude zijn536). De besluiten van de benoeming der Ministers dragen echter de dagteekening van 6 April 1814537). Behalve van Stralen, werden ook Hogendorp, Canneman en Bentinck door anderen vervangen. In de inrichting van het Staatsbes

n Nagell tot Ampsen; Marine: Mr. J. C. van der Hoop; Binnenlandsche Zaken: Mr. W. F. R?ell; Financi?n: Mr. C. C. Six tot Oterleek; Koophandel en Koloni?n: G. A. G. P. van der Capellen; Waterstaat: Mr. O.

t veld moesten ruimen, was zeker niet een gevolg hunner politieke antecedenten, want de eerste was een der slachtoffers van 1795, de tweede had wel alles aan de omwenteling te danken, maar hij was in 1795 te jong om onder de patriotten te kunnen worden gerekend. In verschil tusschen den Souvereinen Vorst en deze beide Staatslieden over de beginselen van Staatsbestuur schijnt de oorzaak te moeten worden gezocht. Waarom nu juist Mollerus, van Nagell, R?ell, Six, Repelaer en van der Capellen werden benoemd, lag, behalve in de bekwaamheid en ondervinding van de meesten hunner, wellicht hierin, dat met uitzondering v

r koning Lodewijk waren de Ministers niets anders geweest dan de dienaren der uitvoerende macht en jegens die macht alleen verantwoordelijk. Aan den aard van dit ambt paste zeer goed de naam van Agent, een naam, voorkomende in de Staatsregeling van 1798. Ook nog de naam, gebruikt in de constitutie van 1806, de naam van Minister; dit beteekent immers dienaar. Of men zoude ze ook Commissarissen-Generaal hebben kunnen noemen. De Souvereine Vorst koos echter een anderen, een meer weidschen titel: den titel van Secretaris van Staat. Een titel, die niet voor het eerst hier te lande werd toegekend. Men had reeds in het ontwerp der Staatsregeling van 1797 deze dienaren der uitvoerende macht aldus genoemd, doch in de Staatsregeling van 1798 aan den meer eenvoudigen naam van agent de voorkeur gegeven. In de Staatsregelingen van 1801 en 1805 komen die dienaren echter voor als Secretarissen van Staat. En zoo had de Souvereine Vorst, zooals wij vroeger hebben opge

k, dat deze naam beter overeenkwam met de idee?n van eenvoudigheid en economie, die hij ook elders voortplanten wilde541). Onbekend zijn de redenen, die ten slotte toch den titel van Algemeenen Secretaris van Staat hebben doen herleven. Hij stond dus in rang met de overige Ministers gelijk. Het maakt een vreemden indruk, wanneer wij zien, dat Falck's grootste vereerder dit ambt beschouwt als eene ondergeschikte betrekking542). Het tijdvak 1813–1818, waarin Falck als zoodanig optreedt, is integendeel het gewichtigste deel van zijn ambtelijk leven. Want hoewel bij het ontbreken der ministerieele verantwoordelijkheid, bij het geheel persoonlijk gouvernement van Willem I de Algemeene Secretaris in gewichtige zaken niets te bevelen had, zoo werd hij toch wegens den aard zijner betrekking in alles gekend, en moesten zijne inzichten in alle zaken van aanbelang ter kennis van den Vorst komen. Zoowel in de buitenlandsche als in de binnenlandsche politiek moest hij meer dan iemand anders invloed uitoefenen. Hij was toch voor een groot deel de trechter tusschen den Vorst en zijne Ministers; hij is het, die, bij 't overbrengen van 's Vorsten wil, de pen voert. Ik heb er vroeger op gewezen543), hoe, toen in 1814 de onderhandelingen met Engeland over de teruggaaf der koloni?n gevaar liepen te mislukken, Falck de man was, die den wagen weder in het rechte spoor bracht. Het was, althans wat de eerste jaren na 1813 betreft, geene ijdele lofuiting, dat Willem I, Falck voorstellende aan Keizer Alexander, tot dezen zeide: ?ziehier mijne rechterhand"544). Zoo er dus onder de dienaren van den Vorst iemand was, die aanspraak had op den weidschen titel van Secretaris van Staat, dan was het Falck;-Falck, wiens taak het was door mede-onderteekening aan de handelingen van het Souverein Gezag authenticiteit te verzekeren; Falck, die in 't middenpunt van alles stond en dus den gang van zaken in zijn geheel 't best kon overzien. Of was dit wellicht ook het geval met de andere Secretarissen van Staat, had er ook tusschen hen onderlinge raadpleging plaats? De Staatsregeling van 1798 had in art. 96 het vormen

waren vereenigd, zoolang kon geen afzonderlijke Raad van State te pas komen. Toen echter in 1805 en 1806 het gouvernement onder Franschen invloed eenhoofdig werd, werd ook hier op het voorbeeld van Frankrijk een Staatsraad ingesteld, ter bevordering van het overleg, dat de gewichtigste daden van Staatsbestuur behoorde vooraf te gaan. Een collegie, dat echter niet het gewicht had, 't welk het in Frankrijk bezat, waar het niet alleen optrad als adviseur in zaken van bestuur, maar ook tevens de hoeksteen was der administratieve rechtspraak, en bovendien een beslissenden invloed op de samenstelling der wetten en reglementen uitoefende, ja welks adviezen, mits door den Keizer goedgekeurd, in rechtskracht de wet evenaarden. Niet alzoo bij ons. In de constitutie van 1805 en 1806 was het hoofd van het uitvoerend gezag alleen verplicht het collegie te hooren over ontwerpen van wet, en was het hooren er van verder aan zijn goedvinden overgelaten (1805 art. 45; 1806 art. 31). Werd nu het eene of het andere voorbeeld door de Grondwet van 1814 gevolgd? Ik meen geen van beide. De Raad van State kreeg een zuiver adviseerend karakter, en in zoover onderscheidde hij zich van den Franschen Staatsraad, maar hij moest gehoord worden over alle daden der Souvereine waardigheid, en alzoo was zijne taak ruimer dan die van den Staatsraad

te zijn. Vandaar dat de Grondwet de bevoegdheid gaf een vice-president met den titel van Secretaris van Staat aan te stellen. Ik heb reeds vroeger er op gewezen, dat aan die bepaling uitvoering gegeven werd en dat de keuze viel op Hogendorp. Het was een geniaal en energiek, eer- en heerschzuchtig man als Gijsbert Karel, de man bovendien, wiens verdiensten ten opzichte van de herleving van ons volksbestaan die van alle anderen in de schaduw stelden; het was dezen niet kwalijk te nemen, zoo hij er meende aanspraak op te hebben eene gewichtige plaats in het Nederlandsche Staatsbestuur in te nemen. Het ambt van Raadpensionaris, in zijne Schets eener Grondwet opgenomen, was door het niet overnemen daarvan in de Grondwet, hem reeds ontgaan. Hij kwam nu aan het hoofd te staan van den grondwettigen Regeeringsraad: den Raad van State. Hij werd bovendien de president van de eerste gewone vergadering der Staten-Generaal. Hij heeft zich voorzeker gevleid eene plaats te zullen innemen, die, zoo zij al niet gelijk stond met die van den Souvereinen Vorst, toch van eene zelfstandige en invloedrijke natuur was. Evenals de Vorst gaf ook Hogendorp elke week audientie552). Hij zal echter spoedig hebben ontwaard, dat er naast Willem I, den regent door geboorte, voor hem den geboren regent geene ruimte was. Hij heeft het spoedig moeten ondervinden, dat aan de bepaling den Raad van State over alle daden der Souvereine waardigheid te hooren, de hand niet gehouden werd; dat intege

d op de benoeming der Ministers en op d

toekennen; maar een zelfbestuur gecontroleerd door het algemeen bestuur, en, voor zoover het gewestelijk bestuur belast werd met de behartiging van het algemeen rijksbelang, handelende naar de zienswijze van het centraal gezag. Een noodzakelijk gevolg hiervan was, dat er een ambtenaar des Vorsten in elk gewest diende te zijn, die kon waken voor de algemeene belangen. Art. 76 had dan ook, zooals wij gezien hebben556), bepaald, dat er in alle provinci?n of landschappen Commissarissen van den Souvereinen Vorst zouden zijn, op eene instructie door dezen vast te stellen. Hogendorp had hun in zijne schets den titel van Stadhouder gegeven. Maar die naam herinnerde te veel aan het ambt, door de Prinsen van Oranje zelven bekleed. De Grondwet liet de keuze van de benaming aan den Vorst zelven over, en zoo werden zij getooid met den weidschen, ook in de Republiek der Vereenigde Nederlanden gebruikelijken titel van Gouverneur. Hoewel de

ten hove was. Zoo kon het gebeuren, dat de menigte in dezen ambtenaar bij voorkeur iemand zag, die door costuum had te schitteren en door nederbuigende goedheid de menschen aan zich had te verbinden. Zoo kon het licht gebeuren, dat men voorbijzag, hoe deze ambtenaar ook eene gewichtige taak te verrichten had. Was dit laatste ook den Souvereinen Vorst bij het vervullen dezer betrekking ontgaan? Ik meen van neen. Van Imhoff, vóór 1795

t denkbeeld bij niemand eenige afkeuring ontmoette. Hoe heeft nu Willem I die taak vervuld? Welke leidende beginselen zijn bij deze keuze gevolgd? Wij vinden onder de leden Hogendorp, die moeilijk kon worden voorbijgegaan. Wij vinden er onder vier leden der grondwetcommissie: van Aylva, van Heerdt, van Lynden tot Blitterswijk, van Tuyll van Serooskerken. Ook de overige leden zijn bijna allen mannen van aanzienlijke geboorte, die een jaar later op de lijst der edelen staan geboekt. Het was menschelijk, dat de Vorst hierop meer lette dan op kunde en zelfstandigheid. Men beschouwde die benoeming dan ook als de ontvangst eener weldaad. Het was een begeerlijk baantje. Versierd met den titel van Edelmogende, begiftigd met eene bezoldiging van ? 2500, had men niets anders te doen, dan een paar maanden des jaars genoegelijk in de residentie door te brengen. Toen van Stralen de portefeuille van Binnenlandsche Zaken moest vaarwel zeggen, verkreeg hij als pleister op de wonde eene plaats in 't gerechtshof voor zijnen zoon, een pensioen van ? 3000 en het lidmaatschap van de Staten-Generaal voor zich zelven. Hij betuigt aan den Souvereinen Vorst, dat door het een zoowel als door het ander de dankbaarheid en verplichting jegens dezen vermeerderd zijn558). Het was dan ook te verwachten, dat dit collegie den Souvereinen Vorst geene bezwaren in den weg zou leggen. Is die verwachting beschaa

genwoordiging geteekend, waarmede

7 zoude toch het beginsel van verkiezing door Ridderschappen, stedelijke besturen en eigenerfden of landeigenaren beginnen te werken560). Hier kon dus de Vorst een nog grooter aantal zijner onderdanen door dankbaarheid aan zich verbinden. He

eer men nu op de personen let, die tot Gouverneur benoemd waren, dan is het natuurlijk, dat men in de Provinciale Staten dezelfde klasse in hoofdzaak zou zien vertegenwoordigd, die de grondstof voor de Staten-Generaal had opgeleverd. Men werd door gunst vertegenwoordiger der Provincie, ja zelfs erlangde men langs dezen weg het bezoldig

er, het collegie, dat waken moest tegen financieel wanbeheer. Zoo ergens zelfstandigheid tegenover de Regeering een eerste vereischte was, 't was voorzeker hier. Overeenkomstig art. 120 der Grondwet zoude de Souvereine Vorst dan ook de leden van dit collegie kiezen uit eene door de Staten-Generaal op te maken nominatie. Toch werd voor de eerste samenstelling van dit collegie geene nominatie opgemaakt. Waarom niet? Omdat de Grondwet in art. 120 alleen van nominatie bij eene vacature gesproken had; hie

e geslachten naast de vertegenwoordigers der steden en die van het platteland plaats zouden nemen. Het was dus geheel en al overeenkomstig die bedoeling, toen de Souvereine Vorst in de Reglementen, den 26sten Augustus 1814 over de samenstelling der provinciale Staten ter uitvoering van art. 74 der Grondwet vastgesteld, aan den adel in elke provincie een aandeel in de verkiezing van of verkiesbaarheid voor de Staten toekende. Bij die reglementen werd tevens de vraag beslist, in welke provincie de Edelen op zich zelven zouden staan, in welke zij eene Ridderschap, een lichaam van Edelen zouden uitmaken. Voorshands werden hiervan alleen uitgesloten Zeeland en Friesland. In Zeeland was-zooals bekend is-vóór de revolutie van 1795 het hoofd van het Huis van Oranje de eenige Edele. Er was dus in 1814 in Zeeland weinig stof voor een lichaam van Edelen. Dit zal wel de reden zijn geweest, dat men aan de Edelen in Zeeland geen kiesrecht toekende, maar alleen bepaalde dat de kiezers 6 leden der Staten uit den stand der Edelen moesten kiezen. Voor Friesland kan zoo iets de reden niet geweest zijn. Er waren oude Edelen in voldoenden

t. 77, kwam de vraag op, of de Souvereine Vorst niet eerst gebruik moest maken van zijn prerogatief, vervat in art. 42, en daarna de alzoo geadelden moest oproepen en admitteeren. De Minister van Binnenlandsche Zaken, R?ell, toen hij zag, dat men die verheffing in den adelstand niet wilde laten voorafgaan, deed die vraag aan den Algemeenen Secretaris van Staat. Waarom zoude dit noodig zijn? antwoordde Falck. Admissie tot de Ridderschap was volgens hem verheffing in den adelstand, gelijk het mindere in het meerdere

leen vallen de geslachten, vóór de Revolutie van 1795 in de Ridderschap beschreven, maar ook de zoodanigen, die bewijzen konden, steeds voor inlandschen adel te zijn gehouden, ja zelfs die, welke vroeger tot den adel van het land hadden behoord, doch later er geen effect van hadden genoten. Er waren dus twee categori?n; geslachten, die in den adelstand bevestigd, en geslachten, die er in

in den adelstand plaats vond-tot de Edelen of Ridderschappen in elke provincie geadmitteerd werden565). Dat echter voor de toekomst de beginselen van de wetgeving van koning Lodewijk zouden gevolgd worden, bleek uit het besluit van den Souvereinen Vorst van 13 Februari 1815 (Staatsblad no. 15). Het werd genomen op voordracht van den Hoogen Raad van Adel en op advies van den Raad van State. Volgens

g der tweede categorie, waardoor de nationale adeldom toegankelijk is gemaakt voor zoovelen, die hun recht ontleenden aan het gunstbetoon van een of ander vreemden Souverein. Bedenkelijk vooral om deze reden. Wanneer men in den adelstand verheven werd, zoude men verwachten, dat dit geschiedde wegens diensten, aan het vaderland bewezen. Wanneer men tot den Nederlandschen adel bracht die geslachten, die ook vroeger als zoodanig erkend waren, dan was het de herstelling van een vroegeren toest

g zijn, hetzij om als kiescollegie dienst te doen, hetzij om er uit te kunnen kiezen. Daarom moesten de deuren zoo wijd mogelijk worden opengezet. Daardoor laat zich ook de mildheid verklaren, waarmede Willem I in het verleenen dezer gunst te werk ging. Eindelijk ook, met afwijking van het begins

Souvereinen Vorst in te dienen; blijkbaar met het doel dezen in staat te stellen de noodige maatregelen voor eene nieuwe samenstelling der Rechterlijke Macht voor te bereiden? Aan die opdracht had de commissie door de afzonderlijke aanbieding van het vierde hoofdstuk voldaan567). Doch na de invoering der Grondwet en onder hare werking kwam er niets tot stand. Behoudens de bij het besluit van 11 December 1813 reeds ingevoerde wijzigingen, bleven de Fransche rechterlijke instellingen bestaan, en het duurde tot 1 October 1838 voordat de belofte, ook gedaan door de Grondwet van 1815, vervuld werd en het daarin voorkomende vijfde hoofdstuk: van de Justitie, tot uitvoering kwam-altijd nog zonder de vaststelling van een Nederlandsch Strafwetbo

ing der Fransche constitutie vervallen was. Men zoude dus voortaan bij ondervonden willekeur een ambtenaar zonder vergunning van het hooge bestuur voor den rechter kunnen dagen. Eene bescherming tegen willekeur, die echter meer zoude gebaat hebben wanneer de Fransche wetgeving over de rechterlijke macht tevens was vervallen. Zoo bleef het hier te lande executoir verklaarde art. 13 der wet van 24 Augustus 1790 van kracht, hetwelk luidde: ?Les fonctions judicia

geen ik in de volgende blad

oopt omringd te worden door zijne Staten-Generaal, heeft Gijsbert Karel het vo

e Staten-Genera

van de Staten-Ge

n de Staten-G

tenlandsche Zake

andsche Zaken: .....

orst; onder hem Jacob May als commissaris-generaa

n Financi?n

el en Koloni?n: .....

n Engeland: J

ook in afwezigheid van den Prins.-Maar er kwam niet van; en als hij 21 Nov. met van d

an Financi?

oorlog: C. F. de Jonge;

Binnenlandsche

het Algemeen Be

t, zijn niet alle aldus geschied, daar de omstandigheden ieder

en heeft zich 20 Nov. bij geschrifte met G. K. in betrekking gesteld de ex-patriot en Keizerlijke ambtenaar Canneman571); hij wordt op den 21sten 's ochtends door G. K. ontvangen5

?in alle de steden vergaderen de oude Regenten......, ten platten lande de oude Geregten......; alle de Hoven Provintiaal, zooals dezelven bestonden in 1794 en 1795, aanvaarden hun oud Regtsgebied......" Behouden blijven slechts (voorshands) de bestaande belastingen, e

hunne posten (die van 1811 dagteekenen) te blijven, en stelt hen in de uitoefening hunner ambtsverrichtingen onder de bescherming van alle rechtschapen Nederlanders. Waar een hoofdambtenaar vertrokken is, moet de eerstvolgende in rang diens plaat

oogenblik die wij natuurlijk niet alle meer kunnen nagaan. De algemeene gang van het werk is duidelijk genoeg, en die is niet in de richting dier aanschrijving van 25 Nov. Als Kemper en Scholten informeeren hoever hun gezag als ?commissarissen voor Amsterdam en verdere Noordhollandsche steden" eigenlijk gaat, is het ommegaand antwoord: ?Heeren commissarissen hebben de macht van den Prefect en stellen aan een onder-commissaris in iedere sous-prefectuur576)". Zoodra Falck zijne functi?n aanvaard heeft en het A. B. voor

elijk gaan, maar als hij handelen moet weet hij zich zeer wel naar bestaande noodzaak te voegen. Het eerste belang is voor hem

zienlijke posten te verliezen of de geperfectionneerde techniek hunner administratie te verruilen voor de gebrekkige oud-vaderlandsche methoden uit een tijd waarin het centrale regeeringsgezag òf ontbrak òf slecht bewerktuigd was. Er zijn een vrij groot aantal brieven uit de Novemberdagen bewaard, waarbij ambtenaren aan van Maanen of aan Gogel verslag doen van de moeilijkheden waarin zij verkeeren, en daaronder drie van Canneman zelf. ?De positie der publieke ambtenaren is belabberd in deze conjoncture", is het thema van een brief van hem van den 18den aan zijn chef Gogel578). Den 19den schrijft hij hem: ?Uit vele bijzonderhede

an Gogel die door G. K. wordt geteekend582). Als den 23sten Gogel's bericht is ontvangen dat hij op die oproeping ?de orders vraagt van het (Fransche) gouvernement", wordt Canneman 24 Nov. benoemd tot ?commissaris voor de financi?n, om ons bij alle voorkomende zaken van advies te d

oen aan elkander bond"586). Bentinck was toen juist uit de gevangenis ontslagen, waarin de Fransche politie hem geworpen had wegens de onderschepping van een brief, waarbij Willem VI hem kennis gaf van zijn vertrek naar Engeland587). De Russen hadden hem kort na hun verschijning te Zwolle tot gouve

den 24sten de bekende nederlaag lijdt. Het A.B. heeft hem toen 25 Nov. inderdaad tot commissaris van oorlog benoemd en Krayenhoff tot generaal van het leger tegen Utrecht; daar Kemper en Scholten echter meenen, Krayenhoff te Amsterdam te moeten houden, blijft de Jonge in zijn commando en treedt niet aan het hoofd van het bureau van oorlog op, dat inmiddels toch gevormd wordt onder van Stirum, bijgestaan (zonder titel) door Piepers, den gewezen secretaris-generaal van het oorlogsdepartement onder koning Lodewijk588). Den 29sten Nov. wordt Ben

n marine onder van der Hoop. Dat deze de benoeming aannam was eigenlijk een tegenvaller; de Vorst meende hem niet voorbij te kunnen gaan maar was niet aangenaam verrast toen op Falck's polsingsbrief per omgaande een toestemmend antwoord inliep.589) Canneman had Falck zelven den aangewezen minister van marine genoemd (hij was secretaris-generaal van dit departement geweest onder Lodewijk), en Falck zou bij weigering van van der Hoop de benoemi

1814 door den S. V. weder zelfstandig gemaakt is en in April tot een ministerieel departement werd verheven. ?De C.-G." heet het in het besluit van 1 Dec., ?zal zorg dragen dat de eeredienst, het hooger en lager onderwijs, de kunsten en wetenschappen, de geneeskundige staatsregeling, de landbouw, de fabrieken en trafieken, het armwezen, provisioneel beheerd blijven op den tegenwoordigen voet"593). Op de vergadering van den 18den had Hogendorp zich over de medewerking van van Stralen niet zeer te verheugen gehad, die toen met den onsterfelijken voorslag gekomen was, Hogendorp's voorstellen...... ?commissoriaal te maken"!594) Doch dit was geschied om zijn bezwaar tegen Hogendorp's opzet: ?moest er tegen regeeringloosheid worden gezorgd, dan behoorde daaromtrent te worden gehandeld met notabele leden zonder onderscheid van staatkundig

unnen ondersteunen. Het amalgama van partijen waartegen Hogendorp geen bezwaar had mits het geschiedde onder den zegen zijner Staten-Generaal, had Falck in zijn Amsterdamsche regeering aanstonds tot stand gebracht. ?Vereeniging van alle weldenkenden welke ook de Staatspartij wezen mogt waartoe men vroeger behoord had, was bij Hogendorp, evenzeer als bij ons te Amsterdam, een voornaam oogmerk: maar tengevolge van dat gebrek aan menschenkennis dat zijne uitmuntende gaven en zuivere bedoelingen zoo dikwijls nutteloos heeft gemaakt voor de maatschappij, had hij èn zich zelven èn zijn Haagsche medestanders overreed dat dit doel bereikbaar zoude zijn ook zonder een onverwijld en onmiddellijk ineenslaan aller handen599)". Het geviel echter dat toen Falck op de vergadering van den 18den verscheen, hij Hogendorp op dit punt niet sterk meer behoefde tegen te spreken: het Staten-Generaalplan was door de flauwhartigheid der opgeroepen regenten toen reeds van zelf verdwenen. Daarentegen viel hij Hogendorp bij in alles wat strekken kon om den opstand zelf door te zetten en algemeen te maken, en keerde naar Amsterdam terug in den hoop deze stad tot toetreding te zullen b

ranje gaat, zullen de Bijltjes zich niet onbetuigd laten, en het patriotsche Doctrina, waar de kern van den Amsterdamschen middenstand vergadert, van Hall, Wiselius en de hunnen, zegt dat het van die leus niet zal verschrikken, nu die, naar Scholten's verzekering, niet leiden zal tot een stadhouderlijke restauratie, maar tot het constitutioneele koningschap. Valckenaer heeft zijne vindingrijkheid, Krayenhoff zijn militaire ervaring, ten behoeve van iedere energieke poging gereed. Den 23sten begeeft zich Falck naar den Haag, om van de hoopvolle verwachting kennis te geven. Als hij aankomt, hoort hij dat Kemper en Scholten reeds als commiss

ook tot wachtplaats voor hen, die aan het Bestuur iets te berigten of voor te stellen hadden"602). Falck nam wat er aan papieren was, van hem over, en vestigde zijn bureau in het logement van Rotterdam op het Plein, waar hij van den 29sten af zetelt. Onmiddellijk vallen nu in de zaken van het Bestuur eene regelmaat

n sommigen thans den opstand dienden als de bekende Ampt in den Haag, een man die door zijn tijdigen overgang een oogenblik een importantie kreeg ver boven zijn bekwaamheden. Hij was alleen voor plaatselijken dienst geschikt doch had, na 23 Nov. te zijn aangesteld tot ?directeur van politie in het ressort van den Haag", den 25sten den titel verkregen van ?provisioneel intendant-generaal van politie", daar men de

evens de justitie in handen waren van lieden òf na de revolutie opgekomen òf met de resultaten der revolutie in vroeger ambt vertrouw

te deftig voor de zaak. Hogendorp's ?losse woorden

ien dag reeds was604). Sommige militairen van vóór '95 zijn in den opstand goud waard gebleken: van Stirum en Sweerts, maar de eerste had zijn aangewezen rol in den Haag eerst als plaatselijk gouverneur, vervolgens als commandant-generaal van den opstand en hoofddirecteur der algemeene wapening605), functi?n waartoe hij even wel berekend is gebleken als hij het weinig heeten mocht of wilde voor een ministerspost. Sweerts komt eerst 20 Nov. uit zijn afgelegen landhuis in den Haag opdagen, en neemt dan aanstonds het gewichtig commando tegen Gorkum op zich, waarin hij goed op zijn plaats blijkt. Ik geloof niet dat G. K. uit het personeel dat hem 18 Nov. voor oogen kon staan, een betere keus zou hebben kunnen treffen dan Bentinck, die een goeden naam had zoowel om kunde als om karaktervastheid; hij had in 1794 met

t land zou zijn607). Juist deze omstandigheid droeg er toe bij, dat hij ondanks zijn afwezigheid 29 Nov. zonder verder verwijl tot commissaris-generaal van oorlog benoemd werd; men hoopte op deze wijze hem naar den Haag te lokken, en zoo te voorkomen dat zijn voorbeeld een ongunstigen invloed had op Friesland en Groningen, die ook nog aarzelden zich bij het A. B. aan te sluiten. Te

presidiaat der commissie die over zijne Schets zou beraadslagen, en 2o. de leiding der buitenlandsche betrekkingen van den pas herboren staat op het oogenblik dat diens erkenning en het lot van Belgi? aan de orde moesten komen, veel gewichtiger dan de opvolging, voor eenige maanden, van van Stralen het in de omstandigheden van medio December 1813 met mogelij

ralen, zeg ik, was Minister van Binnenlandsche Zaken zonder dat iemand de eer of de verantwoordelijkheid wilde aannemen van hem te hebben aanbevolen611). In oogenblikken zoo oneindig kostbaar voor het in orde brengen der algemeene zaken was hij gestadig in de weer voor allerlei kleine belangen. Daar ik wel zag dat wij niet lang met hem opgescheept zouden zijn, begon ik al vroeg de aandacht van Z. H. op R?ell te vestigen, door wiens keuze tot een Ministerie, om nu niet van de aanwinst van zoo beproefde bekwaamheden te gewagen, te gemoet zou worden gekomen aan het bezwaar dat de eerste stad van het land bij het algemeen bestuur geen invloed of aanblijvenden woordvoerder had.

hadden vrij veel moeite gehad hen tot aansluiting bij het Bestuur te bewegen. Beiden werden zeer duidelijk aangewezen in de brochures die Valckenaer in December schrijven liet om Vorst en volk tegen de gewezen Keizerlijke ambtenaren op te zetten613). Die beweging liep evenwel op niets uit; de leus: uitsluiting van Napoleonsdienaars, pakte niet, en de Vorst was te minder geneigd er gehoor aan te geven, wijl zulk een uitsluiting zoovelen treffen zou die hem persoonlijk van vroeger bekend waren en

npersoon tusschen die familie en de Engelsche regeering, was een oude kennis van den Vorst. Hogendorp had als zijn opvolger van Spaen van Voorstonde voorge

an Staat verkiest. Welnu, hij wordt 31 Dec. ook niet benoemd tot Minister Secretaris van Staat, maar tot ?Algemeen Secretaris van Staat", zooals hij 21 Nov. benoemd was tot ?Algemeen Secretaris van het A. B." Deze titel sluit den ministersrang niet in; Falck heeft toegang tot den Kabinetsraad, maar alleen als ?penvoerder"615).

en alles nog moest worden ingericht veel meer noodzaakten tot overleg dan toen op gelegde grondslagen werd voortgearbeid; 3o. aan het aanpassingsvermogen, de vlugheid en staatsmansgaven van Falck zelf. Na de geringschatting der allereerste dagen is de Vorst, ?die knap bediend wilde zijn"617), zeer spoedig met hem ingenomen; in 1814 en 1815 stijgt zijn invloed zeer hoog naarmate die van den als minister onder een man als Willem I onbruikbaren Hogendorp afneemt. Als alles gereed is krijgt de Koning argwaan; wanneer Falck in 1816 voor een badkuur naar Aken vertrekt zijn zijn vrienden al bevreesd dat hij bij zijn terugkeer zijn plaats doo

rraad geweest: die is juist ingesteld na de afschaffing van den Kabinetsraad, waa

welk ambtenaren van dat kaliber zich gemeenschappelijk bezig hielden en van het gebrek dat zij doorgaans geleden hebben aan onderwerpen van waarachtig belang. R?ell weet ik dat zich heeft uitgelaten alsof de schuld daarvan bij mij gezocht worden moest, die liever de zaken met den Prins tusschen vier oogen afdeed en meer kans had om ze dus naar mijn zin te krijgen, dan indien men er eerst stellig over beraadslaagd had en gestemd. Maar deze zijne meening is niet juist. Heb ik, nu en dan, over opkomende voordragten of vragen een besluit doen nemen, welk het meer eigenaardig geweest ware door eene discussie in den Kabinetsraad te doen voorafgaan, zoo ben ik daartoe waarschijnlijk verleid geworden door de, ik zoude haast zeggen, plichtmatige zucht om met den stroom der dagelijksche bezigheden gelijk te blijven, en zoo kort mogelijk in mijn portefeuille te houden wat voor beslissing en afdoening rijp scheen.

t de teruggave der koloni?n niet daar behandeld, maar in een door den Vorst bijeengeroepen conseil, uit G. K., van Nagell, Falck en Janssens (als oud-gouverneur-generaal) bes

zijn, of materies van groot gewicht, waarop het wenschelijk is dat de geheele Raad gehoord worde, eer het stuk aan den Raad van State afgegeven wordt. Met de Chefs van Departementen [afzonderlijk] zal ik daarentegen eens of tweemaal in de week arbeiden, waar

en regeering onder de Grondwe

den, was nog niet tot volkomen rijpheid bij den Prins gekomen, maar het lag in zijn karakter, en

om tusschen in te spreken; maar dan behandelde ik alles zoo volledig, dat er weinig te zeggen viel. Vervolgens kwam Hij ook maar bij gewigtige deliberati?n, en eigentlijk met een voornemen om de zaken naar zijnen zin te doen uitvallen. Was ik het eens met Hem, zoo was dit niet noodig, en zoo bepaalden zig eindelijk zijne verschijningen tot gevallen, waar Hij niet zeker van mij was, of wist dat ik anders dagt. Dan zeide Hij mij van te voren: ik zal komen om aan te hooren, ik wil wel eens de gedagten vernemen. Dog niemand was er in bedrogen.... In Engeland wordt het advies van den Raad door den President aan den Koning gebragt en het besluit des Konings luidt the King in Council. Op dezen voet had ik mijn ontwerp van de Grondwet geschreven, dat de Souvereine Vorst zijn gezag uitoefent in den Raad. Dit had men zoo veranderd, dat Hij den Raad hoort629), juist omdat zijne tegenwoordigheid niet noodzakelijk voorkwam. In den Kabinetsraad is het

om in den Kabinetsraad gebragt. Dit laatste egter zelden of nooit... In alle gevallen bleef de laatste beslissing aan den Prins. De minister wiens rapport aanleiding tot een besluit gegeven had, wist niet of de veranderingen in zijne voordragt van den Raad van State of van den Prins kwamen. De Raad van State had nogal de meeste kennis van de zaken, maar de Kabinetsraad veel minder, en de eene minister vernam hoe lan

, en de stemmen staakten, alzoo er eene twijfelagtig was. Nu moest deze zig voor of tegen verklaren; zij viel uit voor de wet...... De Prins kon zijn gelaat niet meester blijven, en met blikken, ja met woorden, ondersteunde Hij die met Hem, en schrikte Hij af, die tegen Hem waren. Ik at bij Hem dien dag, en genoot geen goed onthaal633). Door al het gebeurde was ik overtuigd, dat de vrijheid van deliberati?n verloren was634), dat mijn werk niet meer bestond in het overbrengen van het advies van den Raad van State aan den Prins, maar dat deze van mij vergde om zijne denkbeelden aan te nemen en in den Raad door

voorstellen door den Koning aan de Staten-Generaal te doen of door dezen aan Hem gedaan, alsmede over alle

ui on permette de prendre un pareil titre à vie ou pour l'espace de dix ans; dans ce cas on préférerait le Stathoudérat. Une famille princière froisserait moins l'amour propre. Le peuple s'acharnerait par tous les moyens à renverser celui que la veille il aurait vu son égal.

it ?toeval" dat de man Oranje heette en niet b.v. Schimmelpenninck maa

was blijde iemand te hebben die haar van de zorg, over zaken van regeering na te denken, ontsloeg. Een mystiek gevoel vo

isch als Tellegen te verstaan wil geven. Hij wil Elout, dien hij niet bij de ex-patriotten noemt, toch ni

t te wijten, maar aan 's Vorsten overtuiging van zijn mindere geschiktheid voor dien post637). Eerst zijn gedrag

per en Scholten naar Amsterdam, die weldra gemachtigd worden voor het geheele departement der Zuiderzee; 29 Nov. Monden van den IJsel, 1 Dec. Monden v

e Souvereine Vorst, burgerlijk van leven en voorkomen, was er ook geheel de man niet naar. Al

van het gemaal, om reden dat de quotisatie te hoog voorkwam. De Raad van State was ook tegen geweest638). Maar dit is dan ook

van oppositie. Deze stemming kwam overeen met hetgeen ik in het algemeen bij de Natie bemerkt had. Zij was de revoluti?n en de onlusten zoo moede, dat zij

r den schijn van te hebben. Hij zag er vriendelijk uit, zoo lang het naar zijnen zin ging.

oren" kreeg. ?Ik wilde alle de Collegies nader bij elkander brengen; Hij wilde alle dezelven afgezonderd houden. Ik zogt de ware eenheid van de Regering641). Hij wil

dien post zelfs al het wezenlijke van mijn tegenwoordigen post kunnen verrigten [aangenaam vooruitzicht voor zijn opvolger aan Buitenlandsche Zaken!], dat is te zeggen, ik zal de tijdingen kunnen vernemen en beoordeelen"643). Hij verbeeldt zich dus dat zelfs de buitenlandsche dépêches in den Raad moeten komen, zooals vóór 1795 in de Staten-Generaal! En zoo hij het van Willem I gewonnen had, zouden de ?collegies" dan niet vervallen zijn in de (door den Vorst en Falck gevreesde) zonde, van ?een zeer geruimen tijd naar den oud-Hollandschen trant

7 November 1813 door den Minister van Binnenlandsche Zaken, Mr. W. F. R?ell

ervóór,

en Ged.

k in de zitting

de la Marine, des Finances, de l'Intérieur, parce que physiquement nous ne pouvons pas tarder davantage. Nous pla?ons à la tête sous le nom de Commissaires Généra

neman griffier van den Raad van Financi?n. Dit verstoorde echter beider vriendschap niet. Men vindt Cannema

lem, Gog

IV, 337; V, 27.-S

en, Hendrik van

en Ged.

ven, no. 92; de uitgever dateert verkeerde

e, Advocaat-Genera

scourant 1

scourant 1

ken, Hendrik va

scourant 1

n over 1815 geen afzonderlijke post voor de Justitie voorkomt. Deze uit

scourant 1

denkstukken I, 152, III, 89

Lennep, 24 Dec. 181

a in de voorrede der A

Bl.

erscheidende goedheid, dezelfde welwillendheid van de zijde des meesters. Wel geene overeenstemming op alle punten en geen toegeven aan alle mijne denkbeelden of tegenwerpingen, maar dezelfde blijken van innig en onbeperkt vertrouwen, en moet ik mijne

13 (Brieven, no. 92); va

ncil of state, and one of the cabinet ministers" (

, 186.-Handleiding tot de kenn

. 1817 aan R?ell, toe

astlereagh, 3 Febr.

n Maanen aan R?el

t gedrukt in den T

courant 181

ng van 20 Mei: ?de Koning consulteert thans den Ra

nstructies aan den gezant te Weenen te geven, wat natuurlijk niet op zijnen weg lag.-Vgl. over deze zaak Br. en Ged. VI, 36

1800 (28 pluv. an V

Bl.

rst in Mei van de Franschen verlos

ken, Hendrik va

1815, (Brie

ervóór,

neur van Zuid-Holland van 9 Aug. 1814,

alck aan R?ell v

Bl.

eds in 1816, in Friesland in 1

ugustus, 17 September, 7 en 22 October, 1, 9 en 1

geen conditie gesteld te worden. Het spreekt van zelvers, dat gecenseerd wordt dat het alleen geschiedt om bewezen diensten te beloonen, dog daar deze van verschillenden aar

hierbov

Bl.

aagsche comité van den 17den, doch had niet het minste voornemen zijn broeder Hendrik te v

, inl. 3e st

zakelijkheid van eene regeering en wapening en de middelen d

s Ged. VII, 1742, welke brief niet van 22 doch va

en Ged.

en Ged.

I, inl. 3e

tuk, LXXXVI (27 Nov.; m

aar, XL

ed. VI

ldaar,

ldaar,

orp", schrijft Canneman 24 Nov. aan Gogel (aldaar, 1541); G. K.

en Ged.

I, inl. 3e

ldaar,

ervóór,

. en Ge

an den bekenden graaf Bentinck van Rhoon, toen maire van Varel, bij den boerenopstand in Oostfriesland (Ged. VI, 264).-Bentinck van Buc

zoon van een huisschilder uit Middelburg, was in den bureaudienst opgeklommen. ?Mij is verhaald", schrijft de Bosch Kemper, ?dat hem die afkomst eens doo

s Gedenksch

. en Ge

er Capellen". Van Stralen was de minister van dit departement geweest onder Schimmelpenninck; van der Capellen onder koning Lodewijk. Van Stralen zal aan Canneman hierom vooral welkom zijn geweest, wijl hij zich een warm voorstander had betoond d

tie der bestaande d

I, inl. 3e

XXXIII der inleiding op mijn uitgave van diens

I, inl. 3e

ldaar,

vond hem bij mij" gelezen moet worden ?zon

In minuten van zijne hand, ook over de ingewikkel

s Gedenksch

en Ged.

s Gedenksch

Aldaa

Maar ik zelf stelde geen prijs hoegenaamd op die aardigheden, en deed er niets aan" (Br. en Ged. V, 17).-?Alles bepaalde zich tot de vertrouwelijke woorden

f aan Napoleon is e

rum (22 Nov.) eene plaats boven hen, als ?gouverneur-generaal o

s Gedenksch

e Jonge, 21 Nov. 1813 (Ge

I, inl. 3e

I en CLXXVI; vgl.

anck in Gids

hiervóór, bl. 305), die hem du

ambtenaren klaagden, dat hij altemets in geen drie

n, 120; vgl. Sillem, Valcke

. en Ge

erst Algemeen Secretaris [van het Bestuur], hij werd later [Algemeen

Gedenkschri

. en Ge

Gedenkschri

an ?Staatsraad belast met directie der Staatssecretarie"

90, welke brief, enkel gedateerd ?Dinsdagavond", door den uitge

ierachter den brief van den S. V

bevestigen wat Falck omtrent het karakter van den Kabinetsraad mededeelt; bovendien zijn zij zóó summier dat een ander dan de man die ze schreef er nagenoeg niets aan heeft.-Voorbeeld F

Gedenkschri

. en Ge

Amsterdam werden er v

en Ged.

bovenstaa

het geval.-Over de inst

óór, bl. 1

315; Falck's notulen waren dus

ter van buiten

egen's volgen

dt (Gedenkschr. 133) dat Hogendorp vóór de behandeling in den Raad, ?na een ernstig onderhoud", de belofte had moeten afleggen niet te zullen teg

n adviezen bij deze gelegenheid uitgebracht, uit den Raa

II, 183 (20

hiervóór,

hiervóór,

en Ged.

iek. ?Had dan iemand iets in te brengen, die tot de laatste helft behoorde, zoo was dit verloren voor de eerste helft, die al gestemd had", m. a. w. beraadslaging en stemming waren niet gescheiden. Dit was te bedenkelijker daar de leden zaten en stemden vo

i?n in de Staten-Generaal gev

in zijn ei

en Ged. V

en Ged.

s Gedenksch

I, inl. 3e

Claim Your Bonus at the APP

Open