icon 0
icon TOP UP
rightIcon
icon Reading History
rightIcon
icon Log out
rightIcon
icon Get the APP
rightIcon

Over literatuur

Chapter 3 No.3

Word Count: 4636    |    Released on: 06/12/2017

in der aard-s

e en van jeugd-sch

em K

stzijn onvertroebeld glanst. Daarom was ik dan ook soms geneigd te beweren, dat men eigenlijk weinig van kinderen moet zeggen, daar alles wat men zeggen kan beneden hen blijft, en het een ijdel en ook heiligschennend bedrijf is te spreken van iets, waarover men niet waardig spreken kan. Maar later heb ik bevonden dat deze bewering een dwaasheid is, want, indien we niet meer over het Goddelijke en Kinderlijke mochten spreken, dan ware onze spraak van zijn diepste accenten en schoonste geluiden beroofd en zou onze uitdrukkingsmacht zoo verzwakken en ontaarden, dat zij ten slotte geen enkele gedachte of gevoel waardiglijk meer zou weten te verwoorden. En reeds daarom ware het geen ijdel en heiligschennend bedrijf. Maar dat is het ook niet om een

E: DE KINDEREN V

t er zullen veel vlinders en bloemen komen te leven op zijn land.... Vele der eigenschappen, die zulk een kunstenaar vooral dus bezitten moet, zijn wellicht in dit ééne woord te vatten: bevalligheid. Niet die der saletjonkers en modieuse dames, maar die der natuur: de bevalligheid der schoone verzen, der in de wei dravende jonge paarden, der neigende boomen; de bevalligheid, die alleen uit harmonieuse samenwerking van edele krachten ontstaat. En deze is het wier aanwezigheid ik telkens en telkens weer in het jongste boek van Jeanne Reyneke van Stuwe heb gevoeld. Ge weet het waarschijnlijk al: het zieleleven van kinderen uit den zeer voornamen stand wordt daarin gebeeld. Door een voortreflijken vader en een stiefmoeder, die hen liefheeft, als waren zij haar eigen kinderen, opgevoed; door alles, wat een kinderleven rijk en gelukkig kan maken, omringd, komen er geen uitzonderlijk-hevige gebeurtenissen in hun leven voor, maar de schrijfster heeft met goed gevoel voor compositie, het sterven van een heel jong broertje erin gebracht, waarmede zij, binnen den grens der meest soliede waarschijnlijkheid blijvend, de gelegenheid heeft gekregen, de zieltjes der kinderen in de hoogste gevoelsspanning te laten

aar een spel "eerlijk" de poppen mee te nemen. Zelfs Charles waren vaak, hoewel onder protest, kleine poppetjes in de zakken van zijn jasje gestopt, me

or mij gecursiveerde woorden, een sch

, en kreeg nog rooder wangen, maar nu van ing

met een snellen haat, maar vergat dien weer, omdat Oom, bemerkende dat er niets dan water uit haar flaconnetje kwam, haar "economie" prees, en

en tantes te kunnen zeggen! Daarna Eva's genoegen als ze merkt, dat haar vrijertje Piet Erckelens het woord ook zoo goed weet te gebruiken. Maar dan dit: Charles, die al het heele sterfgeval vergeten is, speelt met zijn vrienden roovertje, zij hebben zich verdekt achter boomen opgesteld, om

et wel gedacht: de jongens speelden nergens. Hij was al in den boomgaard geweest, èn bij de vischp

gelegenheid passende gelaatsuitdrukking te vinden. En ondertusschen loerde Rinaldo Rina

an. En op dat oogenblik sprong, tijgerwoe

el. Roerloos bleef hij op de plek waar hij stond. En het bloed steeg hem heet naar het hoofd va

oleer je

et kinderbal, als haar cavalier vergeet haar ten dans te komen halen, en vooral, o vooral Adèle's extatisch voelen, "dat er op de hééle wereld geen kind, neen, geen enkel kind bestond, zoo gelukkig als zij," en, na den dood van het door haar zoo hevig geliefde broertje, haar weerzin, als ze hoort, dat er een nieuw kindje komt, dat broertjes plaats zal innemen; haar vermeende haat tegen dat nieuwe kindje! Ik zoude ook wel nader mijne meening willen motiveeren, dat de volwassen menschen niet zóó goed als de kinderen zijn gebeeld, dat met name, hun dialoog niet zoo goed geslaagd is, dat zij te veel betoogen en te redevoeringachtig spreken, dat zij ook té zeer als personages van bijzondere gewichtigheid, bijzonder verstand, en bijzonder gevoel zijn voorgesteld. Het is alsof zij, in plaats van door de schrijfster-zelf, door de hen verheerlijkende kinderen zijn gezien. En ofschoon deze omstandigheid de éénheid van het werk wel versterkt, 't is toch niet goed.... De oorzaak wordt ons klaar, indien we er op lette

s het opeens, als brak een glad kristal in scherven, die heftig óp-vlogen, en in glinsterend gruis verstoven. Zonder zich bewust te maken, wàt zij zag, en zonder het in zichzelve detailleerend te beschrijven, stond Adèle, en keek, gevangen in den ban van iets geheimzinnigs, iets ongewoons, dat haar met onweerstaanbare macht hield geboeid. Alles was anders[8] voor haar in deze oogenblikken ...

evende, spartelende massa der over elkaar glippende, kwikzilver-vlugge en flikkerende visschen, waaruit door den Baas, onbeschroomd-tastend, een keus werd gedaan.... En nooit had zij 't nog gezien dat Ruitenburg zoo iets om den adem in te houden vreemds over zic

n even stil, ademlóós-stil maakt van huiverend geluk, om de zijn oogen en gelaat ontstralende glansen.... Deze bladzij, op een oneindig hooger plan dan het overige van dit werk lev

igenlijk zulk een zonderling en zeldzaam wezen, dat het meest wezenlijke en karakteristieke van het kind-zijn tot zijn dood behoudt. Dat meest wezenlijke en karakteristieke is het vaak en grootendeels passief-zijn van het menschelijk bewustzijn en het zeer actief-zijn van het zoogenaamde Onbewuste, dat ik, elders, het Natuurlijk of Goddelijk Bewustzijn heb genoemd. Vandaar het in onze ooge

ren met de "werkelijke" wereld leven, en dat hun lagere persoonlijkheid telkens en telkens weer heftig en hartstochtelijk reageert op de influisteringen en 't voorgetoover van 't "Onbewuste," dat nu eenmaal gewone menschen niets influistert of voortoovert, welke reacties-het zij herhaald-zoo zij zich voltrekken in de samenleving der volwassenen, daar vaak natuurlijk buiten alle redelijke proporties en uiterst zonderling lijken. Men heeft mij onlangs verweten, dat ik meedoe "aan het bijna misdadig werk, den leek te stijven in zijn dwaling, dat koelhoofdigheid, beradenheid en zelfbeheersching "onartistiek" zouden zijn, burgerlijk en nuchter." De schromelijk-onjuiste formuleering der beschuldiging daargelaten, wil ik wèl even zeggen, dat ik mij toen voelde-en dat zal nu ieder begrijpelijk zijn-als die ongelukkige barbier van zekeren Kalief, die dien vorst onder het scheren verteld hebbend, dat een veldslag door de Ottomaansche legers verloren was, onmiddellijk door den Grooten Heer over de kling werd gejaagd. Helaas-ik houd van Turken!-ook het verhaal van dien barbier was geen dwaling, maar de onschuldige verteller had den slag toch niet verloren en ik heb toch niet de groote kuns

LBACH: VOOR

t boek rustiger had kunnen en moeten geschreven zijn, waardoor, naast de vele uitmuntende beeldende zinnen, enkele cliché-achtige en slordig-globale vermeden waren geworden-is en blijft deze arbeid een geslaagd kunstwerk, omdat een uiterst moeilijke taak: het beelden eener zeer zeldzame uitzonderingsfiguur, met behulp van het naturalistische, dramatisch-plastische werk-procédé er uitstekend in is gelukt. Niet genoeg kan ik de doorvoelings- en voorstellingsmacht roemen, waarmede in Ada, als bij stukjes en beetjes, als door een levende moza?ek-van-vele-kleine-handelingen, het bezeten-zijn van den drang tot scheppen wordt gebeeld. Hoe allervoortreffelijkst is, hoe innig heb ik genoten van die, door treffende waarheid prachtige, uitbeelding van den angst eens kunstenaars voor storing op dat begenadigde oogenblik, dat de scheppingsdaad zich zal

N: LEO E

ienste van den schrijver, dat hij dit kunstenaarsschap zoo goed heeft doen uitkomen; dat hij ons Leo's plots-ernstig streven, midden-in zijn chaotisch en dolzinnig leven, naar ernst en toewijding aan zijn kunst laat zien; dat hij deze figuur zekere fijnheden laat doen en uitspreken, die ons onverklaarbaar zouden schijnen in, wij mogen wel zeggen: een dergelijken woesteling, indien die woesteling niet tevens kunstenaar ware. Gerda, een boerenmeid, uit de omgeving van zijn vaders landhuis, kan zijn hooger kunstenaarsleven niet meeleven, maar des te heviger leeft ze zijn lager kunstenaarsleven, het bohémien-zijn, mede. Al in hun jeugd hebben ze wel eens begeerend naar elkander gekeken. Later, na zijn vaders dood, ontmoet hij haar als een dood-gewone demi-mondaine "op de baan," haalt haar uit een bordeel en trouwt haar ten slotte. Men kan zich ongetwijfeld levendig voorstellen, wat voor dol- en abjectheden er dagelijks uit het samenleven dier beide gedeséquilibreerden voortvloeien. De uitbeelding van dit samenleven is uitstekend gelukt en reeds als men daarop let, voelt men een jammerlijke spijt, dat het boek zoo schromelijk is bedorven door des schrijvers malle en jongensachtige van-leer-trekkerijen tegen dit en

s dier noblesse, in het werk van het door hem zich uitende Scheppend Vermogen te zien dringen en dat zoodoende verminken, welk te bejammeren bedrijf dan ook ten slotte op het eind van het werk uitloopt in een soort fotografie-realisme, dat niet schroomt, in eene hen ten slotte weinig flatteerende apotheose sommigen van de mannen-van-'80 ten tooneele te voeren! Ik kan mij niet voorstellen, dat eenig lezer van smaak blijde is, hier gepromoveerd te worden tot den spreekwoordelijken valet, die nu eenmaal gedoemd is groote mannen in kamerjapon te zien....-En, nu ik, vóór te eindigen, nog even dralend en keurend terugzie over dit opstel, dat door bijzondere omstandigheden al te vluchtig moest worden geschreven maar waarin het mij toch tot mijn genoegen was gegeven, niet alleen over de kunstwaarde van drie ernstige werken te spreken, maar ook sommige mijner lezers, naar ik mij vlei, naar aanleiding van die werken te hebben doen doorvoelen, dat het Scheppend Bewus

t, als de lagere persoonlijkheid zich al te roekeloos met de schepping van het Hoogere Bewustzijn moeit, dàt was mij èn

pril

OVER L

Claim Your Bonus at the APP

Open