Over literatuur
e verleden eeuwen te gaan zoeken, of in den vreemde pogen te winnen, wat het vaderland geweigerd heeft. Het volk weet wel wat het zegt, als 't beweert, dat de rijkdom het zich overal b
it weliswaar bij geen enkel ander métier mogelijk zou zijn geweest, maar het verwonderlijke is, dat ge nu, na zoovele eeuwen, bij den een nog altijd iets van de stadsreiniging, bij den ander van het scheelkijken, en bij een derde eene waarlijk de broekspijpen uitloopende hoffelijkheid terug vindt.... Ja, den hemel zij dank: er gaat dan ook niets in 't heelal verloren!-nu, ik herinner mij dan uit zoo'n shilling-shocker, dat Westerlingen een pyramide bezoeken en een van 't gezelschap-het zal wel zoo'n magere, brutale miss zijn geweest-in een onbewaakt oogenblik een verschrompelde lotusbloem uit het borstfiligrain eener vorstelijke mummie trekt. Thuis gekomen krijgt zij den zonderlingen inval eenige druppelen water op de vierduizendjarige bloem te sprenkelen, en, mystisch wonder! waarvan zij-zelf griezelt en huivert, de bloem lééft, straalt op, bloeit op,
ke deugden het gebieden, is dat geoorloofd. Zij geven absolutie voor èlke kromspraak en voor vele onwaarheden-ik herinner mij dus, en ditmaal uit déze incarnatie, een zoogenaamden Polk, die, als hij in Antwerpen te bekend geworden was, ging bedelen in Amsterdam en, als men hem daar weer te goed kende, ging bedelen in Berli
fzichtelijk" wezen zoo diep begrijpt en doorvoelt, dat ge hem kunt naderen met liefde-dan moogt ge denken, dat ge voornaam zijt! Want afkeer en weerzin en leelijk-vinden zijn het deel van de geringen-van-geest en liefdevol-begrijpen en schoon-vinden het deel der voornamen. En zoo ook: als ge telkens nieuwe prikkels noodig hebt, om de
T: NAGEL
t zijn gelaat had die uiterste zachtmoedigheid, die dreigend is, dreigend, omdat zij ontwapent en weerloos maakt, dreigend ook, omdat ge voelt, dat, indien ge langer naar dit gelaat staart, uw zelfbewustzijn, dat onweerhoudbaar aan vergelijkende studie verslaafd is, u leelijke dingen zal toefluisteren over-u-zelf. Het was ongetwijfeld geniaal, dat wil zeggen hoogst-natuurlijk, gezien van de Natuur, dien man een gelaat te geven, dat bijna uitsluitend zijn hoogste zielsessentie uitte, want, hadde zij dit niet gedaan, het werk van haar schepsel zou heer werk bescha
rlijkst denkbare moet hebben toegeschenen-; dáárdoor verhinderd het leven der gezonden mede te leven, deel te hebben in hun hopen en vreezen, hunne vervoeringen en neerslachtigheden, hun uitbundigheid en zelf-inkeer, wendde hij zich tot eene voorbijgegane wereld, die door de zachte fluisterstemmen der boeken tot hem kon spreken in zijner werkkamer omveiliging, gelijk zijn zwakke lichaam die behoefde. Want-en moge dit mijne beweringen ondersteunen:-een vurig sociaal-demokraat als Van Oordt was, kan zeer wel een universeel-aangelegden geest bezitten, waardoor hij zoowel de ekonomische noodzakelijkheid en geestelijke schoonheid der sociaal-demokratie als de schoone noodwendigheid der middeleeuwen doorvoelt, maar zulk een vurig sociaal-demokraat kan onmogelijk een geest bezitten, die hem zich precieuslijk doet afwenden van de rumoerende en zweetende en zwoegende hedendaagsche maatschappij, om in eenzaamheid de fantomen van een begraven verleden te evoqueeren, dat aan sociale rechtvaardigheid niet rijker was. Neen! Ware hem door een zekere bekrompenheid van geest de schoonheid en het beteekenisvolle van het huidige leven gesloten en ondoorvoelbaar gebleven, ik zoude hem geen groot en rijk kunstenaar hebben geacht, maar juist omdat het, mijns inziens, slechts de bijkomstige omstandigheid zijner zwakke lichaamsgesteldheid was, die hem verhinderde dat leven te ondergaan en te herscheppen, dáárom noem ik hem een rijke en groote. Toch-laat ons dezen edelen afgestorvene eeren door op
es van duffe achterkamers, waar tot een burgerlijke versiering de zonnestralen[3] langs
rste genialiteit
ijging, en als hij op sprong staat zich over te geven aan den val der gi
gene dat een effenheid is, lééft als de zee; hoe welven de wijde luchten van den kunstenaarsgeest in een koepelende overheersching daarboven. Welk een dramatisch vermogen, we
mijn raad: hieraan zult gij ook dièr wereld schoonheid, want natuurlijke-echtheid, kennen: Geen wezen, op een aarde levend, bereikt dier grens, allen leven diep in haar atmosfeer besloten, allen zijn zij van haar onscheidbaar, allen één geheel met haar-zóó, in de door een kunstenaarsgeest geschapen wereld, overschrijdt geen der op haar levende wezens haar grens, allen blij
NK: DE VREEMD
o'n savante en kunstige manier, dat, als je gòed proeft, de boeren zoowel als het Mayertje, trots de ingewikkeld desinfecteerende bewerking die zij hebben ondergaan, toch nog, respektievelijk, naar boeren en naar een cocotte smaken![4] Maar ge weet zoo min wellicht wie de Cavarner landlieden als het lustige weeuwtje zijn. Laat mij dus even een en ander ordelijk vertellen. Onder de oppervlakte van dit boek-land laaien twee machtige vuurstroomen-die ik in mijn gewone doen dramatische konflikten zou noemen, maar mijn geest is op het oogenblik zóó in de Italiaansche sfeer gevangen, dat ik van niets anders dan van Etna's en Vesuviussen droom!-Van dit onderaardsche vuur leeft het geheele Schartensche land met al zijn wezens, maar het kent er ook de lava-erupties en aschregens door, die het met een grauwe wade van leed en rampen bedekken. Daar hebben we aan den eenen kant de Muzzo's, waarvan de ouderen verlaten op den vaderlijken grond achterblijven, wijl de jongeren verlokt door het vele geld-verdienen in Amerika, de een na den ander daarheen vertrekken, om nooit weer terug te keeren: het eene konflikt veroorzaakt door vreemden invloed. Daar hebben we aan den anderen kant de invasie der Duitschers in Itali?, die met hun flair voor zaken-doen den landszonen de beste brokken voor den neus wegkapen: het tweede konflikt. Ter eenre zijde dus: het kapitaal, dat het beste bloed uit het land zuigt, ter andere: het kapitaal, dat het gewin uit het land trekt. Een beeld dus van het internationale kapitaal in onbewust bondgenootschap alles dienstbaar makend aan zijn belangen. En dat beeld wordt er des te volkomener door en blijkt zelfs rijk aan een ongezochte symboliek, als we erop letten dat de roomsche priester Jacchini de handlanger en adviseur van het duitsche kapitaal is! Op deze tendenzen der huidige samenleving de hand te hebb
plooien van buis en hemd, waar he
nog geen zes moesten wij Fulmignano verkoopen ...; vijftienduizend lire ... en toch zullen de Duitschers op Fulmi
en kind, dat schreien gaat, hulpeloos-dood staard
verschrikt
aar voordeel in ziet, dan zit 't er ook in, meent Banfi en hij geeft een deel i van het geld om hem te koopen: daardoor zullen de sommen gewonnen worden, om Fulmignano, als de gelegenheid zich aanbiedt, en al wordt het nog zoo duur, te heroveren. Maar eens de herberg gekocht, hoort hij, waarom de koop indertijd is afgesprongen: op den top va
n, die altijd zoodra de stemmen kijvend werden, dubbel zijn hu
tocht van den bli
boompje te staan. Zijn stok stootte tegen het hout, hij tastte met de hand, voelde de dunne ruige twijgen van den nog jongen stam ... er was een bescheiden gezoem van bijtjes boven hem.... Nu zag hij zich plots onder de roze bloesemende twijgen, die overbogen, ver over den weg, en zijn oud en pijnlijk gezicht verklaarde in een zachte opge
o lag,-hij zag dat alles in één teeder gewemel van honderden zacht-roze bloesemboomen, één broos gesprankel van roze, glanzend aan het puur-blauw vuur van het meer, glanzend aan het azuur van den hemel
doorvoeld heeft, dat alle, alle opofferingen te vergeefs gebeurd zijn, dan
jk bleef h
denken gedauwd, en zijn starre afgetobd g
hemer van vrede, waardoor een zacht-goudene mo
ren van ontroering: van scho
e, die weliswaar door het meerendeel harer gevolgen, maar toch vooral door dit, een tot dan nog natuurlijk-levende, landelijke bevolking langzaam corrompeert. In een van haar tallooze minnehandels gebruikt Madame Mayer een jong meisje uit het geslacht der Muzzo's als "postillon d'amour," welk kind op een van die boodschaptochten door den "minnaar" van het Mayertje wordt verleid.... Hoe men dan ook dit boek als een verzameling van losse tooneeltjes en tafereeltjes kan beschouwen is mij een raadsel. Zeer zeker zijn de steunbalken in het bouwsel verborgen-en is dit niet fraai en goed?-maar het dunkt mij wel wat zonderling van een bouwkundige, om, wijl hij de einden niet door de muren ziet steken, te meenen dat die balken er niet zijn!-En nu lezer! "Ben ik uitgegaan om te vloeken en heb ik gezegend"? Neen, neen, ge vergist u, zoo ge dit meent, ik ben geen Bileam, en al berijd ik soms 'n stokpaardje, ik zit nooit op 'n "ezelebeest," zooals Couperus zou zeggen! Ik heb mooi gevonden en ik heb gezegend, ik vind leelijk en ik vloek uit echte en diepe ergernis: Wat dit boek zegt, dat zegt het voortreffelijk-een enkele, in de sfeer van het geheel niet thuis hERUS: ANTI
paart, om u, zijn gast, te gerieven, zoodat ge uw eigen wijs van leven een gelukkige pooze vergeet en, door hem bekoord, geheel onbemerkt de zijne aanvaardt; als ge in een voor u opengaand boek zulk een huis denkt te vinden-en welke gedachte zou, zóó kort na het Dickens-jubileum natuurlijker zijn?-hoe komt ge dan bij het betreden van dit Couperus-huis bedrogen uit! De gastheer ... de gastheer? Nergens te zien! Ge kijkt eens rond, en een onaangenaam gevoel overvalt u: zijt ge op een tentoonstelling tegen smaak-misleiding?.... Er scheen een blokkenvuur in den haard te branden, maar even naderbij getreden, ontdekt ge, dat 't een kwalijk riekende gashaard is met namaakblokken van asbesth. Een oude gloed van gobelins aan de muren, en die, meendet ge, waren toch echt.... Och, och, alle duivels, het is papier van zooveel de rol! Maar gelukkig! daar komen tenminste menschen de kamer binnen. Ah, Lucius, ou? Romein, men ontmoet een van jou slag niet elken dag. Mag ik eens nader kennis maken? Maar pòe! Wat mankeert die vent! Die raaskalt, die speelt 'n bezetene.... Zeg, Jandorie en bij Jupiter, wou je mijn!.... Maar die oom
n vullen. Dat is gewoon bespottelijk, onbegrijpelijk-van-dwaasheid. (Men vergelijke eens deze herhalingen uit nonchalance, met het telkens een zelfde woord herhalen bij Van Oordt, zooals dat wel een enkelen keer in diens Nagelaten Werk voorkomt, om daarmee een zekeren subtielen indruk te wekken!) Zelfs lezen wij ergens, dat iets niet "zoo reuzig immens was" als iets anders!! Ge meent, dat ik het heele zaakje niet zoo zwaar moest opvatten? Inderdaad: de heer Couperus is tusschen twee geeuwen van verveling en onmacht aan het spelletje van belletjes blazen gegaan, weliswaar niet uit 'n Goudsche pijp, zooals kinderen dat doen, doch met een heel kunstig
OVER L
Romance
Romance
Romance
Romance
Billionaires
Romance