Over literatuur
e der geleidelijk voortschrijdende geestelijke ontwikkeling van een geniaal kind-Woutertje-zelf-; in de tweede plaats een schets van: het Hollandsche volksleven
de kluchtige, verachtelijke figuur van den huisdominee, en de heerlijk-gebeelde, kinderlijk-reine persoonlijkheid van pastoor Jansen; "allerhoogste" personages, zooals de groote Napoléon, op wien wij even in den schouwburg een vluchtig kijkje krijgen, de Paltsgravin, prinses Erica, enz.; in de derd
eling van het hooge met het gemeene, één Multatuliaansch-heftig-beukende, maatschappe
t geldt hier niet, je 'n paar geleerde woorden naar 't hoofd te smijten, of je 'n kruieniersachtig suiker-rijst-boonen-indeelingsgewoontetje in te stampen, maar het gaat erom, je de begrippen, de zeer
s Rom
komende omstandigheden; daardoor heel vaak verschijnend als een "overdrijving" van de algemeene werkelijkheid, want die uitzonderingsfi
verstoort hij er in zekeren zin de harmonie van (zeer zeker: om tot een hoogere harmonie te geraken, en: de botsing is een heilzame, maar dat verandert voor 't oogenblik aan 't onaangename van de zaak niets. Multatuli-zelf is hier een uitstekend voorbeeld van) en zóó, en daarom verstoort de afbeelding van een geniaal mensch in een werk als dit-voor driekwart een afbeelding der algemeene werkelijkheid-de harmonie van dat werk. We voelen een onaangenaam aandoende ongelijksoortigheid en zelfs tegenstrijdigheid der deelen. (Multatuli heeft dat, geloof ik, zelf gevoeld, vandaar dat het klaarblijkelijk zijn plan was, zijn Woutertje, langzamerhand, naar den kant der romantische prinses Erica uittedringen. Ik voor mij ben er zeker van, dat, had
de Stoffels en hoe al dat tuig verder heeten mag, vlak onder je neus.... Maar hé, wat is dat? Je wijkt terug ... je denkt, daar zal wel 'n luchtje aan zitten. En je hebt gelijk, je denkt er nog te licht over: er is geen luchtje, er is een stànk aan. Maar, o
- - - - - - - - - - - - - - -
lijk ik trouwens, die toch geen clown, gezwegen dan van een Laps of 'n Pieterse, kan of kon zien, zonder 'n weerzin en 'n schaamte te gevoelen over zulk een vernedering van het mensch-zijn,-dat nu maar aannemend, geef ik u daarvan de volgende verkl
je, in het volgende hoofdstuk zet ik u op
IJN GESCHIEDENIS VA